Nieuws
EU: Nederland moet beter omgaan met veroordeelde landgenoten in buitenland
De Nederlandse overheid schiet tekort in de omgang met Nederlanders die in het buitenland zijn veroordeeld, maar hun straf hier willen uitzitten. Dat stelt de Europese Unie na eigen onderzoek, blijkt uit een evaluatie die de Volkskrant heeft opgevraagd.
Advocaten van in het buitenland veroordeelde Nederlanders lopen al langer te hoop tegen de Nederlandse wet- en regelgeving. Zo betrekken de Nederlandse autoriteiten een veroordeelde niet tijdens de procedure waarin wordt beslist over zijn of haar overbrenging naar Nederland, terwijl andere EU-landen daar speciale hoorzittingen voor hebben geregeld. Deze procedure kan grote gevolgen hebben, omdat daarin onder meer wordt bepaald welke straf iemand in Nederland moet uitzitten.
Anders dan in andere landen beslist in Nederland de minister van Justitie en Veiligheid of iemand hier zijn straf mag uitzitten. Het hof Arnhem-Leeuwarden heeft slechts een adviserende rol, waardoor de procedure in Nederland (kortweg: de WETS) volgens het onderzoek door de Raad van de Europese Unie vooral als ‘administratief’ moet worden beschouwd. De EU vindt dit onwenselijk en wil dat een rechter voortaan bepaalt of een Nederlander zijn buitenlandse straf hier mag uitzitten.
Het evaluatierapport maakt volgens hoogleraar Europees strafrecht Jannemieke Ouwerkerk van de Universiteit Leiden duidelijk dat er van alles schort aan de manier waarop Nederland deze procedure heeft ingekleed. ‘Het kabinet moet hier zeker iets mee’, zegt ze, na lezing van het onderzoek. Het driekoppige onderzoekspanel sprak tijdens bezoeken aan Nederland onder meer met advocaten, rechters en medewerkers van het ministerie van Justitie en Veiligheid.
Zonder bewijs vast
In november bleek uit een reconstructie van deze krant wat er mis kan gaan als een veroordeelde zichzelf niet kan verdedigen tegen beslissingen van hogerhand. Door toedoen van de Nederlandse overheid zat een ondernemer uiteindelijk 2,5 jaar onterecht vast, onder meer doordat hij zonder enig bewijs was aangemerkt als verdachte in een witwasonderzoek. Achter de schermen verzuimden de verantwoordelijke partijen elkaars fouten te corrigeren, de man zelf kreeg geen kans zijn verhaal te doen.
Pas na twee jaar procederen haalde de man zijn gelijk, waarna het gerechtshof in Den Haag in augustus 2022 vernietigend oordeelde over de manier waarop de Nederlandse regering in zijn zaak had gehandeld. De man heeft daarom recht op een schadevergoeding, aldus het hof. ‘Dit soort procedures wordt gevoerd zonder enige betrokkenheid van de personen om wie het gaat, waardoor er soms kapitale fouten worden gemaakt’, zegt zijn advocaat Rachel Imamkhan. Zij noemt het ontbreken van rechtsbescherming in strijd met het Europees recht.
‘Gebrek aan overeenstemming’
De EU concludeert dat in Nederland sprake is van een ‘duidelijk gebrek aan overeenstemming’ met de Europese regels. Ook merken de onderzoekers op dat een ‘groot aantal’ instanties is betrokken bij procedures voor strafoverdracht, waardoor een beslissing lang op zich kan laten wachten. Daarnaast is er het risico dat meerdere Nederlandse rechtbanken de wet op een andere manier zouden kunnen interpreteren en toepassen. Dit lijkt de EU ‘efficiënt noch wenselijk’: nog een reden waarom de Nederlandse regering de wet zou moeten aanpassen.
Het ministerie van Justitie en Veiligheid wil niet inhoudelijk op de evaluatie reageren en zegt te wachten op een volgend, ‘algemeen’ rapport van de EU. ‘Beide rapporten zullen aanleiding zijn om te bekijken of er mogelijke verbeteringen zijn voor de huidig geldende WETS-procedure.’
De overdracht van gevonniste personen uit het buitenland geldt als een van de belangrijkste onderdelen van justitiële samenwerking tussen de EU-landen. Hoogleraar Ouwerkerk vindt het dan ook opvallend dat het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in het EU-rapport erkent dat het geen ‘prejudiciële vragen’ kan stellen aan het Europees Hof van Justitie om te weten of het goed zit met zijn advies aan de minister. ‘Dit gaat om Europees recht, dat zijn afspraken die in Europees verband zijn gemaakt’, zegt Ouwerkerk. ‘Bij twijfel of onduidelijkheid moet je daarover je licht kunnen opsteken bij het Europees Hof van Justitie.’