Estafettezwemsters grijpen in Rio naast medaille
Aan alles komt een einde. En derhalve ook aan de mondiaal toonaangevende rol van het Nederlandse estafettezwemmen. Voor het eerst sinds 2007, het begin van een waarlijk glorieuze periode, bleef de nationale aflossingsploeg op de 4 x 100 meter vrije slag verstoken van eremetaal.
Op de eerste olympische zwemavond in Rio kon het kwartet Steenbergen, Heemskerk, Dekker en Kromowidjojo niet verder komen dan de vierde plaats. Het was de avond dat Australië boven zichzelf uitsteeg en in wereldrecordtijd de gatsometer liet stilstaan (3.30,65). Het winnende team, met de twee zussen Campbell als afmakers, werd gevolgd door de Verenigde Staten en Canada.
Vorig jaar, bij de WK in Kazan, was die plaats van voornaamste achtervolgster nog voor het team van Nederland, waarin Femke Heemskerk toen als slotzwemster in de splittijd van 51,99 seconden grote indruk maakte. Die faam kon ze later in het toernooi toen niet overeind houden, maar de verrichting van haar in de estafette paste naadloos in haar loopbaan die meer collectieve dan individuele pieken heeft gekend.
Einde van een glorieus tijdperk van het Nederlandse vrijeslag zwemmen, de estafette 4x100, dat hebben we hier meegemaakt. Tot nieuwe tijden.
— John Volkers (@johnvolkers) 6 augustus 2016
Tegenvallende tijd
'Als ik iets goed kan, dan is het estafette zwemmen', herhaalde Heemskerk zaterdagmiddag in de catacomben van het olympisch zwembad nog eens. Dat was na een matig gezwommen serie (54,00), die een vingerwijzing in zich hield voor een matig optreden in de finale. Heemskerk, de twijfel kwam met elk woord weer boven, kwam in de eindstrijd tot 53,47, anderhalve seconde boven haar potentieel. Ze voegde voor het eerst in vele jaren niets extra's toe aan de Nederlandse kansen.
Met die tegenvallende tijd was de medaillekans van het viertal wel zo ongeveer naar de bodem gezonken. De 16-jarige Marrit Steenbergen had tegen haar zin moeten starten. Ze vond het eigenlijk een te grote verantwoordelijkheid. In de middag had ze nog staan trillen op het startblok, toen ze als verbindingsdame 53,31 liet afdrukken. Haar 54,29 in de avond had beter moeten zijn, vond ze afloop zelf ook. Er waren toen ook tranen te bespeuren. De ogen waren rood omrand.
Heemskerk kon na Steenbergen geen zaken serieus corrigeren en zakte tussen de 150 en 200 meter bedenkelijk in snelheid. Nederland was wel naar van de vijfde plaats opgeschoven. Daarna kwam routinier Inge Dekker in het water voor wat het gemiddelde van haar kunnen is (53,85). Slotzwemster Ranomi Kromowidjojo kwam als vijfde het water in. Zij zwom Zweden voorbij, lag al snel vierde, maar kon de Canadese Oleksiak, in baan 3 naast haar liggend, niet meer grijpen.
Koddig
Over haar splittijd (met het voordeel van de overname, JV) kon de olympische kampioene op 50 en 100 vrij overigens royaal tevreden zijn. Haar 52,20 kwam in de buurt van de Australische Bronte Campbell (52,15) en de Zweedse Sarah Sjostrom (52,47). Alleen Cate Campbell was sneller: 51,97. Vorig jaar, bij de WK in Kazan, waren die drie vrouwen Kromowidjojo te snel af in de finale over 100 meter individueel. Zij werd toen vierde, de meest ondankbare plaats in een klassement.
De vergelijking van Nederlandse tijden op de 4 x 100 meter estafette deed welhaast koddig aan. In 2012 haalde Nederland olympisch zilver met 3.33,79. In mei in hetzelfde bad van Londen werd Nederland Europees kampioen in 3.33,80. Zaterdag was het team opnieuw met dezelfde fractie langzamer: 3.33,81. Het Nederlands record staat op 3.31,72, uit 2009, toen het kwartet Dekker, Heemskerk, Kromowidjojo en Veldhuis in Rome wereldkampioen werd. Die tijden van dominantie zijn nu voorbij.