Interviewpsycholoog Liesbeth van Vliet
Empathische dokters voeren betere slechtnieuwsgesprekken. ‘Hét moment waarop je als arts het verschil kunt maken’
Ongeneeslijk zieke patiënten die worden behandeld door dokters met inlevingsvermogen voelen zich beter dan die van niet-empathische artsen: minder angstig, minder onzeker en tevredener. Dat concludeert psycholoog Liesbeth van Vliet van de Universiteit Leiden uit haar onderzoek naar communicatie tussen artsen en patiënten met uitgezaaide borstkanker.
Hoe empathischer dokters zijn, hoe meer mensen onthouden van wat ze zeggen. ‘Empathie is de hoeksteen van effectieve communicatie’, stelt Van Vliet. Ze wil weten hoe communicatie patiënten helpt of juist schaadt. Daartoe onderzoekt ze hoe borstkankerpatiënten consulten en slechtnieuwsgesprekken ervaren. Tijdens die laatste gesprekken horen patiënten bijvoorbeeld dat hun uitzaaiingen niet te genezen zijn en dat ze uiteindelijk ten dode zijn opgeschreven. Samen met collega’s publiceerde Van Vliet hierover onlangs een artikel in het tijdschrift Palliative Medicine Reports.
Wat gebeurt er met een patiënt tijdens een slechtnieuwsgesprek?
‘Die schiet in de overlevingsstand. Die denkt alleen maar: ik ga dood. Die hoort wel de diagnose, maar onthoudt vervolgens slechts 40 tot 60 procent van wat er nog meer wordt gezegd.’
Kan de arts daar iets aan doen?
‘Ja. Dit is het moment waarop je als arts het verschil kunt maken. Belangrijk is dat artsen zich gedragen alsof ze alle tijd hebben: ga zitten in plaats van te blijven staan. Veel artsen denken dat zitten te veel tijd kost, maar die gesprekken duren juist geregeld korter, terwijl de patiënt ze als prettiger ervaart.
‘De empathische arts maakt oogcontact: die kijkt niet steeds op dat beeldscherm. Empathie uit je door begrip te tonen voor de emoties van patiënten, en door kleine geruststellende opmerkingen te maken: ‘We gaan goed voor u zorgen.’ Of: ‘U staat er niet alleen voor.’ Het gaat om de verbale en de non-verbale uitstraling.’
Hoe heeft u dit onderzocht?
‘We interviewen artsen en patiënten. Daarnaast maken we opnames van gesprekken tussen artsen en patiënten, waarna we de vrouwen vragenlijsten laten invullen. En wij maken films: daarin spelen acteurs zowel de borstkankerpatiënten als de dokters die de slechtnieuwsgesprekken moeten voeren. Twee groepen proefpersonen kijken naar die films: patiënten en niet-patiënten. Een aantal proefpersonen is verbonden met meetapparatuur die hartslag en huidgeleiding meet. Allen vullen na het kijken vragenlijsten in. De uitslag is eenduidig: inlevende artsen worden als prettiger ervaren.
‘Wij doen dit filmonderzoek niet in een dokterspraktijk: je kunt het ongeneeslijk zieke borstkankerpatiënten niet aandoen dat hun slechtnieuwsgesprekken ten behoeve van het onderzoek afwisselend worden gedaan door een empathische en een niet-empathische arts, waarbij ze volgeplakt zouden worden met plakkertjes om hun hartslag en hun huidgeleiding te meten.’
Welke verschillen meet u wanneer artsen zich empathisch opstellen?
‘Mensen zijn tevredener, minder angstig, minder onzeker. Ze ervaren minder lichamelijke stress: ze transpireren minder. Ze onthouden beter wat er wordt gezegd: wij meten daarin een verbetering van 8 procent.’
Leren artsen die empathische basishouding niet, tijdens hun opleiding?
‘Er is gelukkig steeds meer aandacht voor. Wij zouden graag zien dat ze onze aanbevelingen opvolgen. Daarnaast: maak zo kort mogelijk na dat eerste gesprek een vervolgafspraak. Vraag patiënten dan of ze hebben begrepen en onthouden wat je zei. Vraag ze: wat gaat u nu thuis vertellen?’
Is het erg als artsen hierin niet goed zijn?
‘Veel klachten in de medische zorg gaan juist over de communicatie. Patiënten voelen zich niet gezien, niet serieus genomen. Wij werken ook aan vervolgonderzoek: wat is het effect van slechte communicatie tussen arts en ongeneeslijk zieke borstkankerpatiënt, is die ook echt schadelijk? Dit is extra belangrijk omdat het gaat om de fase die voorafgaat aan het sterven. Het moment waarop communicatie er het meest toe doet.’