Een verfijnd vrouwengezicht, glad als porselein
Je gaat het pas zien als je het doorhebt.* Wieteke van Zeil over opmerkelijke en veelbetekenende bijzaken in de beeldende kunst. Deze week: gesso.
In een van de eerste afleveringen van 'Oog voor Detail' ging het over de krullen van Maria Magdalena. Die vloeiden als een beekje door een landschap. Terwijl het gezicht en de krullen van Maria Magdalena verfijnd geschilderd waren op een glad oppervlak, was haar jurk een waar 'landschap van goud'. In een techniek die gesso duro heet of ook wel pastiglia, had kunstenaar Carlo Crivelli diepte aangebracht, waardoor je echt dacht naar gouden kralen, stralen en bladeren te kijken. Pastiglia, gemaakt van gips en dierenlijm, was ideaal om een illusie van echtheid te geven. Je kon het kneden zoals je wilde, of op het oppervlak spuiten zoals je dat met een slagroomspuit doet. Meestal werd het bedekt met bladgoud, zodat het reliëf je bij elke kleine beweging van licht tegemoet straalt. Zo ook Maria Magdalena's jurk. Toen het bladgoud in de Italiaanse schilderkunst zo'n beetje ophield, in de Renaissance, trok ook de pastiglia zich terug naar de randen: het werd vooral nog gebruikt voor lijsten.
Enter Margaret Macdonald Mackintosh. Ruim vier eeuwen later ligt er weer zo'n verfijnd vrouwengezicht, glad als porselein, verscholen tussen de diepe reliëflijnen in een kunstwerk. Mijn eerste neiging is haar te bevrijden, het fragiele gezicht eruit te willen peuteren. En er zitten dertien van deze gezichten in dit enorme fries. Het is art nouveau, maar dan uit Glasgow, en de nu vrijwel vergeten Margaret heeft er aantoonbaar invloed mee gehad op Weense kunstenaars als Klimt, Moser en Hoffmann na haar deelname aan de 8ste Secession-tentoonstelling in 1900. Anders dan in de Middeleeuwen zien we het nu onbedekt, in de bleekgrijze gipskleur die goed bij het verhaal past.
Ik vind het waanzinnig mooi hoe uit de wimpers van de vrouw draden vloeien die haar, met de draden die haar haren vormen, feitelijk insluiten. Tussen de pastiglia-lijnen plakte Macdonald Mackintosh imitatie-edelstenen van glas en parelmoer, alsof het allemaal kostbare kettingen zijn.
Margaret Macdonald Mackintosh
Fries met scène uit theaterstuk 'De zeven prinsessen'
1902; gesso (gips en lijm), potlood, pigment, imitatie-edelsteen (glas), schelp, parelmoer; 594 x 152 cm
MAK - Österreichisches Museum für Angewandte Kunst, Wenen
www.detailsofart.com
De vrouwen op het fries zijn de zeven prinsessen uit een theaterstuk van de Vlaamse Maurice Maeterlinck. Het is een vrij onleesbaar stuk, vast aangrijpender als je het opgevoerd ziet, over een prins die huiswaarts keert om daar in een catacombe van wit marmer, tussen lavendel en bloemen in porseleinen vazen, op bleek zijden kussens zijn zeven nichtjes te zien slapen. Ze zien er ziek uit, en als hij zijn begeerde (zo ging dat blijkbaar in sprookjes) nicht Ursula nadert, sterft ze. Ursula zien we hier, slapend of stervend, dat mogen we kiezen, want de zussen staan er twee keer bij, voor en na het drama.
Een typisch symbolistisch verhaal over onbenaderbare schoonheid, de vrouw als fragiel wezen dat dichter bij een hogere waarheid en zuiverheid staat, op afstand van de man die alleen door liefde voor haar tot hogere kennis kan komen. De vrouwen zeggen in het hele melancholische toneelstuk niets. En zelfs de kunstenaar had te lijden onder deze modieuze mythevorming. Macdonald Mackintosh, gehuwd met de architect Charles Rennie Mackintosh, werd door een tijdgenoot beschreven als een zonderling die in een wit atelier, 'helemaal mooi gemaakt voor haar door haar man om haar genie tot uiting te laten komen en haar stille kunst de juiste omgeving te geven'.
Het enorme fries komt uit een Weens huis dat in de Eerste Wereldoorlog werd verwoest. Gelukkig werd het ongeschonden teruggevonden in 1990 en gerestaureerd. Het is haar meest ambitieuze werk en laat zien dat ze, stil en zuiver of niet, geen kunstenaar is om te negeren in de geschiedenis.