Een veldrijder die het liefst voortmoddert
Voor de veldrijders is het seizoen al enkele weken aan de gang. Morgen wordt in het Brabantse Sint Michielsgestel de eerste Superprestige-wedstrijd in Nederland gehouden....
GOIRLE Anders dan veel veldrijders heeft Gerben de Knegt geen fanatieke wielerouders. Zijn moeder vindt het allemaal best en zijn vader is meer een hardloper. 'Hij kan nog net een wiel steken, daar houdt het wel mee op.'
Nog in zijn juniorentijd reed De Knegt een veldrit in de buurt van Keulen en daar ging alles fout wat er fout kon gaan. 'Ik reed de bomen uit het bos', herinnert hij zich. Dat van die bomen moet letterlijk worden genomen en is geen Knetemann-achtige wielerterm.
Vader De Knegt had meteen genoeg gezien. Die kondigde aan nooit meer mee te gaan. Dat kon de zoon heel goed begrijpen. Sterker, hijzelf had het ook wel gezien. Mountainbiken trok Gerben de Knegt in die jaren veel meer dan het geploeter op de crossfiets.
Als zeventienjarige werd hij in die sport de nummer twee van het WK en alom kreeg hij te horen dat hij de natuurlijke opvolger van Bart Brentjens was. Maar omdat de grote doorbraak uitbleef werd de crossfiets toch weer te voorschijn gehaald. Met zoveel succes dat zelfs vader De Knegt vaak meegaat naar de wedstrijden.
Niet dat de nationaal kampioen (dat werd hij begin dit jaar in Zeddam) per se de schouderklopjes nodig heeft van de naaste omgeving, beklemtoont hij. 'Als veldrijder ben je heel erg aangewezen op jezelf', vindt de 26-jarige Raborenner. 'Daar is niks op tegen. Topsport bedrijven staat en valt met zelfdiscipline.'
Trainen doet hij vrijwel altijd in zijn eentje. Alleen op de woensdagen wordt er in het Brabantse Alphen, vlakbij zijn woonplaats Goirle, collectief getraind. Dat is ook zo ongeveer de enige specifieke veldrittraining per week.
Vier crosses heeft hij achter de rug in het nog jonge seizoen, zondag wacht de eerste Superprestige-wedstrijd op Nederlandse bodem. Of hij in Sint-Michielsgestel zijn ambitie voor dit seizoen kan waarmaken - het erepodium halen tijdens een Superprestige- of wereldbekerwedstrijd - betwijfelt hij. Verkoudheid speelt hem parten.
Dat is nog maar een licht fysiek ongemak in vergelijking tot het chronische probleem waarmee De Knegt kampt. 'Een verzakking in mijn rug', verduidelijkt hij. 'Het is aangeboren, er valt niks aan te doen.'
'Mountainbiken vind ik een saaie sport. Dat duurt en duurt maar, terwijl de posities vaak al in het begin zijn ingenomen. De rondes duren vaak lang dus het publiek staat maar te wachten..'
Veldritpubliek staat in zekere zin ook maar te wachten: op meer concurrentie. Al jarenlang is de sport op het hoogste niveau een soort regionaal conflict tussen Vlamingen en Noord-Brabanders. De Knegt vindt die typering niet grievend. 'Het is gewoon zo. De Belgen maken de dienst uit.'
In vroeger jaren konden Tsjechen, Zwitsers, Italianen en een enkele Duitser nog wel eens meespelen maar die tijden lijken voorbij. Talent is er wel, maar de parkoersen waarop tegenwoordig wordt gereden is in hun nadeel.'
Het zijn ook de sponsors die liever geen geploeter in de modder hebben, vermoedt De Knegt. 'Die naam op het shirt moet wel goed te zien zijn.'
Zelf houdt hij wel van een wat zompige ondergrond. Er mag wat De Knegt betreft ook veel loopwerk in het parkoers zijn opgenomen. 'Zoals het er bij het NK in Zeddam bij lag is voor mij perfect', kijkt hij terug op de belangrijkste overwinning uit zijn loopbaan.
Zijn lengte - hij is een meter negentig lang - maakt dat De Knegt in het nadeel is op parkoersen waarop wendbaarheid een rol speelt. 'Als er veel haakse bochten in liggen kom ik niet lekker uit de voeten.' De bochtentechniek was toch al een zwak onderdeel. 'Als mountainbiker was ik gewend om in de bochten even de benen stil te houden. Dat moet je bij het veldrijden juist niet doen. Je moet druk houden op het achterwiel.'
Veel tijd verloor De Knegt ook altijd bij het op- en afstappen van de fiets. 'Ik deed altijd maar wat. Je moet je been zo neerzetten dat je meteen kunt doorlopen.'
De aansluiting bij de échte top is nabij, weet De Knegt. 'Maar dit is weel een sport waarbij je mentaal heel sterk moet zijn. Soms voel je dat je een superdag hebt en dan kan één lullig valpartijtje of een lekke band je weer helemaal terugslaan.' Met instemming haalt hij de woorden aan van wegrenner Karsten Kroon toen deze op 14 juli een etappe in de Tour de France won. 'Wielrennen is inderdaad voor negentig procent ellende, pech, tegenslag.'
Wat zou hij klagen, hij heeft van de sport zijn beroep kunnen maken. 'Ik heb de MTS afgemaakt want ik heb altijd een slag om de arm gehouden. Zo makkelijk is het niet om beroepsrenner te worden. En soms denk ik nog steeds: hoe is het mogelijk? Dan rijd ik langs zo'n weiland in Loenhout en dan denk ik: dat is toch he-le-maal niks, zo'n weiland in het lege land? Maar straks staan er ineens tien-, vijftienduizend man in datzelfde weiland en dan heb je vermaak, topsport.'