Interview
‘Een Oekraïner kan over twee dagen beginnen, een asielzoeker over acht weken. Voor wie zal de werkgever kiezen?’
46 procent van de gevluchte Oekraïners in Nederland is inmiddels in loondienst, zo maakte het CBS woensdag bekend. Hoe kan het dat erkende vluchtelingen dan vaak jarenlang in de bijstand zitten? Voormalig Triodos-bankman Raphaël Nouwen zocht het uit. ‘Het is bureaucratische discriminatie.’
Raphaël Nouwen liep rond met een vraag. Op dat moment werkte hij in de zakelijke financiering voor Triodos, de duurzame bank. Vluchtelingen hadden altijd al zijn aandacht. Een paar jaar geleden hadden twee Syrische statushouders met behulp van Triodos het eerste eco-dönerrestaurant van Nederland geopend – ecologische döner inderdaad, zoals de bank het graag ziet.
De vraag die hem bezighield was: hoe kan het toch dat zoveel statushouders, erkende vluchtelingen dus, in de bijstand zitten? Vijf jaar na het verkrijgen van een verblijfsvergunning heeft slechts 42 procent een baan. Waardoor komt dat?
Het populistische antwoord op die vraag kende hij wel: ze willen niet. Maar hij was benieuwd hoe het echt zit. Toen hij zijn baan minder leuk begon te vinden, nam hij een half jaar vrij om het zelf uit te zoeken.
In mei meldde hij zich bij een opvang voor Oekraïense vluchtelingen in Utrecht. Drie keer per week zat hij daar in een kantoortje om de bewoners te helpen met het vinden van werk. ‘Ik merkte meteen dat er een versterkend effect was. Als iemand een baan had gevonden, kwam de rest ook. Al vrij snel waren er tien à twintig mensen aan de slag – zeker niet alleen door mij, ze vonden zelf ook gewoon werk.’
Drie maanden later begon hij ook bij het asielzoekerscentrum in de Utrechtse wijk Oog in Al. Het was zomer, vaak ging hij gewoon op een bankje zitten voor het azc om bewoners aan te spreken. De mensen wilden best, daar niet van. Nouwen voelde dezelfde gretigheid als bij de Oekraïense vluchtelingen. Maar al snel merkte hij dat er voor asielzoekers veel meer bureaucratische hobbels zijn. Het systeem werkt eerder tegen, dan mee.
Een keer per week zit hij net als nu aan een tafeltje bij A Beautiful Mess, een koffietentje naast het azc waar de bewoners stage lopen en buurtbewoners latte macchiato komen drinken. De mensen die het azc in en uit lopen zwaaien geregeld. ‘Een arts uit Syrië’, verduidelijkt Nouwen dan. Of: ‘Die gaat een traineeship doen bij een financiële instelling.’ Inmiddels sprak hij al meer dan 120 mensen om te kijken of er een baan voor hen is. Eind vorig jaar besloot hij er echt zijn werk van te maken. Als zelfstandige zoekt hij nu mensen in opdracht van bedrijven.
Wat was een belangrijk inzicht van die eerste maanden?
‘Een Oekraïense man die geen Engels en geen Nederlands sprak, meldde zich bij me. In onderzoeken naar arbeidsparticipatie van vluchtelingen gaat het altijd over taal als een van de grootste barrières. Maar deze man kan gewoon goed met machines werken. Hij is aan de slag gegaan bij een grote meubelmaker, dat paste ook goed bij zijn werkniveau. Bij hem zag ik dus dat taal helemaal niet zo’n belemmering hoeft te zijn. Sterker, Nederlands leer je het snelst op de werkvloer.
‘We waren een paar weken op zoek naar een baan voor deze man en in die periode zag ik hem afglijden. Hij verloor perspectief, ging ongezonder leven, begon er slechter uit te zien. Vanaf het moment dat hij aan de slag ging als meubelmaker zag ik hem weer stappen maken. Werk is een belangrijk onderdeel van een gelukkig leven.’
Doordat Nouwen zowel in de opvang voor Oekraïners als in reguliere azc’s komt, kan hij de uitgangssituatie van deze twee groepen vergelijken. Oekraïense vluchtelingen mogen vrijwel direct aan de slag en doen dat dan ook in groten getale: 46 procent is inmiddels in loondienst, maakte het CBS woensdag bekend. Uit onderzoek van de Nijmeegse hoogleraar migratierecht Tesseltje de Lange bleek dat in 2019 slechts 2 procent van de bewoners in reguliere azc’s werkte.
Voor hen zijn er dan ook allerlei ge- en verboden. De eerste zes maanden dat ze in Nederland verblijven, mogen ze nog niet werken. Na een half jaar is een baan wel toegestaan, maar met een fikse beperking: van de 52 weken mogen ze er slechts 24 werken. ‘Daardoor zijn ze minder interessant voor werkgevers’, zegt Nouwen. ‘Na 24 weken zijn ze net ingewerkt en onderdeel van het team en dan moeten ze alweer stoppen.’
Nog zo’n beer op de weg: de werkgever die een asielzoeker in dienst wil nemen, moet een tewerkstellingsvergunning aanvragen. Vijf weken duurt het ongeveer voordat die wordt toegekend. Sowieso zijn veel werkgevers onbekend met deze mogelijkheid, merkte Nouwen. ‘Bij een ouderenzorginstelling wisten ze niet dat ze de verpleegkundige die daar net stage had gelopen, konden behouden door de tewerkstellingsvergunning aan te vragen’, zegt hij. ‘Daardoor hadden ze haar aanvankelijk laten gaan.’
Naast een tewerkstellingsvergunning hebben asielzoekers een burgerservicenummer (BSN) nodig. Normaliter krijgen ze die na zes maanden, maar eind november bleek uit berichtgeving van de Volkskrant dat er grote achterstanden zijn bij het uitgeven van deze burgerservicenummers. Tienduizend mensen staan op een wachtlijst, soms al langer dan een jaar. ‘Inmiddels kunnen ze versneld een burgerservicenummer krijgen als een werkgever al een tewerkstellingsvergunning heeft verkregen,’ zegt Nouwen, ‘maar ook daar gaan weer een paar weken overheen. Al met al kun je zeggen dat het ongeveer acht weken duurt voordat een asielzoeker aan de slag kan. Op hoogopgeleide mensen wil een werkgever misschien nog wel twee maanden wachten, maar voor praktisch werk is het lastig zo ver vooruit te kijken.’
Bureaucratische discriminatie, noemt Nouwen het. Volgens de Europese regels zouden asielzoekers toegang tot de arbeidsmarkt moeten hebben, maar hebben ze dat daadwerkelijk, met al deze hobbels? ‘Als ik nu aankom met een Oekraïner die over twee dagen kan beginnen en een asielzoeker die pas over acht weken kan beginnen, weet ik wel voor wie de werkgever kiest.’
Waarom vindt u het zo belangrijk dat deze groep aan het werk gaat?
‘Ik geloof er heilig in dat als je asielzoekers tijdens hun procedure aan een baan helpt, ze ook aan het werk blijven als ze statushouder zijn en beter integreren. Deze mensen zijn nog zo gemotiveerd. Het is niet goed voor ze om zo lang inactief te zijn. Ik sprak deze week nog de ict-servicedeskmedewerker bij een financiële instelling. Die zei: ‘Het is zo’n verademing om buiten het azc te zijn, even weg van altijd dezelfde mensen, weg van hangen in de lounge, weg van wachten op het systeem.’
‘Als mensen eenmaal een verblijfsvergunning hebben, verwachten we dat ze meteen aan het werk gaan. Terwijl dat de slechtst denkbare periode is om een baan te zoeken. Ze moeten dan ook al inburgeren. Het gezin komt naar Nederland. Vaak zijn ze druk met het opknappen van een huis. Daardoor zie je toch dat mensen meteen in de bijstand belanden. En als ze daar eenmaal in zitten, is het lastig ze eruit te krijgen.’
Dat geldt zelfs voor Nederlanders die hier geboren zijn.
‘Daarom begrijp ik rechtse partijen ook niet. Juist van een partij als de VVD verwacht je hier een visie op. We weten dat de meerderheid van de mensen die hier asiel aanvraagt, mag blijven. En weten ook dat we ze op deze manier gewoon voor jaren de bijstand in jagen. Dat is de startplek waartoe we ze veroordelen. De populistische houding is nu: ‘Ze mogen niet werken, ze mogen niet werken – hé, die klootzakken zitten in de bijstand.’
‘Ik vind het niet zo gek dat statushouders gebruikmaken van die mogelijkheid en dat ook legitimeren voor zichzelf. Eigenlijk is het bijzonder dat sommige mensen alsnog weten te slagen in dit systeem, je zou kunnen zeggen dat het bewonderenswaardig is dat die 42 procent na vijf jaar wél aan de slag is.’
U verwijt de politiek een gebrek aan visie.
‘Er is nauwelijks ruimte om het hier gewoon over te hebben. Zodra de woorden arbeid en migratie vallen, schieten politici in een kramp. Alles wordt direct gekoppeld aan de hoge instroom, terwijl dit onderwerp niet gaat over instroom: het gaat om de mensen die er al zijn. Door die kramp zijn we allemaal slechter af: de mensen die vastzitten in het systeem, maar Nederland ook, met knetterhoge kosten aan bijstand en aan mensen die zitten te verpieteren.
‘Er wordt nu vooral gekeken naar de afzonderlijke problemen, niet naar het grotere verhaal. Uit onderzoek blijkt dat als we arbeidsmigratie gestructureerd aanpakken, het aantal asielaanvragen zal dalen. We nemen mensenhandelaren de wind uit de zeilen door een legale weg te bieden. Nog een voordeel: asielzoekers die werken terwijl ze in een azc wonen, betalen een eigen bijdrage. Daarmee dragen ze dus bij aan de kosten van de opvang. Ik denk ook dat mensen die geld hebben verdiend, sneller vertrekken als hun asielaanvraag is afgewezen. Dat zal rechtse partijen aanspreken. Iemand met spaargeld gaat makkelijker terug naar het land van herkomst dan iemand zonder geld.
‘Het hele asielproces is nu ingericht op de vraag: mogen ze blijven? Terwijl de vraag zou moeten zijn: wat doen we met de mensen die hier komen? Want ze komen – dat kun je niet willen, maar ze komen. Een arbeidsgericht proces is zowel voor de maatschappij als het individu het beste.’
Nog één ding wil Nouwen benadrukken. Er zijn al talloze prachtige initiatieven om statushouders aan het werk te krijgen, groot en klein. ‘Alleen worden die pas aangeboden nadat iemand anderhalf tot twee jaar in een azc heeft zitten wegkwijnen. Dat is de essentie: iedereen probeert wat goeds te doen in een systeem dat rot is. We zouden alle energie kunnen gebruiken om mensen aan een baan te helpen, wat door cultuurverschillen soms al lastig genoeg is. In plaats daarvan zijn we nu vooral bezig het systeem te bevechten.’