Een dure droomschool
Een jaar op de International School of Brussels kost tussen de elfduizend en 24 duizend euro, maar dan heb je ook wat....
Daar zitten ze, de 123 leerlingen van The class of 2008, aan weerszijden van het podium in de sporthal van de International School of Brussels (ISB), te wachten op hun diploma. Ze komen uit Duitsland en Japan, uit Italië en Zwitserland, uit Denemarken en Nieuw-Zeeland, uit Kenia en Koeweit. Meestal zit er tussen hun geboorteland en Brussel nog een handvol tussenstops, bepaald door de internationale loopbaan van vader of moeder. Na deze zomer waaieren ze weer over de hele wereld uit.
Neem bijvoorbeeld de 17-jarige Floor Vos. Ze heeft een paspoort uit Nederland en spreekt accentloos haar moerstaal, maar gewoond heeft ze er nooit. Ze werd geboren in Zweden, verhuisde als peuter naar Portugal, kwam vervolgens in Spanje en Italië terecht. De laatste jaren woont ze in België. Dat heb je als je vader manager is bij een internationale hotelketen.
‘Voordat ik naar de universiteit ga, neem ik eerst een gap year. Ik ga vijf maanden in Argentinië rondreizen en in een weeshuis werken. Daarna ga ik studeren in Groningen, Rotterdam of Amsterdam, waarschijnlijk bedrijfskunde. Mijn broer zit nu ook voor het eerst in Nederland en die vind het er superleuk.’
Onder luid gejoel vanuit de zaal en de rijen van haar klasgenoten, heeft Floor vrijdag haar diploma gekregen uit handen van de Britse schooldirecteur Kevin Bartlett. De cijferlijst laat nog op zich wachten, want de examens van de internationale scholen worden centraal afgehandeld in Zwitserland.
‘We hebben 1.450 leerlingen tussen de 2 en 19 jaar uit zeventig landen’, heeft Bartlett eerder uitgelegd op zijn werkkamer, een 19de-eeuws stadskasteel op de campus. ‘Voor 59 procent is Engels niet de eerste taal. Elk jaar verandert 25 tot 30 procent van de leerlingen van woonplaats. Dus elke vier jaar hebben we een vrijwel nieuwe schoolpopulatie.’
Een jaar op de niet gesubsidieerde ISB kost, afhankelijk van het schooljaar en of je nog broers en zussen op de school hebt, tussen de elfduizend en 24 duizend euro; 93 procent van de facturen gaat rechtstreeks naar de multinationals die de ouders hebben uitgezonden.
Maar voor dat geld heb je ook wat: tientallen bussen die iedereen naar school brengen, een campus van zestien hectare in de Brusselse gemeente Watermaal-Bosvoorde, gelegen op een bosrijke heuvel, met velden voor American Football en andere sporten, twee sporthallen, een theater en een kantine met een warme keuken waar menig bedrijfsrestaurant wat van kan leren.
Het nieuwste snufje: de klaslokalen zijn uitgerust met tablet pc’s, kleine laptops waarop je met een speciale pen kunt schrijven. De leerlingen mogen hun opdrachten en proefwerken draadloos doorsturen – met dank aan sponsors als Cisco, Hewlett-Packard en Microsoft, die de school als proeftuin gebruiken. ‘Maar ze mogen zich niet inhoudelijk met de lessen bemoeien’, benadrukt directeur Bartlett. ‘Het mooie is wel dat de school van de toekomst hier al praktijk is geworden.’
Het talent uit iedereen halen, dat ziet de ISB als missie. En dat talent wordt naar Amerikaans voorbeeld gewaardeerd; onder de eindexamenleerlingen zijn een stuk of veertig High School Awards uitgereikt, van The Louis Armstrong Jazz Award tot Impressive Progress in Drama, naast een reeks onderscheidingen – toegekend door de vakdocenten – waaronder de Nederlandse Taal- en Literatuurprijs en Impressive Progress in Dutch, voor anderstaligen die Nederlands leren bij de drie jaar geleden opgerichte Nederlandse tak van de ISB.
Het is onvermijdelijk dat de buitenwereld een school die zó in weelde baadt, als elitair en wereldvreemd beschouwt. Maar Bartlett weerspreekt dat imago. ‘Onze leerlingen wéten dat ze bevoorrecht zijn, maar we staan daar ook bij stil. Zo doen de eindexamenleerlingen verplicht zestig uur vrijwilligerswerk.’ Floor assisteerde voor haar service hours bij naschoolse lessen Nederlands aan jonge kinderen, ze hielp in het Afrikaanse Togo bij de bouw van een school en tijdens een vakantie in Portugal assisteerde ze in de ochtenden op een crèche. ‘Maar ik besef: het is niet normaal dat we zo’n gave school hebben.’
Bartlett merkt dat elke nationaliteit andere eisen en verwachtingen heeft. Japanners willen weten wat voor maaltijden er worden geserveerd en hoe de aansluiting naar de universiteiten is, Amerikanen zijn benieuwd naar het vakkenpakket en het sportaanbod, Nederlanders vragen hoe hun kinderen voeling kunnen houden met hun eigen taal en cultuur.
‘Onderschat niet wat het voor een kind betekent om elke paar jaar te moeten verhuizen. Je bent als ouder altijd bezorgd en je voelt je schuldig. Pas als je bij een verhuizing naar een onbekend land een huis hebt gevonden, als je weet hoe de gezondheidszorg werkt en als je kinderen gelukkig zijn, kun je als expat je werk goed doen.’
Juist daarom telt Brussel, de hoofdstad van de Europese Unie en standplaats van de NAVO, ook nog onder andere een Britse, Franse en Duitse school, plus drie Europese scholen, waar vooral kinderen van de Europese instellingen heen gaan. De ISB heeft vooral leerlingen van ouders die vanwege het bedrijfsleven of de diplomatie in Brussel zijn.
Om het vele verhuizen iets te vergemakkelijken, sluiten de lesmethoden van de internationale scholen op elkaar aan; wie overstapt naar een van de andere zeshonderd aangesloten onderwijsinstellingen wereldwijd, kan daar meteen de draad weer oppakken. Centraal staat de opvang van de nieuwkomers, zowel bij de docenten als de leerlingen.
‘Ik ben zelf ook heel vaak het nieuwe meisje in de klas geweest, dus als er nieuwkomers zijn, vang je ze samen op’, zegt Floor Vos. ‘Al blijft het raar dat er telkens leerlingen komen en gaan. Ik heb heel goede vriendinnen die ik nog geen twee jaar ken. Mar het klopt, de meeste klasgenoten die vertrekken, verlies je helaas toch uit het oog.’
The class of 2008 wil daar nog even niet aan denken. Na de plechtige ceremonie in de sporthal vallen ze elkaar in de armen als vrienden voor het leven.