Een doelloos, juridisch gezelschapsspel
Nederland is blij. Ik lees het in de titel van een NOS-bericht. ‘Nederland blij om Selma Wijnberg te mogen begroeten.’ De NOS heeft nog meer berichten....
Ik vind het mooi. Vooral omdat ik me nu al verheug op al die vrolijke persberichten in het jaar 2075, als ik 112 jaar ben. Dan zal de Nederlandse regering officieel haar excuses aanbieden aan de mensen die ze vandaag de dag minder netjes behandelt. ‘Officieel excuus aan dochter asielzoeker die als kind door de Nederlandse overheid naar niemandsland is verbannen.’ En ook dan natuurlijk: ‘Nederland is blij.’
Nederland is blij. De minister van Volksgezondheid is blij. Blij dat mevrouw Selma Engel-Wijnberg de uitnodiging van de regering heeft aangenomen om vanuit Amerika over te komen naar Nederland en als eregast de herdenkingsbijeenkomst in Westerbork bij te wonen.
65 jaar geleden, in 1945, lukte het mevrouw Wijnberg terug te komen naar haar woonplaats Zwolle, nadat ze het vernietigingskamp Sobibor had overleefd, maar toen was Nederland nog niet zo blij haar te mogen begroeten. Omdat ze inmiddels was getrouwd met een Pool, werd ze door de vreemdelingenpolitie als vreemdeling beschouwd. Ze werden weliswaar niet uitgezet, maar alleen omdat Polen ze niet wilde hebben.
In de berichten lees ik dat het echtpaar Engel-Wijnberg teleurgesteld was ‘in de Nederlandse bureaucratie’ en daarom emigreerde naar oorden waar men welwillender was. De minister van Volksgezondheid zei nu dat hij die verbittering ‘alleszins begrijpelijk’ vond; het Nederlandse gedrag was ‘ongepast’ geweest, en dus waren excuses en een koninklijke onderscheiding op hun plaats. ‘Beter laat dan nooit’, zei de minister. En zo is het: beter laat dan nooit.
Waar was ik gebleven? Een tijdje geleden had ik het over Afghaanse vluchtelingen in Nederland. Om precies te zijn, over een groep Afghanen die in Nederland zijn gestrand. Ze werkten in Afghanistan voor de geheime dienst en worden daarom door Nederland, zonder verder proces, allemaal als oorlogsmisdadiger beschouwd. Op grond van Artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag kan hun daarom een verblijfsvergunning worden geweigerd.
Er zijn oorden, zoals Engeland, waar men welwillender is. Daar wordt rekening gehouden met de chaotische situatie van een oorlog, er wordt gekeken naar de persoonlijke omstandigheden, er worden individuele rechtszaken gevoerd, en uiteindelijk hebben veel van die Afghanen gewoon hun verblijfsvergunning gekregen. Zo niet in Nederland; omdat er over de groep als geheel wordt beslist, kunnen de Afghanen hun onschuld niet afzonderlijk bewijzen.
Wacht even, ik ga hier toch geen perverse vergelijking maken tussen de Tweede Wereldoorlog en de huidige situatie in Nederland? Of tussen slachtoffers uit Sobibor en ambtenaren uit Afghanistan? Nee, dat ga ik niet. Maar ik ga wel een vergelijking maken tussen de bureaucratische nachtmerrie waarin mevrouw Wijnberg terechtkwam en de bureaucratische nachtmerrie waarin de Afghanen zijn beland. We geven als Nederlanders nu weer blijk van dezelfde rigiditeit als toen: het onvermogen om met inlevingsvermogen naar het afzonderlijke geval te kijken.
Sinds ik er eerder over schreef, zijn in de zaak van de Afghanen nieuwe uitspraken gedaan; vooral over de vraag of je de overheidsmedewerkers als groep verantwoordelijk kunt houden voor de misdaden van het regime. De teksten waarin men zich over die vraag buigt, zitten vol met vernuftige dubbele ontkenningen. Je kunt niet bewijzen dat niet
Lees maar wat de Raad van State zegt over het ambtsbericht waarin de groep als geheel schuldig wordt verklaard. ‘In het licht van het vorenstaande kan ten slotte ook in de door de rechtbank in haar oordeel betrokken omstandigheid dat het vanwege de geringe onderzoeksmogelijkheden in Afghanistan vrijwel uitgesloten moet worden geacht dat informatie kan worden verkregen ter weerlegging van het ambtsbericht, geen grond worden gevonden voor het oordeel dat de staatssecretaris zich ter zake van het door hem gevoerde beleid niet op de conclusies in het ambtsbericht heeft mogen baseren.’
De praktische gevolgen van dit doelloze, juridische gezelschapsspel: de kinderen van de vluchtelingen zitten al meer dan tien jaar in asielzoekerscentra opgehokt. Hun ouders kunnen letterlijk ieder moment worden opgepakt en uitgezet; de families verkeren onder constante, ziekmakende, emotionele druk. En al meer dan tien jaar worden ze aan het lijntje gehouden met toezeggingen van oplossingen die nooit komen.
‘Laat mij maar ongewenst zijn’, zei een Afghaan die ik heb opgezocht. ‘Mijn leven is toch al mislukt. Maar mijn kinderen hebben nog een kans iets moois van hun leven te maken. Ik hoop dat ze op tijd uit deze uitzichtloze situatie worden bevrijd.’ Van links tot rechts hebben Nederlandse politici en juristen dan ook aangedrongen op het verlenen van verblijfsvergunningen, maar ook zij hebben geen invloed op de starre Nederlandse overheidsbeslissingen.
Over 65 jaar komt er vast wel weer een minister excuses aanbieden voor dit ongepaste gedrag van Nederland. Met complimenten voor ‘levensmoed’, en met een lintje. Maar na 65 jaar ben je toch echt te laat. ‘Ik had liever gehad dat Nederland mij destijds als Nederlandse overlevende had erkend’, zei mevrouw Wijnberg deze week in Westerbork. ‘Ik hoef al deze attenties niet.’ En zo is het maar net – ook als we nog iets voor de Afghanen willen doen, dan moet het nu!