Duitse postcommunisten zijn wars van oude glorie
Het stadsslot van Potsdam zou in volle glorie herrijzen. Maar de postcommunisten staken daar een stokje voor. Ze waren bang voor een rehabilitatie van Pruisen....
Ooit vormde het voormalig stadsslot van de koningen van Pruisen het natuurlijk middelpunt van Potsdam. Maar de Oost-Duitse partij- en regeringsleider Walter Ulbricht maakte in 1959 een einde aan deze onaanvaardbare toestand: hij liet het (tijdens de oorlog beschadigde) complex opblazen, zoals hij in 1950 had gedaan met het stadsslot in Berlijn en zoals hij in 1968 zou doen met de Potsdamse Garnizoenskerk. Zo hoopte hij de DDR te ontdoen van de restanten van de monarchie.
Sindsdien leidt de Alte Markt, waaraan het stadsslot was gelegen, een kommervol bestaan. De overheidsgebouwen die de zege van het socialisme gestalte moesten geven, wekten bij veel Potsdammers juist een hevig verlangen naar de oude bouwkundige toestand.
Tussen de Nicolaikirche – een schepping van architect Karl Friedrich Schinkel die de socialistische beeldenstorm overleefde – en de rivier de Havel bevinden zich vele strekkende meters asfalt, een paar planologische miskleunen en een pokdalig plein. In DDR-tijden liet de plaatselijke partijleiding zich er toejuichen door arbeiders en pioniertjes. Vorig jaar, tijdens de campagne voor de laatste Bondsdagverkiezingen, sprak Gerhard Schröder er in hemdsmouwen zijn aanhangers toe. Maar daarmee heeft de Alte Markt zijn legitimiteit niet herwonnen.
Al kort na de Duitse hereniging, in 1990, werd het project ‘herbouw stadsslot’ tot prioriteit verheven van Potsdam en de deelstaat Brandenburg (waarvan Potsdam de hoofdstad is). Aanvankelijk gingen de gedachten uit naar een zo getrouw mogelijke reconstructie van het door Georg von Knobelsdorff en Frederik de Grote ontworpen complex. Maar gaandeweg onderging het plan allerlei aanpassingen, tot leedwezen van voormalig burgemeester Matthias Platzeck (thans minister-president van Brandenburg). Er verdwenen her en der ornamenten en bouwkundige buitenissigheden. Om de landdag – het deelstaatparlement – te kunnen huisvesten, zou het nieuwe stadsslot twee verdiepingen meer moeten tellen dan het oude. Het uiteindelijke ontwerp vormde slechts ‘een verwijzing’ naar het stadsslot van weleer.
Tot vorige week gingen alle betrokkenen ervan uit dat de gemeenteraad zich achter dit compromis zou scharen. Te meer omdat de deelstaat Brandenburg, de gebruiker van het nieuwe complex, er honderd miljoen euro voor had uitgetrokken. De resterende twintig miljoen zou door het bedrijfsleven worden gefourneerd. Het stadsslot zou de begroting van Potsdam dus nauwelijks belasten.
Niettemin wees de postcommunistische PDS/Linkspartei – de grootste fractie in de gemeenteraad van Potsdam – vorige week de herbouw van het slot (in welke vorm dan ook) af. Fractieleider Hans-Jürgen Scharfenberg zei dat het megaproject uitstel van dringender beleidsvoornemens tot gevolg zou hebben. Een door werkloosheid en leegloop geplaagde deelstaat zou andere prioriteiten moeten hebben.
Achter dit vertoon van sociale bewogenheid gaat volgens de ‘slotalliantie’ van SPD, CDU en Bürgerbündnis (een lokale partij) echter een onversneden rancune tegenover het herenigde Duitsland schuil.
‘Scharfenberg is de late uitvoerder van Ulbrichts kaalslagpolitiek’, oordeelde Matthias Platzeck. Hij verweet de postcommunisten cynisme en kiezersbedrog omdat zij suggereren dat er nu geld beschikbaar komt voor andere doelen. Dat is, aldus Platzeck, niet het geval: Potsdam kan fluiten naar de honderd miljoen euro die Brandenburg voor het project beschikbaar had gesteld.
De voorstanders van het slot ‘schudden ongelovig het hoofd, begroeven het gezicht in hun handen, of brulden van woede’, schreef de verslaggever van de Berlijnse Tageszeitung daags na de stemming in de gemeenteraad.
Voorbijgangers op de Alte Markt lijken evenmin overtuigd van de goede bedoelingen van de PDS/Linkspartei. ‘Hier staat al bijna vijftig jaar niets meer’, zegt een man die zich de oude toestand ‘vaag’ zegt te herinneren. ‘Denkt u nou echt dat de mensen opeens de koningen van Pruisen terugwillen als er een gebouw staat dat met enige goede wil aan hun vroegere paleis doet denken? Ik kan mij niet voorstellen dat íemand in die onzin gelooft.’
Volgens een bezoekster van een nabijgelegen koffiehuis ‘verkeert de PDS kennelijk nog steeds in de veronderstelling dat zij de geschiedenis kan herschrijven. We hebben nu eenmaal een Pruisisch verleden, zoals we ook een communistisch verleden hebben. Dat kun je vervelend vinden, maar het ís nu eenmaal zo. En zoals de desolate toestand van de Alte Markt laat zien, kun je dat niet straffeloos wegpoetsen.’
Deze opvatting is in Duitsland geen gemeengoed, zegt de historicus Jürgen Luh, die is verbonden aan de Stichting Pruisische Sloten en Tuinen. ‘Duitsers zijn zeer beducht voor een rehabilitatie van Pruisen. Het verdwenen land wordt – ten onrechte – gereduceerd tot voorloper van het Derde Rijk. Zoals Frederik de Grote en Bismarck worden gezien als de wegbereiders van Hitler.’
Hoe diep geworteld deze historische causaliteit is, blijkt bijvoorbeeld ook uit de aarzeling de Potsdamse Garnizoenskerk te herbouwen. Dit ‘hoogtepunt van de Pruisische barok’ was al tweehonderd jaar oud toen Hitler aan de macht kwam. Toch geldt het kerkgebouw als ‘besmet’ sinds het op 21 maart 1933 dienst deed als decor van de ‘Dag van Potsdam’, een ceremonieel eerbetoon van de nazi’s aan Pruisen.
Intussen wordt het politieke leven in Potsdam volkomen beheerst door de slotkwestie. En de rest van Duitsland kijkt belangstellend toe – zoals altijd wanneer het om de ingewikkelde nationale geschiedenis gaat.
Het enige waarover voor- en tegenstanders van het slot het eens zijn, is dat de holle kies aan de Alte Markt ooit moet worden gevuld. Maar dat is wel een heel mager resultaat van zestien jaar strijd.