Duits-Franse motor maakt sputterende geluiden
Heeft de Frans/Duitse vriendschap haar beste tijd gehad? Alleen al het stellen van die vraag is delicaat: de nauwe relatie tussen Bonn en Parijs vormt sinds jaar en dag de hoeksteen van de Europese integratie....
Van onze verslaggeefster
Anet Bleich
BONN/PARIJS
Nuanceverschillen zijn er altijd geweest. Zo voelen de Duitsers over het algemeen meer dan de Fransen voor een federaal of communautair Europa. Maar de verstandhouding tussen De Gaulle en Adenauer, Schmidt en Giscard d' Estaing of Mitterrand en Kohl was door de bank genomen hartelijk, op het idyllische af.
Sinds Jacques Chirac het Elysée bewoont, lopen de contacten minder soepel. Het schokje van de Franse kernproeven, waarover ook Bonn niet stond te juichen, is inmiddels verwerkt. Het besef dat de twee landen in Europa op elkaar zijn aangewezen, leeft onverminderd. Kohl en Chirac persoonlijk hebben een relatie die wordt omschreven als 'ongecompliceerd'.
Maar wie zijn oor in de kanselarijen te luisteren legt, bespeurt vooral in Bonn onzekerheid. Parijs zal toch niet uit zijn op een speciale relatie met Londen, buiten de Duitsers om? Het regent uitspraken die op irritatie duiden. Europa's motor draait, maar heeft te kampen met zandkorrels.
Afgaande op de jongste opiniepeilingen bloeit de vriendschap meer dan ooit tevoren. De Duitse bondsregering heeft in alle vijftien EU-landen laten onderzoeken welk gewicht daar wordt toegekend aan de Duits/Franse samenwerking.
Op voldane toon citeert een woordvoerder van het Bundespresseamt (het Bonner equivalent van de RVD) uit de antwoorden. 'Bij u in Nederland zegt maar liefst 88 procent dat de samenwerking tussen Duitsland en Frankrijk in de toekomst even belangrijk zal blijven of nog belangrijker zal worden. In Duitsland is dat 84 procent en in Engeland 74 procent.' Hij noemt deze uitkomsten uitermate geruststellend. 'Want als in heel Europa grote meerderheden zoveel waarde hechten aan de as Bonn/Parijs, dan hoeven wij ons hier in Duitsland echt geen zorgen te maken over het eventueel weer opdoemen van een as Parijs/Londen.'
Die redenering klinkt plausibel. Waarom zou het Bonn zorgen moeten baren dat de relaties tussen Parijs en Londen (en Parijs en Washington) iets hartelijker zijn geworden dan ze de afgelopen jaren waren? De nervositeit die op dit punt wel degelijk heerst bij politici en hoge ambtenaren, kan niet worden losgezien van de treurige toestand van de Duits/Britse betrekkingen. Die bevinden zich onder het nulpunt, als gevolg van de halsstarrige afwijzing door Londen van alle voorstellen om te komen tot een meer geïntegreerd Europees beleid.
Het onder EU-dak brengen van de kwijnende West-Europese Unie? No. Opgeven van het Britse veto op buitenlands en veiligheidsterrein? Never. Meewerken aan het concept van de 'constructieve onthouding' (wat inhoudt dat EU-landen tegen een bepaalde crisisbeheersingsoperatie kunnen stemmen en ook niet zelf hoeven mee te doen, maar anderen niet mogen tegenhouden)? Forget it.
De Duitse teleurstelling is te begrijpen, maar de hevigheid ervan valt op. De hele Intergouvernementele Conferentie (IGC), zo wordt in Bonn somber voorspeld, zal zich zonder resultaat voortslepen tot na de Britse verkiezingen, uiterlijk volgend voorjaar, en hopelijk is tegen die tijd niet alles kapot gepraat. De Britse Conservatieven willen niets en zijn bovendien anti-Duits. Een werkgroep van de Tories heeft zelfs de euvele moed gehad Thomas Mann aan te halen over het risico van 'een Duits Europa in plaats van een Europees Duitsland'.
Soms wordt er in Bonner regeringsburelen even gedagdroomd. 'Wat zou het mooi zijn als we alleen te maken hadden met de Benelux, Italië, voor mijn part Frankrijk... Maar ja, zo zit de wereld niet in elkaar.'
Ook met de Fransen zit de Bondsrepubliek inzake Europa niet geheel op één lijn. De vurige Franse wens om te komen tot een Mr Europe of Monsieur PESC (de afkorting staat voor politique étrangère et sécurité commune) die als Europa's gezicht naar de buitenwereld zou kunnen fungeren, wordt allerminst gedeeld. 'Dat zou een revolutie in Europa zijn. De Fransen zijn zoals u weet dol op revoluties. Wij bouwen liever voort op gevestigde tradities.' In Parijs circuleert hieromtrent discreet een andere interpretatie. 'De Duitsers willen Monsieur PESC niet, omdat ze bang zijn dat Kinkel dan niet meer over alles zal worden opgebeld.'
Gebeld wordt er naar Duitse smaak nu al bepaald onvoldoende. Minister van Defensie Rühe heeft zijn verontwaardiging laten blijken over het feit dat president Chirac de dienstplicht heeft afgeschaft, zonder dat hij dat tevoren wist. Of liever: hij wist het wel, maar zijn ambtgenoot Millon had hem verzekerd dat er een civiele dienstplicht voor in de plaats zou komen en Chirac heeft dat open gelaten. In Parijs reageert men gelaten en een tikje ironisch op deze verontwaardiging. 'Zo gaat dat nu eenmaal bij ons. De president beslist. Rühe zou moeten weten hoe verrast sommige Franse ministers waren.'
Het gaat in Duitse ogen echter niet alleen om een inbreuk op de etiquette. Ook de afschaffing van de dienstplicht zelf, in combinatie met het Franse voorstel een Europese interventiemacht te vormen, die zonodig zelfstandig in NAVO-verband kan worden ingezet, wordt uiterst koel onthaald. Bonn ziet zo de eigen dienstplicht onder druk komen en krijgt bovendien het gevoel bij de traditionele territoriale verdediging de kastanjes uit het vuur te moeten halen.
Onzin vinden ze dat in Parijs. 'De Duitsers analyseren terecht dat er op afzienbare termijn geen sprake zal zijn van een massale externe bedreiging. Er zijn wel regionale conflicten; ons voorstel is bedoeld voor het beheersen van zulke crises. Dat is in Europa's belang.'
Een enkeling onder de Duitse politici volgt die Franse redenering, maar houdt niettemin bedenkingen. Misschien is het niet slecht als ook Bonn de dienstplicht afschaft, maar hoeveel man zal Duitsland leveren aan een interventiemacht? Op z'n hoogst tienduizend, tegenover 60 duizend Fransen en 40 duizend Britten. Dan blijft Duitsland weer juniorpartner; op den duur wekt dat ressentiment.
Van dat vooruitzicht ligt men in Parijs niet wakker; integendeel, de Duitse terughoudendheid bij het deelnemen aan crisisbeheersingsoperaties oogst er begrip en lof. 'Het getuigt van historisch besef. We zien dit liever dan het omgekeerde. Sommige landen hebben nu eenmaal een verleden. Hun militaire aanwezigheid elders kan de spanning nodeloos vergroten.'
Op één punt, kortom, hebben de Duitse politici zonder meer gelijk: tussen Parijs en Bonn bestaan cultuurverschillen. Desondanks staat in beide hoofdsteden ook die andere conclusie overeind: voor de Duits/Franse voortrekkersrol in Europa bestaat geen alternatief. 'Met Londen hebben we vriendschappelijke betrekkingen', verluidt het aan de Quai d'Orsay. 'De Britse helderheid is soms wel eens verfrissend. We kunnen het over praktisch alles met de Britten eens worden, behalve als het om Europa gaat. Dat blijft voor Frankrijk de essentie. Dus kunnen de Britten voor ons de Duitsers nooit vervangen. Om de simpele reden dat je een deel van de motor nu eenmaal niet inruilt voor een rem.'
In Bonn heerst een al even pragmatische consensus. 'We moeten verder met de Fransen, we zullen daartoe al onze moed bijeenrapen. Het is voor ons ongetwijfeld makkelijker om zaken te doen met Den Haag, maar dat is geen vervanging voor Parijs. We hebben met de Fransen een verstandshuwelijk en dat blijft heus bestaan.'