InterviewHuisartsen over kwetsbare patiënten

Drie huisartsen over hun meest schrijnende casus: ‘De vliegen krioelen in haar blinde oog’

Marnix van der Leest, huisarts in Leusden: ‘Ik word er hoorndol van, vooral omdat het zo schrijnend is je patiënten zo te zien.’ Beeld Marcel van den Bergh
Marnix van der Leest, huisarts in Leusden: ‘Ik word er hoorndol van, vooral omdat het zo schrijnend is je patiënten zo te zien.’Beeld Marcel van den Bergh

Huisartsen slaan alarm. Nooit eerder hadden zij zoveel moeite hun kwetsbare patiënten door te verwijzen naar zorg die zij heel hard nodig hebben. Belangrijkste klacht: juist de mensen die niet in het plaatje passen van de ideale patiënt, vallen tussen wal en schip. Met alle gevolgen van dien. Drie huisartsen vertellen.

Michiel van der Geest

Vast op bed, in de eigen diarree – Marnix van der Leest, huisarts in Leusden

‘Een van mijn patiënten is een 84-jarige vrouw, zo slechtziend dat ze in feite blind is, en met een voorgeschiedenis van psychiatrie. Ze drinkt vrijwel alleen wijn, meer dan een fles per dag, maar blijft tot mijn grote verbazing kraakhelder van geest.

De laatste jaren slijt ze vooral in bed. Daar verzorgt de thuiszorg haar liefdevol. Maar ze heeft last van haar schouder, waardoor het haar niet meer lukt om haar medicijnen in te nemen of de wijnfles te pakken. Bij dat geworstel valt ze steeds vaker uit bed. Ze krijgt last van incontinentie, van diarree. Hoe hard de thuiszorg ook haar best doet, het huis wordt met de dag viezer. Extra thuiszorg is niet mogelijk: eerst heeft ze niet de juiste indicatie, en als ze die wel heeft zijn er geen mensen voor.

Dagelijks belt mevrouw de huisartsenpost, de ambulance staat meerdere keren per week voor haar deur. Uit allerlei hoeken komen de berichten: dit kan thuis niet meer.

Toch wijst het Centrum voor Indicatiestelling in de Zorg in eerste instantie een verzoek tot toestemming voor het verpleeghuis af. Ondanks haar kwetsbaarheid is mevrouw behoorlijk overtuigend, en omdat ze weet dat overmatig alcoholgebruik in een verpleeghuis lastig zal worden, blijft ze liever thuis. Ze vertelt de indicatiemedewerker die langskomt dat ze er afgelopen weekend nog op uit is getrokken. Ik vind het verbijsterend dat dat verhaal – van een blinde vrouw in bed, tussen de wijnflessen – wordt geloofd. Het duurt weken voordat je uitsluitsel krijgt van de indicatie. Deze afwijzing betekent dus opnieuw weken vertraging.

De situatie wordt aldoor nijpender. Het is ondertussen hoog zomer, het is heet, de gordijnen blijven dicht, de vliegen doen zich tegoed aan de broodkruimels en krioelen in haar blinde oog, en zij ligt daar in de diarree. Het is vreselijk, ik krijg er zelf pijn van op de borst.

Dan ga je als huisarts instellingen bellen: het eerste verpleeghuis wil geen alcoholist op de afdeling, het tweede zegt: ‘Blind, dat is gevaarlijk in onze setting’ – maar zij ligt alleen maar op bed, hoe gevaarlijk kan dat zijn? Het derde: psychiatrische klachten? Daar is ons centrum niet op gebouwd. Nummer vier: als zij al door zoveel verpleeghuizen is afgewezen, dan vertrouwen wij het niet.

Uiteindelijk vinden we na weken bellen een verpleeghuis, 100 kilometer verderop, dat het wel wil proberen. Daarvoor heb ik krachtige taal moeten gebruiken. Dat is helemaal niet mijn persoonlijkheid, maar het systeem drijft je richting noodkreten en dreigementen.

Ik word er hoorndol van, vooral omdat het zo schrijnend is je patiënten zo te zien. Ik doe zo goed mogelijk mijn best, maar ik kan de patiënten niet geven wat nodig is. Dit was mijn meest extreme casus, maar het afgelopen jaar heb ik zeker tien patiënten gehad voor wie ik enorm veel moeite heb moeten doen voordat ze op een geschikte plek terechtkonden. Ondertussen draait de rest van de praktijk gewoon door.

Het legt feilloos bloot wat er mis is met het systeem: zorginstellingen zijn – mede door de personeelstekorten – heel kritisch geworden welke patiënten ze aannemen op hun afdelingen. Met een eenvoudige beroerte kun je prima terecht, maar patiënten met een problematisch profiel kunnen ze er niet bij hebben.’

Lenneke Fleerakkers, huisarts in Rijen: ‘Wat vooral irritant is: adviesinstanties wijzen vaak naar elkaar als je ze belt.’ Beeld Marcel van den Bergh
Lenneke Fleerakkers, huisarts in Rijen: ‘Wat vooral irritant is: adviesinstanties wijzen vaak naar elkaar als je ze belt.’Beeld Marcel van den Bergh

Opgesloten in de schuur, door zijn dementerende vrouw – Lenneke Fleerakkers, huisarts in Rijen

‘Ik weet niet of haar jaloezie het gevolg was van een psychiatrische aandoening, van haar dementie of gewoon van haar karakter. Als haar echtgenoot zijn schoondochter helpt met afwassen, zoekt zij daar wat achter. Als hij praat met haar vriendinnen op een verjaardag, wordt ze laaiend. Als ik hem bel, hoor ik haar onmiddellijk schreeuwen: ‘Zet die telefoon op speaker!’.

Een paar jaar geleden alweer heeft zij haar man opgesloten in de schuur, waaruit hij in tranen door zijn zoon is gered. Ik heb dat incident toen met ze besproken – hun zoon had het mij verteld – waarna ze jaren woedend is geweest dat ik erover heb durven beginnen. Al die tijd heb ik ze niet veel gezien, maar nu begrijp ik – opnieuw van de zoon – dat de situatie verder is geëscaleerd. Zij schopt hem, slaat hem, houdt hem hele nachten uit zijn slaap. Hij wordt gek van haar waanideeën.

Ik nodig ze weer uit op mijn spreekuur en ze komen. Maar de vrouw is niet aanspreekbaar op haar gedrag. Hij verdient straf omdat hij vreemdgaat, vindt ze. Ze hebben hulp nodig, is mijn conclusie. Dit is geen veilige situatie.

Ik bel met Veilig Thuis, het meldpunt voor huiselijk geweld. Die vinden de situatie niet ernstig genoeg om meteen in actie te komen, ook al gaat het om een man van ver in de tachtig. Zij kunnen wel onderzoek doen, maar dat duurt maanden, en kan alleen als ik het echtpaar vertel dat ik een melding heb gedaan. Dat wil ik niet, dan zou de vrouw zich alleen maar vervelender gaan gedragen.

Ik bel de crisisdienst van de ggz: niet crisis genoeg, is het oordeel en ze verwijzen me door naar de ouderen-ggz. Die wil de vrouw wel beoordelen, maar alleen als de vrouw meewerkt. Dat gaat niet gebeuren, want met háár is niks mis, vindt ze, haar man gaat immers vreemd.

Ik bel bemoeizorg, die mogen zich zonder toestemming met probleemsituaties bemoeien. Die denken dat het wel een zaakje voor hen is en zullen het bespreken. Klaarblijkelijk zitten die in een overleg met alle andere instanties, want een week later bellen ze terug dat Veilig Thuis eigenlijk vindt dat het toch meer een casus voor hen is. Ze gaan over een paar maanden een risico-inventarisatie doen. Ik geloof dat ik toen ontplofte.

Wat voor een huisarts vooral irritant is: adviesinstanties wijzen vaak naar elkaar als je ze belt. Daar komt bij dat dat gebel mijn werk niet is, ik ben medisch opgeleid. Als ouderen ergens in zorg moeten maar er weinig plek is en ik hun kinderen vertrouw, dan geef ik ze alle nummers die ik heb en zeg: ga maar bellen en zeg dat je mijn assistent bent. In feite zijn ze dat op dat moment ook.

Ik ben nu zestien jaar huisarts. Toen ik begon en iemand in het dorp thuiszorg nodig had, belde ik Ben, de hoofdverpleegkundige bij de enige thuiszorgorganisatie. Die stapte op zijn fiets en regelde de zorg. Als mensen dement werden, belde ik Toos. Die vulde dan de papieren in, en dan was er een plek in het verpleeghuis. Nu is de thuiszorg versnipperd over bureautjes waar ik niemand meer ken en waar nooit ruimte is.

Ik heb vier slimme dochters, maar tegen hen zeg ik: ik zou maar geen dokter worden.

Uiteindelijk hebben we de oude vrouw met een smoes kunnen doorverwijzen naar de geriater, die daaraan wel wilde meewerken. Ze slikt nu medicijnen die haar rustiger maken.’

Ilse Mattheij, huisarts in Heerlen: ‘Juist de mensen die onze zorg het hardst nodig hebben, worden als uitschot behandeld.’ Beeld Marcel van den Bergh
Ilse Mattheij, huisarts in Heerlen: ‘Juist de mensen die onze zorg het hardst nodig hebben, worden als uitschot behandeld.’Beeld Marcel van den Bergh

Geen hulp, geen plek, en dan rest de straat – Ilse Mattheij, huisarts in Heerlen

‘Ik krijg een zwakbegaafde man van middelbare leeftijd met adhd in de praktijk. Ooit is zijn IQ getest op 50. Hij functioneert goed, totdat hij zijn baan verliest en hij gedwongen moet verhuizen. Wat je vaker ziet bij dit soort kwetsbare mensen: hij heeft de veerkracht niet om zijn leven weer op te pakken. Hij wordt somber en onrustiger.

Om deze gevoelens te onderdrukken, snuift hij zijn hele weekvoorraad ritalin er in één keer doorheen, waardoor hij de rest van de week niets meer heeft en naar andere middelen grijpt. Helaas neemt dat de eenzaamheid niet weg. Hij komt met zijn vriendin naar het spreekuur, het gaat zo niet langer. Deze man vraagt om hulp, maar krijgt dat vervolgens nergens omdat ooit dat IQ van 50 is geconstateerd.

De psychiater die hem zijn pillen voorschrijft, vindt het niet zijn probleem dat hij ze opsnuift en wil van begeleiding niets weten. Voor de tweede ggz-instelling moet je een normaal IQ hebben. De derde ggz-instelling helpt alleen mensen met een IQ van boven de 60. Hun goedbedoelde advies: meneer moet maar een nieuwe test doen, wellicht dat hij nu hoger scoort. Maar zo’n test kost honderden euro’s, hoe kan hij dat betalen?

De arts verstandelijk gehandicapten die ik bel voor hulp zegt letterlijk: hij heeft een verslaving en adhd, dat is een ggz-probleem. En de ggz heeft zoveel problemen bij ons gedumpt, deze kieper ik gewoon weer terug.

Wat me enorm frustreert is dat zelfs voor mij als hoogopgeleide arts dit bureaucratisch systeem niet is te doorbreken. Juist de mensen die onze zorg het hardst nodig hebben, worden als uitschot behandeld. Als zorgprofessionals echt zouden willen, kunnen ze deze man gewoon helpen. Maar juist zorgverleners zijn zorgwekkende zorgmijders geworden. Ze vermijden zorg te leveren aan ingewikkelde patiënten.

Als je hartklachten hebt of kanker, ben je een paar weken later een heel goede zorgstraat doorgelopen. Maar voor zwakbegaafden bestaat zo’n straat niet, terwijl het eigenlijk heel simpel is: ze willen gewoon hulp.

Ik heb geen zin meer dit soort patiënten door ingewikkelde systemen te moeten duwen, te moeten vechten voor aandacht. Zij voelen zelf ook heel goed dat ze als uitschot worden behandeld. Ik wil deze patiënten simpel kunnen verwijzen, naar zorgverleners die hen netjes behandelen en hun verantwoordelijkheid nemen.

Thuis ging het niet meer met de man, zijn vriendin heeft hem op straat gezet. Hij heeft een paar dagen bij zijn moeder in het verpleeghuis kunnen logeren, maar nu leeft hij op straat. Alleen bij het Leger des Heils kan echt iedereen altijd terecht. Zij proberen nu een begeleidwonenproject voor hem te vinden. Ik heb hem ingeschreven bij een ggz-instelling en beargumenteerd dat lagere IQ’s moeilijk betrouwbaar te testen zijn, en ze bij hem niet zo streng de afkapwaarde moeten hanteren. Ik hoop dat het lukt en dat hij mag komen als hij boven aan de wachtlijst staat.

Deze man is letterlijk het systeem uitgeschopt. Nu is hij een makkelijke prooi voor criminelen, die altijd wel een eenvoudig te manipuleren loopjongen kunnen gebruiken. Ik krijg er buikpijn van.’

Huisartsen: kwetsbaarste patiënten missen cruciale zorg

Duizenden kwetsbare patiënten, zoals dementerende ouderen, psychiatrische patiënten en jongeren in psychische nood, blijven maandenlang verstoken van noodzakelijke zorg. Huisartsen slagen er niet in om voor deze ingewikkelde patiënten hulp te vinden bij een gespecialiseerde zorginstelling; er is geen plek voor hen.

Hoe de zorg vastloopt

Meneer Mulder wilde alleen maar bij zijn vrouw in het verpleeghuis wonen. Hij eindigde in een ziekenhuisbed waar hij niks te zoeken had. Hoe voor de meest kwetsbare ouderen geen plek is in Nederland. ‘Het systeem is doorgeslagen. Dit is complete idioterie.’

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden