TerugblikEberhard van der Laan
Door tot het bittere einde: Van der Laans laatste maanden
De burgemeester van Amsterdam wilde doorwerken toen hij ongeneeslijk ziek bleek te zijn. Zijn omgeving maakte het hem mogelijk en nam daarmee een risico. Was dat terecht? Een reconstructie van Van der Laans laatste maanden, een jaar na zijn dood.
Geheelonthouder Eric van der Burg heeft zich in zijn leven twee keer bezondigd aan een glaasje champagne, en beide keren is het bij nippen gebleven. De eerste keer is op 9 juni 2010, op de verkiezingsavond van de VVD. Hier lost hij een oude belofte in aan Ivo Opstelten dat ze samen zouden proosten, mocht de VVD de grootste van het land worden.
De tweede keer is juist op een droevig moment. Op vrijdag 22 september 2017 staat hij samen met de andere Amsterdamse wethouders in het privévertrek op de tweede verdieping van de burgemeesterswoning aan het ziekbed van Eberhard van der Laan. Het is duidelijk dat deze niet lang meer heeft.
De twee VVD’ers, twee SP’ers en vier D66’ers omringen het bed vanwaar Van der Laan uitkijkt op de oude beuk in de achtertuin van de ambtswoning. Ze hebben hem zojuist de Gouden Medaille van de stad overhandigd. Na ampel beraad hadden ze besloten deze leus op de penning te laten graveren: ‘Alles voor de stad.’
Eén voor één spreken ze een persoonlijk woordje, waarna Van der Laan kort en kwetsbaar het slot voor zijn rekening neemt. Dan wordt er geproost. ‘Loco’ Van den Burg vindt het ‘geen moment om een cola light te vragen’ en smeert met een enkel slokje champagne zijn droge keel. Het is de laatste keer dat het college van B & W samen is. Er vloeien tranen. In minder dan twee weken is het daarna, op donderdag 5 oktober, gedaan.
Krap acht maanden zit er tussen het moment dat Eberhard van der Laan in een brief aan de stad bekendmaakt dat er bij hem uitgezaaide longkanker is geconstateerd en de dag dat hij zelf beseft dat hij niet langer door kan in het ambt. Hij ondergaat in die periode chemokuren en operaties, krijgt prednison, morfine en andere zware medicijnen. Voor het oog van de natie takelt hij af. Hij zeult een lichaam voort dat met draad en plakband bijeen wordt gehouden en verbijt hevige pijnen. Maar al die tijd blijft de populaire burgemeester volhardend de ambtsketen dragen.
Het zijn acht maanden waarin hij tot ver buiten de stad mensen weet te raken. Door de brieven waarin hij de stad informeert, de toespraak die hij op 4 mei houdt tijdens de Dodenherdenking op de Dam, een uitzending van Zomergasten en de ondersteunende arm van de koning bij een afscheidswandeling in de Jordaan.
Een jaar later dringt de vraag zich op hoe het hem lukte om ‘die rotziekte’ met zijn werk te combineren. Om met zijn eigen woorden te spreken: hoe flikte hij ’m dat? Wat gebeurt er achter de schermen als de eindverantwoordelijke voor openbare orde en veiligheid besluit om in het harnas te sterven? Hoe omring je een man die zienderogen aftakelt maar vasthoudt aan zijn ambt?
Het is dinsdag 3 januari 2017 als auteur Geert Mak zijn vriend Eberhard van der Laan treft op het terrein van crematorium Westerveld te Driehuis. Ze komen samen om afscheid te nemen van Gillis Borrie, vriend uit de rode familie en oud-burgemeester van Eindhoven. Van de toegangspoort naar de aula is een korte wandeling, maar Van der Laan heeft het er zichtbaar moeilijk mee.
‘Ik loop de laatste tijd zo slecht’, klaagt hij. ‘Maar ik kan moeilijk in zo’n golfkarretje komen aanzetten.’ De twee kijken toe hoe het afscheid van Borrie, oud-hoofdbestuurslid van de Orde van Vrijmetselaren, wordt gevierd door mannen in ceremoniële kledij, en met geklop op de kist. ‘Dat zouden wij gereformeerden toch heel anders doen’, mompelt Mak tegen Van der Laan.
Precies drie weken later hebben de twee weer contact. Van der Laan belt Mak terwijl die rondschuimt op het filmfestival Rotterdam. ‘Geert, het is mis. Ik heb uitgezaaide longkanker.’ De troon van Eberhard de workaholic, de smoker, de gulzige, het wandelende cliché van de ongezonde dokterszoon, dondert om.
De woensdag en donderdag na de diagnose meldt de burgemeester zich ziek. Hij trekt zich terug met zijn vrouw Femke, hun drie jonge kinderen en met Sebas en Lotte, de volwassen kinderen uit een eerdere relatie. Hij brengt vrienden en politieke geestverwanten als Job Cohen en Lodewijk Asscher op de hoogte van het nieuws, zodat ze het later niet uit de krant hoeven te vernemen.
En hij overlegt met het ‘kabinet’, de groep van tien directe medewerkers op het stadhuis. Zijn getrouwen onder leiding van chef Karin van der Wansem. Allemaal werken ze al jaren met Van der Laan, allemaal zijn ze gaan houden van de energieke, charismatische maar ook chaotische, ongeduldige en soms chagrijnige baas. De diagnose komt dus ook bij hen hard aan, maar betekent tegelijkertijd: werk aan de winkel. Op de ambtswoning overleggen zij met de burgemeester wat de consequenties van de ziekte zijn voor de organisatie en hoe het slechte nieuws naar buiten gebracht moet worden.
Stilte
Op vrijdag zal de stad worden ingelicht. Eerst roept Van der Laan de wethouders bijeen. ’s Morgens vroeg krijgen ze een bericht van secretaresse Shirley: om half één, vergaderzaal. Eric van der Burg laat alle afspraken voor die middag afzeggen. Bij sommige getrouwen sluimert al langer een ongerust gevoel over Van der Laans gezondheid. Met roken is hij sinds een half jaar gestopt, maar met zijn werkritme, gebrek aan sport en overgewicht pleegt hij nog altijd een aanslag op zijn lichaam. Als er geen camera’s in de buurt zijn, loopt hij sinds enige maanden bovendien met een mitella: een schouderbreuk, overgehouden aan een val uit een boot, weigert te genezen.
Als alle wethouders aanwezig zijn, komt de burgemeester samen met zijn vrouw Femke uit het aanpalende vertrek. ‘Hallo jongens, ik moet jullie iets zeggen…’ Binnen een halve minuut ligt de diagnose op tafel. Van der Burg: ‘Ik herinner me dat ik toen hard ‘kut’ heb geroepen, of ‘shit’.
Er valt een stilte. Waarna iemand de vraag stelt die hij al een paar keer heeft gekregen en nog duizenden keren zal krijgen: moet je niet stoppen en van je gezin genieten nu dat nog kan? Femke is degene die antwoordt: ‘Dat wil ík niet. Ik hoef hem niet de hele dag over de vloer te hebben.’ Iedereen beseft: bij Van der Laan is zijn werk zijn leven. Hij gaat door, misschien wel tot het bittere einde. Dat blijkt ook uit de woorden waarmee hij vertrekt: ‘Tot dinsdag, in college.’
Met Johan Remkes, commissaris van de koning in Noord-Holland, heeft Van der Laan een vergelijkbaar gesprek. ‘Ik heb hem gezegd dat hij door kon gaan zolang als hij zelf dacht dat hij de verantwoordelijkheid kon dragen’, memoreert Remkes. ‘Verder heb ik hem geadviseerd om vooral veel ruimte te besteden aan het thuisfront.’
Nog dezelfde middag verschijnt op de gemeentelijke website een persoonlijke brief ‘aan alle Amsterdammers’. Hij noemt man en paard, ‘uitgezaaide longkanker’ – ‘De diagnose geeft weinig reden tot optimisme’, en besluit met: ‘Ik blijf graag nog een poosje uw burgemeester.’
In een paar dagen tijd staan er honderden reacties onder. Hij bestuurt er nu zeven jaar, zit net in zijn tweede termijn en dat hij populair is onder Amsterdammers is al lang duidelijk. Maar de hoeveelheid brieven die het stadhuis bereikt, is ongekend. Grachtengordeldieren en Ajax-supporters, studenten en marktkooplui, uit alle hoeken van de stad en ver daarbuiten komen de steunbetuigingen binnen. Binnen korte tijd zijn het wel vier verhuisdozen vol. Van der Laan, die onder zijn medewerkers enige naam heeft opgebouwd als het gaat om onrealistische werkinschattingen, wil ze aanvankelijk allemaal een persoonlijk bedankje sturen.
‘Bedankt voor alle magistraal aardige reacties, maar jullie moeten me nu niet als een zieke gaan behandelen.’ Van der Laan zegt het in de weken na het slechte nieuws geregeld tegen medewerkers, wethouders en politici op het stadhuis.
GroenLinks-leider Rutger Groot Wassink krijgt het in de marge van een vergadering nog eens expliciet op het hart gedrukt: ‘Blijf scherp en ontzie mij niet.’ Groot Wassink: ‘Ik heb hem verzekerd dat hij daarop mocht rekenen.’ Ook in de gemeenteraad vragen leden zich af of hij niet beter kan terugtreden om de hem nog gegeven tijd te wijden aan zijn gezin. ‘Maar we begrepen hem eigenlijk ook allemaal, dat doorwerken paste bij Eberhard’, zegt Groot Wassink. ‘Hij was altijd bezeten met de stad bezig.’
De vraag of het wel verantwoord is wat hier gebeurt, verdwijnt snel achter de horizon. Want afgezien van die mitella oogt Van der Laan scherp. Weliswaar moet hij regelmatig naar het ziekenhuis, maar dan wordt hij gewoon vervangen, zoals dat ook gebeurt bij een dienstreis of vakantie.
Zelf wenst hij er nauwelijks woorden aan vuil te maken. Een week nadat de fatale diagnose is gesteld, deelt hij in het college mee dat hij veel representatieve taken, zoals openingen en ontvangsten, zal delegeren. Als het gaat om de openbare orde blijft hij in charge, maar zijn eerste vervanger, wethouder economische zaken Kajsa Ollongren (D66), zal vanaf nu alle meldingen van politie en justitie krijgen zodat ook zij goed op de hoogte is.
Zorgen
In Van der Laans vriendenkring leven wel wat zorgen. De keuze om door te gaan heeft iets heroïsch, maar dan moet hem dat worden gegund door de politiek. Vooral in D66-kringen zou die steun weleens kunnen ontbreken. Met name is men beducht voor de jonge ijzervreter Jan Paternotte, die in de raad geen kans laat liggen om de burgemeester te attaqueren. Kan dat wat minder misschien?
Er wordt contact gezocht met ‘een verstandige D66’er’, Jacob Kohnstamm – Amsterdammer, D66-prominent en oud-staatssecretaris van Binnenlandse Zaken. Die ziet wel risico’s. Kohnstamm, achteraf: ‘Wat gebeurde was afschuwelijk voor Van der Laan en voor de stad. Maar je moet in dit soort omstandigheden realistisch zijn. We leven in een tijd dat terrorisme een reële dreiging vormt. Een zieke burgemeester kan een gevaar zijn voor de stad.’
Van der Laans vrienden beseffen dat Kohnstamm gelijk heeft. In bepaalde situaties moet een burgemeester opeens hyperalert zijn en nachtenlang kunnen doorwerken. Wat gebeurt er als Van der Laan medicatie krijgt toegediend die zijn karakter of beoordelingsvermogen beïnvloedt? Het wordt met Van der Laan besproken. Maar die reageert afwijzend. ‘Dit is allemaal afgedekt, mijn vervangers staan klaar.’
Ook op het provinciehuis in Haarlem checkt Johan Remkes nog even goed of het vangnet rondom de burgemeester geen gaten vertoont. Hij maakt een afspraak met Pieter-Jaap Aalbersberg, de Amsterdamse hoofdcommissaris en met locoburgemeester Ollongren: Als het niet goed loopt, of zij maken zich zorgen over de zieke burgemeester, dan zullen ze het de commissaris laten weten.
Niet lang na de diagnose krijgt Van der Laan een chemokuur in het Antoni van Leeuwenhoekziekenhuis en is hij regelmatig een paar dagen uit de running. Het is moeilijk te voorspellen hoe hij uit het ziekenhuis terugkeert. Soms is hij fit, soms ook gebroken. Dat maakt de situatie onvoorspelbaar.
Praktisch zijn al snel na de diagnose maatregelen getroffen om de burgemeester zo goed mogelijk te ondersteunen. In de ambtswoning worden enkele werkplekken voor ambtenaren ingericht. Er komt een ziekenhuisbed de woning binnen, de dienstauto wordt vervangen door een busje met hoge instap.
Vergaderingen met medewerkers, college en de ‘driehoek’ (burgemeester, korpschef en hoofdofficier van justitie) vinden zoveel mogelijk plaats op de eerste verdieping van de ambtswoning. Hier is een statige 18de-eeuwse vergaderruimte met pal ernaast de ‘damessalon’ waar de burgemeester zich kan terugtrekken voor een-op-eenoverleg. Bij de collegevergaderingen kan hij naar boven, naar zijn privédomein op de derde verdieping. Geregeld daalt hij enkel nog de trap af bij een onderwerp dat hem aangaat. Eenmaal komt de driehoek zelfs bijeen in het ziekenhuis, waar de burgemeester bijkomt van een behandeling.
In de gemeenteraad wordt de agenda voortaan op hem aangepast. Punten die hem aangaan, worden of als eerste of als laatste behandeld, zodat hij niet wordt verplicht almaar aanwezig te zijn. De loco’s Ollongren en Van der Burg richten hun agenda’s zo in dat een van hen altijd beschikbaar is voor de vervanging. Het verplicht hen om zich veel meer dossiers eigen te maken.
Ollongren-Van der Laan
De combinatie Ollongren-Van der Laan is niet zonder spanning. De twee zijn boegbeelden van partijen die in de hoofdstad al jaren flink met elkaar overhoop liggen en als bestuurders elkaars tegenpolen. Van der Laan is emotioneel en impulsief, altijd vol plannen voor de stad. Maar soms ook onredelijk boos tegen ambtenaren, en een slecht planner. Ollongren is een bedachtzaam en goed georganiseerd beleidsmaker, maar veel minder van de grote ideeën. Als emoties bij Van der Laan hoog oplopen, wordt zij juist extra ‘Zweeds’, zeer rustig en gereserveerd.
Hun werkrelatie is professioneel, maar een half jaar voor Van der Laans ziekte heeft de ongedurige burgemeester de economiewethouder in verlegenheid gebracht. In een toespraak heeft hij publiekelijk een aantal ‘suggesties’ gedaan voor maatregelen om de drukte te bestrijden. Hoewel Ollongren voor een deel al met dergelijke maatregelen bezig is, wekt Van der Laan zo de indruk dat ze het probleem niet serieus genoeg neemt en economie belangrijker vindt dan leefbaarheid. Ollongren baalt van het beeld dat daardoor van haar is ontstaan.
Toch moet ze nu dus voor Van der Laan klaarstaan, en dat doet ze. Ze draait werkweken van 80 uur om de beide portefeuilles te kunnen combineren. Bereidt vergaderingen voor, waarvan het onduidelijk is of ze die zal moeten voorzitten, en vliegt voor Koningsdag eerder terug uit Zweden om paraat te staan in het geval er iets ernstigs gebeurt.
In de weken nadat zijn diagnose is gesteld, heeft Van der Laan met zijn ambtelijke staf regelmatig gesprekken over de vraag hoe hij de laatste fase van zijn burgemeesterschap wil invullen. Hij heeft een bucketlist in zijn hoofd met beloften die hij nog wil nakomen, of die topprioriteit blijven zolang hij in functie is.
Op die lijst staat onder meer het netjes afwikkelen van de Joodse erfpachtkwestie. Direct na de oorlog heeft de gemeente Amsterdam naheffingen gestuurd aan kampslachtoffers die in de oorlogsjaren hun erfpacht niet hebben betaald. Na een uitgebreid historisch onderzoek naar die praktijken heeft de gemeente in 2016 onder leiding van Van der Laan besloten om dit beschamende feit recht te zetten door 10,8 miljoen euro uit te keren aan de Joodse gemeenschap. Omdat het onmogelijk is om het geld uit te keren aan individuele erfpachters of hun nakomelingen zoekt de gemeente samen met Joodse organisaties naar de beste manier om het geld terug te geven. De vraag hoe het geld verdeeld moet worden, leidt in de stad tot heftige emoties en Van der Laan wil daarin op zoek naar een vreedzame oplossing.
Ook is er de toezegging aan (de ouders van) de slachtoffertjes van zedendelinquent Robert M. ‘Ik ga nu naast jullie staan en blijf naast jullie staan’, heeft Van der Laan hun in 2010 beloofd. Door de jaren heen heeft de gemeente de getroffen gezinnen geholpen bij praktische zaken als baanverlies of verhuizingen. Van der Laan wil dat deze groep ook na zijn dood op de gemeente kan blijven steunen.
De Johan Cruijff-Arena is ook zo’n erezaak. Op Cruijffs sterfdag, 24 maart 2016, heeft Eric van der Burg (van sport, en net als Van der Laan fanatiek Ajax-supporter) mede namens Van der Laan beloofd dat de Arena de naam van Cruijff zal dragen. Ook Ollongren, die als wethouder deelnemingen formeel verantwoordelijk is voor de aandelen van de stad in de Amsterdam Arena, is betrokken.
De naamsverandering, voorzien voor oktober 2016, blijkt door belangentegenstellingen een taaie kwestie. Begin april vindt op de ambtswoning voor de zoveelste keer overleg plaats. Van der Burg is erbij, maar ook Edwin van der Sar namens Ajax. Als het overleg weer stokt, ontbiedt Van der Laan Leo van Wijk, voorzitter van de raad van commissarissen van Ajax, en Han Zwarts namens De Arena. De drie trekken zich terug in de damessalon. Als ze naar buiten komen blijkt de zaak beklonken: onderhandelaars, mond houden nu, en wegwezen. Op 25 april, de geboortedag van Cruijff, maakt Van der Burg bekend dat er een akkoord ligt.
Bij het nieuws over zijn aanstaande dood komen er ook veel verzoeken van media en organisaties binnen om over zijn leven te praten. De burgemeester heeft moeite met die verzoeken, de gereformeerde angst dat het allemaal als ijdeltuiterij zal worden gezien speelt hem parten.
Onverdraagzaamheid bestrijden
Voor sommige verzoeken, zoals de toespraak tijdens de Dodenherdenking, geldt dat niet. Op 4 mei spreekt hij over het vraagstuk dat hem al lang bezighoudt: hoe onverdraagzaamheid te bestrijden zonder zelf onverdraagzaam te worden? Hij begint en eindigt zijn toespraak met de woorden van verzetsman Henk van Randwijk, die na de oorlog schreef dat we ‘een eeuw kunnen winnen’ als we voortgaan op de weg van vrede. Terwijl Van der Laan met enige ondersteuning van de katheder af loopt klinkt er, zeer ongebruikelijk, een applaus op de Dam.
Op twee andere uitnodigingen gaat Van der Laan pas in na enig aandringen van zijn vrienden en medewerkers: Zomergasten en het gastconservatorschap van het Amsterdam Museum. In zijn kabinet drukt zijn staf de burgemeester op het hart om ook tijd te maken voor die ‘leuke dingen’, ook dat is betekenisvol voor de stad, houden ze hem voor.
Het kost Van der Laan, die vooral gewend is om zich vast te bijten in de concrete acties die de stad in zijn ogen van hem verlangt, moeite om even pas op de plaats te maken en terug te kijken. Maar in de gesprekken met de redactie van Zomergasten doet hij het wel. Dat hij feitelijk werkt aan zijn intellectuele testament, wordt niet benoemd. Maar iedereen in zijn staf is er intussen zeer van doordrongen.
Met Geert Mak spreekt hij over de tentoonstelling in het Amsterdam Museum. Die zal gaan over eerdere groeistuipen van de stad, en hoe het Amsterdam lukte om toch de open en internationale stad te blijven die het is. Ook hebben ze het over de vraag wat Mak zal zeggen tijdens de uitvaartplechtigheid in het Concertgebouw. Mak: ‘Ik vond die gesprekken over zijn nalatenschap bijzonder. Het ging over de inhoud en tegelijk voelde je dat hij diep van binnen heel verdrietig was dat hij zo vroeg zou sterven en zijn kinderen en vrouw zo moest achterlaten.’
De uitzending van Zomergasten op 30 juli leidt in Amsterdam tot een hype. In de stad staan grote beeldschermen opgesteld, in cafés verzamelt publiek zich om gezamenlijk te kijken. Het programma is eerder opgenomen. Want, zegt hij in de uitzending, zo heeft hij ‘een vangnet’ om er even tussenuit te gaan om te rusten. ‘Dat is een heel fijn idee.’ Uiteindelijk wordt er slechts kort geschorst. Zodat presentator Janine Abbring even naar de wc kan.
Ook hier is zijn aanblijven onderwerp van gesprek. Hij zegt: ‘Verantwoordelijkheid is mijn bijnaam. Daar kan ik niks aan doen. (...) Sinds mijn diagnose doe ik veel minder dan ik deed. Er wordt veel werk overgenomen, ambtenaren rennen nog harder. Ik voel me super gesteund.’
Aan het einde van de uitzending vloeien tranen. Hij praat over het noodlot dat Ajax-speler Abdelhak Nouri heeft getroffen en spreekt over zijn eigen naderende dood. Als Janine Abbring hem vraagt wat zijn erfenis is voor de stad, antwoordt hij met gebroken stem: ‘Ik hoop dat Amsterdam de lieve stad blijft die het is.’ Hij schiet vol. ‘Je mag ook trots zijn’, zegt zij. ‘Dat is moeilijk’, snikt hij.
Na afloop baalt Van der Laan aanvankelijk dat hij zijn tranen heeft getoond. Maar als hij de reacties ziet, heeft hij er al snel vrede mee.
In de zomer is er meer tijd voor het gezin: het is reces, tenslotte. Maar zijn krachten nemen snel af. Dat wordt voor het grote publiek pijnlijk duidelijk als hij na de vakantie voor het oog van de camera samen met koning Willem-Alexander op 8 september een laatste bezoek brengt aan de Jordaan. Het afscheid van de koning, met wie hij zowel persoonlijk als professioneel in de voorgaande jaren een goede band heeft opgebouwd, is vooraf zorgvuldig door de Rijksvoorlichtingsdienst gepland.
Blijken van empathie
Na bezoeken aan enkele ondernemers en oudere bewoners van de voormalige volkswijk, strijken het staatshoofd en de burgemeester neer in bruin café De Eland. Aan een rond, rood tafeltje met een kaars en leverworst erop, drinken ze na afloop samen nog een glas rosé. Als Van der Laan richting het dienstbusje schuifelt, ondersteund door de koning, wordt hij gade geslagen door het volk van Amsterdam. In een pak dat veel te ruim zit, met diepe, vermoeide ogen. De foto van de twee wordt die dag duizenden keren gedeeld op internet. En weer regent het blijken van empathie.
Op het stadhuis is dat niet anders. Maar de beelden voeden tegelijkertijd ook een ander gevoel: dat van een knagend onbehagen over het feit dat deze doodzieke man nog in functie is. De gemeenteraad heeft de burgemeester tot dan toe niet gespaard. Op 11 juli nog heeft hij een stevig debat gevoerd over het afgelasten van het erfpachtreferendum. Dat was toegezegd, maar de gemeente wenst er, tot woede van veel Amsterdammers, van af te zien. Van der Laan is het met de erfpachters eens, maar in het college staat hij alleen. Zodoende moet hij, nota bene op zijn laatste verjaardag, tot laat in de raad een standpunt verdedigen dat niet het zijne is.
Na het zien van de beelden met Willem-Alexander in de Jordaan vindt GroenLinksleider Rutger Groot Wassink dat de olifant in de kamer niet langer onbenoemd kan blijven. Hij belt met enkele andere fractievoorzitters. Aangezien de raad formeel de baas is van de burgemeester, moeten we dit nu met hem bespreken, zegt hij. ‘Iedereen die ik erover sprak vond dat eng, want we voelden dat hij het heel erg zou vinden. Niemand wilde de boodschapper zijn.’ Toch besluiten ze dat het onderwerp bij het eerstvolgende fractievoorzittersoverleg met de burgemeester aan de orde moet komen.
Zover komt het niet. Want al voor het fractievoorzittersoverleg moet Van der Laan zich in de raad verantwoorden over een heel andere kwestie.
Op donderdag 14 september betreedt hij aan de arm van zijn woordvoerder de raadszaal. De publieke tribune is afgeladen, er staan drie camera’s op hem gericht. Als hij zit, zijn leeslamp is geïnstalleerd en zijn glas tomatensap is ingeschonken, kijkt hij de zaal in. ‘Als je ziet hoe de landelijke pers uitrukt om het ons moeilijk te maken…’, fluistert hij naar de voorzitter.
Tijdens het reces is het ‘strafontslag’ van radicaliseringsambtenaar Saadia ait-Taleb uitgegroeid tot een flinke affaire. In juli heeft hij de raad bericht dat hij een ambtenaar op non-actief heeft gezet wegens vermoedelijke integriteitsschendingen. Hoewel de gemeente in een persbericht sprak over ‘een ambtenaar’ weet De Telegraaf al vrij snel dat het gaat om Ait-Taleb, een van de belangrijkste adviseurs van de burgemeester over radicalisering van moslimjongeren.
In het raadsdebat vraagt de voorzitter om de vergadertijd tot één uur te beperken, omdat de burgemeester niet meer energie heeft. Een van zijn opponenten in het debat is Theo Hiddema, die zich namens Forum voor Democratie als inspreker heeft gemeld. Hij vindt het maar ‘linke soep dat de gemeente in zee is gegaan met types van twijfelachtig allooi’ die weten ‘waar subsidies zijn te halen’.
Van der Laan vertrekt geen spier. Als hij het woord krijgt, klinkt zijn stem zacht, maar de antwoorden zijn nog scherp. Hij verwijt zichzelf dat hij niet eerder signalen heeft opgepikt, dat deze afdeling waar hij zo dicht op zat te veel naar binnen was gekeerd. Pas eind 2016, kort voordat zijn ziekte aan het licht kwam, heeft hij aangestuurd op veranderingen.
Maar terwijl de burgemeester met de inhoud bezig is, is de zaal vooral onder de indruk van het beeld. Eric van der Burg krijgt via WhatsApp berichtjes binnen. ‘Dit kan toch eigenlijk niet meer.’
De voorzitter kapt het debat af, ze wil de burgemeester niet helemaal opbranden. De vragen die de raad nog heeft, zullen via een zogenoemde ‘veegbrief’ schriftelijk worden afgedaan, zegt ze. En een voor de hand liggende vraag durft niemand te stellen: heeft zijn ziekte verhinderd dat hij boven op de afdeling antiradicalisering heeft gezeten? ‘Dat is te gevoelig’, zegt een raadslid ‘strikt off the record’ na afloop tegen de Volkskrant. ‘We hebben hem allemaal zo hoog zitten. Het voelt ongepast om die vraag te stellen.’ Het moment dat Van der Laan zo graag wilde voorkomen, is toch aangebroken: de raad ziet hem als een zieke.
Verantwoording:
Voor dit artikel sprak de Volkskrant naast de geciteerde personen met vijf personen uit de directe omgeving van de burgemeester. Ook putten we uit het boek Van der Laan – Biografie van een burgemeester van Kemal Rijken.
De volgende dag besluit Kajsa Ollongren dat ze het moet gaan zeggen. Meld je ziek, dit gaat zo niet langer. Ook zijn staf is geschrokken van het debat, en vraagt hem expliciet of het wel slim is om nog door te gaan. Van der Laan gaat niet voetstoots akkoord. Oké, er mogen nog meer afspraken uit zijn agenda voor volgende week worden geschrapt. Maar capituleren is er nog niet bij.
Dat verandert als hij ’s avonds met spoed met ademhalingsproblemen naar het ziekenhuis moet. Van zijn artsen krijgt hij te horen dat hij is uitbehandeld. In het weekeinde ziet ook hij in dat stoppen de enige optie is. Zaterdag belt hij met ‘CdK’ Johan Remkes, die door het raadsdebat ook met de nodige bezorgdheid heeft gezien hoe breekbaar de burgemeester is.
Van der Laan ziet dat het onvermijdelijk is: hij meldt zich ziek. Ollongren neemt zijn taken per direct waar. Een dag later worden ook de andere wethouders geïnformeerd. En maandagmiddag gaat zijn afscheidsbrief aan alle ‘lieve Amsterdammers’ de wereld in. Aan het ‘poosje’ dat hij nog hun burgemeester mocht zijn, is een einde gekomen, schrijft hij. Van der Laan sluit af met: ‘Zorg goed voor onze stad en voor elkaar. Vaarwel.’
De champagne die hij zijn wethouders een week later op zijn sterfbed serveert, is het laatste contact met hen. Ook Johan Remkes komt nog langs. De twee mannen hebben door de jaren heen als rokende bestuurders onder elkaar een goede persoonlijke band opgebouwd. Maar ‘uit piëteit’ heeft Remkes tijdens de ziekte geen zware persoonlijke gesprekken met Van der Laan gevoerd. ‘Toen, tijdens onze laatste ontmoeting, hadden we het wel over het naderende einde, en hoe het verder zou gaan. Eberhard had een geprangd gemoed, hij wilde zich niet neerleggen bij zijn lot.’
Bloemenzee
Op 5 oktober, op 62-jarige leeftijd, komt dat moment er toch. De stad is in rouw, voor de ambtswoning ontstaat een bloemenzee. In het hele land gaan op overheidsgebouwen de vlaggen halfstok. Op radio en tv en in de kranten wordt hij postuum geëerd. De dagen voor zijn uitvaart maken duizenden van de mogelijkheid gebruik om in het Concertgebouw afscheid te nemen. De rij is een paar honderd meter lang, en bijna iedereen staat daar met een persoonlijke herinnering.
Tijdens de officiële uitvaart doet Geert Mak zijn best om de volksverering enigszins te relativeren. Hij spreekt de genodigden toe: pas op voor mythevorming. ‘Onze vriend is hard op weg naar een heiligverklaring. Hij vond het allemaal, geloof ik, best mooi. Maar het was natuurlijk onzin. Eberhard was allesbehalve een heilige. Hij kon hard en vlijmscherp zijn, hij kon mensen huilend de kamer uit branden, zo aardig was hij niet altijd. Niets menselijks was hem vreemd.’
Nu, een jaar later, als hij terugkijkt, zegt Mak: ‘Ja, het had iets riskants, maar dat is het waard geweest. Want het heeft de stad ook goed gedaan. Er ontstond die collectieve ervaring dat wij als Amsterdammers uiteindelijk toch een eenheid vormen. Dat heeft hij de stad cadeau gegeven.’
Bestuurder Eric van der Burg spreekt van een unieke ervaring. Het typeert Van der Laan dat hij in het harnas wenste te sterven. ‘Voor hem als burgemeester was het beter geweest als hij eerder was gestopt, dan had hij dat laatste raadsdebat niet meer hoeven doen. Maar voor de mens Van der Laan was het logisch dat hij tot het einde doorging. Het paste zo bij deze man. Het antwoord op de vraag of we het achteraf gezien weer zo zouden moeten doen, luidt volmondig ja.’