Doodstraf Saddam in hoger beroep

Het hof wees een beroep van de advocaten van Saddam af en bekrachtigde het eerdere doodsvonnis. De Iraakse wet voorziet niet in meer beroepsmogelijkheden voor de gewezen president. De Iraakse president, de Koerd Jalal Talabani, moet nu bepalen wanneer het vonnis wordt voltrokken.

Talabani geldt als een tegenstander van de doodstraf. Hij heeft echter gezegd zich aan de wet te zullen houden. Maar veel Koerden willen dat Saddam ook terechtstaat voor de Anfal-campagne, een militaire actie in 1987 en 1988 waarbij naar schatting 180 duizend Koerden zijn gedood.

Scott Stanzel, woordvoerder van het Witte Huis, sprak van ‘een belangrijke mijlpaal voor het Iraakse volk in zijn pogingen de heerschappij van een dictator te vervangen door die van de wet’.

Het Hoge Iraakse Tribunaal legde Saddam Hussein 5 november de doodstraf op voor zijn rol bij een bloedbad in 1982 in het dorp Dujail. De toenmalige president, een soennitische moslim, liet daar 148 sjiitische moslims vermoorden na een mislukte aanslag op zijn leven.

De mensenrechtengroepering Human Rights Watch (HRW) heeft gisteren net als in november felle kritiek geuit op de doodstraf voor de voormalige Iraakse dictator. Zo meent HRW dat het niet gelukt is tijdens het proces de feiten op een rij te krijgen.

Amnesty International sprak destijds over ‘politieke bemoeienis’ die de onpartijdigheid en onafhankelijkheid zou hebben aangetast. Het tribunaal faalde regelmatig in het op tijd verschaffen van belangrijk bewijs aan de advocaten van Saddam. Er lopen nog elf aanklachten.

In de Dujail-zaak werden begin vorige maand ook Saddams halfbroer Barzan Ibrahim al Tikriti en de hoogste rechter onder Saddam, Awad Hamed al Bander, ter dood veroordeeld. Ook hun vonnissen zijn bekrachtigd. Ex-vice-president Taha Ramadan kreeg eerder levenslang. Het hof van beroep vindt dat ook Ramadan de doodstraf verdient. Zijn zaak is terugverwezen.