Domweg gelukkig met ma-di-do
De parttime werkende vrouw is een verwend prinsesje, stelt journalist Elma Drayer in een deze week verschenen boek. Ze malen niet om carrière en hechten niet aan hun economische zelfstandigheid. En de ma-di-do-vrouw zelf? Die is gelukkig in deeltijd: 'Ik ben nu ook een soort manager. Maar dan van het gezin.'
'Ik had een mooie baan als communicatiemanager bij een automatiseringsbedrijf', zegt Corine Willemsens (45, getrouwd, drie zonen van 14, 12 en 10 jaar) uit Utrecht. 'Ik reisde veel, heb tien jaar lang keihard fulltime gewerkt. Maar na de geboorte van mijn eerste kind ben ik meteen drie dagen gaan werken. Daardoor werd mijn baan er niet leuker op; vanaf dat moment is mijn functie uitgekleed. Ik heb in die tijd nog wel eens gesolliciteerd naar een andere functie, maar de echt leuke banen in het bedrijfsleven beslaan toch al gauw vier dagen. Ik kreeg het er benauwd van. Dacht: help, hoe ga ik dit organiseren?
'Toen de derde er eenmaal was, ben ik een paar jaar gestopt met werken. Ik heb in die tijd de pabo gedaan, en nu sta ik drie dagen per week voor groep zes. Dit vak past bij me, ik wilde iets doen wat ertoe doet. Het geeft meer voldoening om kinderen te helpen spellen en rekenen, en ze te leren hoe ze met elkaar moeten omgaan, dan om de zoveelste reclamecampagne aan te sturen. Dat je in het onderwijs goed in deeltijd kunt werken, heeft ook een rol gespeeld.'
Bij Marion Saschowa (41, samenwonend, twee kinderen van 5 en 3) ging het ook ongeveer zo. Na de kunstacademie rolde ze in een baan bij een wervings- en selectiebureau, waar ze een paar jaar fulltime werkte. Maar toen ze er, door de werkdruk en de overuren, niet langer gelukkig was, stopte ze ermee. Nu werkt ze drie dagen in een modewinkel, waar ze naast de verkoop ook een deel van de inkoop doet. 'Het is niet zo'n carrière als voorheen en het was een behoorlijke teruggang in salaris. Maar het is een bewuste keus voor meer plezier en minder stress. Ik zou niet anders willen dan dat het zwaartepunt hier thuis ligt, bij de kinderen. Mijn zoontje Noa is als baby heel onrustig geweest. Dat was al pittig genoeg.'
'Ma-di-do-vrouwen' noemt journalist Elma Drayer ze in haar zojuist verschenen boek Verwende prinsesjes - portret van de Nederlandse vrouw. Vrouwen die een kleine deeltijdbaan verkiezen boven een glansrijke carrière, die nauwelijks hechten aan hun financiële onafhankelijkheid, die 'een rustig bestaan willen, zonder al te zware verantwoordelijkheden, ver weg van die enge grotemensenwereld'. Het wemelt ervan in Nederland, schrijft ze. 'Onder aan hun e-mailtjes laten ze weten uitsluitend bereikbaar te zijn op maandag, dinsdag en donderdag. De rest van de week hebben ze wel wat beters te doen.'
De cijfers somt Drayer op in haar boek: 70 procent van de werkende vrouwen heeft een deeltijdbaan, nog niet de helft van alle vrouwen is economisch zelfstandig. De streefcijfers van de overheid - 60 procent economisch zelfstandige vrouwen in 2010 - worden niet gehaald.
Tegelijkertijd spreken onderzoekers als Jan Latten van het Centraal Bureau voor de Statistiek en Saskia Keuzenkamp van het Sociaal Cultureel Planbureau van een 'behoorlijk revolutionaire' cultuurverandering op de arbeidsmarkt, een 'inhaalrace' door vrouwen. Volgens de laatste cijfers is 46 procent van de vrouwen economisch zelfstandig, tegenover 69 procent van de mannen. En van de vrouwen tussen de 30 en 55 jaar is dat 56 procent; daarmee zitten ze de mannen op de hielen. Gemiddeld werken vrouwen met een baan 25 uur, en juist door het populaire deeltijdwerken heeft Nederland een voorsprong op andere landen. In een land als Italië bijvoorbeeld, werkt 46 procent van de vrouwen; hier is dat 71 procent. Daarmee is de arbeidsparticipatie van vrouwen in Nederland, op die van Zwitserland en de Scandinavische landen na, de hoogste van Europa. 'En van de wereld', zegt Keuzenkamp. 'Wat betreft arbeidsdeelname van vrouwen staat Nederland aan de top. Het beeld dat de Nederlandse vrouw graag thuis zit, is achterhaald. Het percentage werkende vrouwen in de Verenigde Staten is lager dan hier.'
Toch schetst Drayer in haar boek dat beeld van de thuisblijvende vrouw. 'Waar komt toch de oer-Hollandse gedachte vandaan dat een beetje moeder vierentwintig uur per dag beschikbaar dient te zijn?'
Ook dit nuanceert Keuzenkamp. 'De enorme groei van de arbeidsdeelname is juist te danken aan het feit dat steeds meer vrouwen níét stoppen met werken als ze kinderen krijgen. Nog maar zo'n 10 procent van de vrouwen doet dat. De rest werkt gewoon door, meestal in deeltijd.' In het buitenland, zegt ze, hebben vrouwen vaak de keus tussen fulltime werken of niet werken. Daarom kiezen ze daar, zeker die met kinderen, vaker voor stoppen met werken dan hier.
Een verwende prinses voelt schooljuf en moeder van drie Corine Willemsens zich helemaal niet. 'Ik begrijp niet dat thuis zijn zo ondergewaardeerd wordt. Hoe ouder de kinderen, hoe meer ze je nodig hebben, lijkt het wel. Spreekbeurten, huiswerk, tenniswedstrijden, afspraken met de fysiotherapeut - ik ben nu ook weer een soort manager, maar dan van het gezin. Ik zou niet méér willen werken.' Ze pakt er een Libelle bij. 'Kijk, hier las ik dat 95 procent van de Nederlandse vrouwen die parttime werken uit volle overtuiging voor een deeltijdbaan kiest. Zelfs als er gratis kinderopvang is, willen ze niet fulltime werken. Het is nergens voor nodig laatdunkend te doen over een parttime baan. Kijk naar het verschil met onze moeders; we zijn toch al heel ver gekomen met de emancipatie in Nederland? We doen het toch al hartstikke goed?'
Niet goed genoeg, zegt Drayer. 'Natuurlijk zijn we massaal de arbeidsmarkt opgegaan, maar met de economische zelfstandigheid van de Nederlandse vrouw is het nog steeds droevig gesteld. Het gaat er mij niet om dat iedereen fulltime moet werken, wél dat je op eigen benen kunt staan. Meer dan de helft van de vrouwen kan niet voor zichzelf zorgen als ze alleen komen te staan. Daarom pleit ik voor arbeidsplicht, een woord dat niemand in de mond durft te nemen. Let wel, morele arbeidsplicht. Het zou als onfatsoenlijk moeten gelden dat je als volwassene niet je eigen boterham verdient.'
Marion Saschowa voelt zich niet aangesproken. Haar vriend is verpleegkundige en werkt vier dagen, daarnaast volgt hij een opleiding. Saschowa: 'Hij brengt financieel meer binnen dan ik, maar ik heb niet het gevoel dat ik afhankelijk van hem ben. We doen het samen. Ook hij werkt parttime omdat hij graag bij de kinderen is. Dat is een persoonlijke afweging en het is alleen maar fijn als je je dat kunt permitteren. En als dat niet langer kan, ga ik misschien wel wat meer werken. Maar geen vijf dagen, dat zou ik niet willen.'
Met haar baan in de bejaardenzorg van gemiddeld 15 uur in de week verdient ook Wendy Pol (27, twee kinderen van 6 en 3) niet genoeg om zichzelf te redden, maar dat vinden zij en haar man geen probleem. 'Welnee', zegt Pol. 'Het gaat hier allemaal in één grote pot. Mijn man werkt fulltime als servicetechnicus en het geld dat ik verdien is mooi meegenomen. Maar het is niet de hoofdreden. Ik ben weer een paar uurtjes gaan werken omdat ik meer wilde zijn dan alleen moeder en omdat ik graag een glimlach krijg van een oud mens die ik onder de douche heb gezet.'
Wendy Pol werkt via een uitzendbureau, zodat ze haar diensten zelf kan bepalen. Zo werkt ze vaak 's ochtends van half 8 tot 12, zodat ze 's middags thuis kan zijn voor de kinderen. Of vanaf 5 uur 's middags, als haar man thuis is van zijn werk. 'Dan zorg ik dat het eten klaar staat en ga ik lekker een paar uurtjes werken.' Het huishouden is haar afdeling, zegt Pol. 'Ik maak schoon, ik was, ik strijk. Ik ben een pietje precies hoor, alles moet spic en span zijn. Ik heb een topvent, hij doet heus wel een wasje in de machine als ik het sorteer. Maar het liefst doe ik het zelf. Dan weet ik dat het goed gaat.'
Ongeveer drie keer per week bezoekt Pol haar oma van 89, op dinsdag en vrijdag ontbijt ze met haar schoonzus bij IKEA. Ze gaat vaak bij haar moeder langs en ze vangt de kinderen op van een buurvrouw als die werkt. Ze lacht: 'Je ziet: ik heb amper tijd om te werken.' Een fulltime baan ambieert ze niet, ook niet als ze onverhoopt alleen zou komen te staan. 'Als we zouden gaan scheiden - wat niet gebeurt, hoor - dan moet mijn man alimentatie betalen. Hij zorgt nu voor het hoofdinkomen en dat zal dan wel zo blijven. En als ik wel meer uren zou moeten werken, zou ik mijn diensten toch zo plooien dat ik om 3 uur op het schoolplein kan staan.'
'In Nederland klinkt het mantra van de keuzevrijheid', zegt Elma Drayer. 'Vrouwen zouden zelf moeten mogen bepalen of ze werken of niet. Vooral laagopgeleide vrouwen, omdat hun werk niet per se leuk is of tot zelfontplooiing leidt. Maar waarom is dat eigenlijk zo? En waarom geldt dat niet voor mannen? Die zitten misschien ook liever thuis dan dat ze glazen wassen of steigers bouwen. De crux is dat het voor iedereen slim is om op eigen benen te staan. Eén op de drie huwelijken eindigt tenslotte in een scheiding. Ook kan je partner werkloos worden of arbeidsongeschikt.'
Ook journalist Marike Stellinga schreef een boek over de werkende vrouw in Nederland, De mythe van het glazen plafond. Ze komt tot ongeveer dezelfde bevindingen - de meesten zijn niet erg ambitieus en het gros wil het liefst in deeltijd werken - maar trekt een andere conclusie. Die luidt grofweg: nou en? Stellinga: 'Veel vrouwen in het buitenland zijn er jaloers op hoe het hier is geregeld. Het merendeel zou daar wat graag minder willen werken. Wij kunnen het ons hier permitteren. Het leven van een parttime werkende vrouw in Nederland is een prettig leven, de meesten zijn er dan ook heel gelukkig mee. Je hoort ze niet klagen, ze houden hun hand niet op, ze betalen belasting; er is geen enkele reden ze niet met rust te laten.'
En de armoedeval dan, waar Drayer voor waarschuwt, de teruggang in inkomen die veel vrouwen treft na een scheiding? Stellinga: 'Daartegen is de Nederlandse vrouw beter beschermd dan veel vrouwen in het buitenland, juist door dat deeltijdwerk. Nederlandse vrouwen houden zo contact met de arbeidsmarkt, en kunnen hun baan uitbreiden als het nodig is. Herintreden is veel moeilijker.'
Veel is ze er niet op achteruitgegaan na haar scheiding, zegt Edith Bakker uit IJmuiden (45, twee dochters van 8 en 6), hoewel haar man vijf dagen werkte en zij drie. 'Meneer was nogal een grootverbruiker.' Bakker is hovenier bij een gemeente: 's zomers schoffelt ze plantsoenen, 's winters zaagt ze bomen om. Ze werkt 22,5 uur per week, drie dagen van 8 uur tot 4. Op die dagen levert ze haar dochters om half 8 's ochtends bij de voorschoolse opvang af en haalt ze ze om half 5 bij de naschoolse weer op. Van de kinderalimentatie doet ze de boodschappen; alle andere kosten betaalt ze van haar inkomen. 'Het is een sport: ik let altijd op aanbiedingen, ik koop nooit iets voor de gewone prijs. Als mijn dochters nieuwe laarzen nodig hebben, wacht ik op de kinderbijslag. Ik calculeer wat ik per dag kan uitgeven. Ga ik naar mijn broer in Gelderland, dan kost me dat 30 euro aan benzine, dat doe ik dus maar een paar keer per jaar. Het lukt me wat te sparen. Zoals voor de Kinderboekenweek, toen had ik het drie maanden rustig aan gedaan en kregen de kinderen allebei een boek.'
Bakker kan het zich permitteren in deeltijd te werken door de toeslagen die ze krijgt. 'Ik krijg huurtoeslag, zorgtoeslag, kinderopvangtoeslag. Je wordt zowat doodgegooid met toeslagen.' Schuldig daarover voelt ze zich niet. 'We betalen toch ook belasting voor criminelen in de gevangenis. En ik zit toch niet in de bijstand? Ik werk en ik zorg voor mijn kinderen. Kinderen zijn de toekomst. Zeker met de vergrijzing.'
Meer uren werken zou voor haar niet gunstig zijn, zegt ze; ze zou, omdat ze dan toeslagen verliest, er eerder op achteruitgaan. Ze wil het ook niet. 'Dan zou ik mijn kinderen nog minder zien. Je hebt ze toch niet om 's avonds met ze te eten en ze dan in bed te stoppen?'
'De ideale werkweek', schrijft Stellinga in haar boek, 'duurt voor Nederlandse vrouwen tweeënhalve tot drieënhalve dag (20 tot 27 uur). Meer dan de helft van de vrouwen die minder dan twee dagen werken, zou graag een halve dag meer willen werken. Maar een voltijdbaan? Nee bedankt, zeggen de meeste vrouwen.'
Zelfs in bolwerken waar parttime werken traditioneel onmogelijk leek, dwingen vrouwen een deeltijdbaan af. Chirurg Birgitta Kortmann (43, getrouwd, vier kinderen van 12, 10, 7 en 3) deed het toen ze in verwachting was van haar eerste kind, in het ziekenhuis waar ze een opleidingsplaats had bemachtigd. 'Ik zei: ik wil graag vier dagen werken. Kan het niet, dan kom ik fulltime, maar ik weet niet of ik dat volhoud. De hoogleraar was not amused. Hij riep geïrriteerd: 'Zie je wel! Die vrouwen.' Maar toch: het kon. Ik ben op 1 januari 1999 begonnen als eerste deeltijdchirurg-in-opleiding in Nederland. En er is nooit meer een onvertogen woord gevallen.'
Inmiddels werkt Kortmann 50 procent; de ene week twee dagen, de andere drie. Daarmee is ze economisch zelfstandig, maar een plicht voor elke vrouw of man vindt ze dat niet. 'Je moet dat niet op individueel niveau bekijken, maar per gezin. Samen vorm je een eenheid. Er is niks mis mee het zo te regelen dat de een meer verdient en de ander meer thuis is.'
Deeltijdwerken brengt voor een chirurg beperkingen met zich mee. Zo is Kortmann in loondienst, ze kan nog niet in de maatschap. 'Het is niet optimaal, maar ik neem het voor lief. Aan de andere kant: het vak wordt steeds geschikter voor deeltijd, nu van chirurgen steeds meer specialisatie wordt gevraagd. Zo doe ik voornamelijk kijkoperaties. Het wordt meer teamwerk. Het klassieke beeld van de altijd werkende mannelijke chirurg die elke operatie aankan, is aan het verdwijnen. Bijna al mijn collega's, ook de mannen, werken vier dagen.
'Ik sta er helemaal achter dat ik het zo geregeld heb. Ik wil gewoon ook bij mijn kinderen zijn, en ik heb nog steeds een druk leven. Pas sinds ik ook een oppas heb op een van de dagen dat ik vrij ben, is dat wat minder. Op die dag ga ik sporten of lunchen met een vriendin, soms ga ik nog naar het ziekenhuis om een operatie te doen. Nu heb ik echt de ideale combinatie van én kinderen én werk en ook nog een beetje tijd voor mezelf.'