Dit is geen pretpark

De zeehondencrèche in Pieterburen ving afgelopen weken een recordaantal zieke dieren op. Gaat het echt zo slecht met de zeehond?...

Erik van den Berg

LENIE 't Hart heeft nieuwe schoenen. Stevige donkerblauwe bergschoenen, die ze trots omhoogsteekt: 'Vind je ze niet mooi?' Haar vorige paar kon ze weggooien, nadat ze er tot haar enkels mee in de diesel had gestaan. Ze had geholpen bij een verkeersongeluk. Een auto was van de dijk geraakt, de zwaargewonde bestuurder zat verstrikt in zijn gordel. 'Er stonden mensen te kijken, maar niemand die iets deed. Verdorie, dan moet er kennelijk één de regie nemen. Ik erop af, al was het gevaarlijk. Alles droop van de diesel.'

De man ligt nog steeds in coma, weet 't Hart. Ze gaat elke week naar het ziekenhuis ('een klein stukje in de krant, moet je kijken wat erachter zit'), maar veel tijd om bij het verhaal stil te staan heeft ze niet. De directeur van zeehondencrèche Pieterburen heeft zelf patiënten genoeg. 148 Stuks om precies te zijn, een treurig record. Niet eerder in de bijna 30-jarige geschiedenis van het Groningse opvangcentrum werden zoveel dieren opgenomen.

Geen plek is onbezet. Waar je ook kijkt, in alle bassins krioelen de Edjes en Snorrelientjes. Het zijn vooral jonge exemplaren van de Gewone Zeehond (Phoca vitulina), de meest voorkomende ondersoort in de Waddenzee, en in kleinere aantallen ook van de Grijze Zeehond of Kegelrob (Halichoerus grypus), een Britse soort die zich in de jaren zeventig in het Waddengebied vestigde.

'Nee, ze liggen er niet goed bij', vindt 't Hart, met een blik op een groepje dikbasten dat ogenschijnlijk van de winterzon geniet. 'Ze hebben longwormen, allemaal. Die vreten zich gewoon door hun slagaders heen.' In de quarantaineruimte staat ze hoofdschuddend stil bij een broodmager jong, dat met grote bijziende ogen opkijkt naar het bezoek. Gaat hij het wel halen? Ze roept er een verzorger bij, die ook een ernstig gezicht trekt. 'Och, wat is ie slecht. Kijk hoe moeilijk hij adem haalt. Helemaal vol wormen natuurlijk.'

De inspectieronde voert vervolgens naar Terschelling en Vlieland: twee containers die bij wijze van provisorische opvang op de parkeerplaats zijn neergezet. Elke soort heeft zijn eigen ziekenzaal. 'We houden ze gescheiden', zegt 't Hart. 'De Britten zijn altijd zo nadrukkelijk aanwezig. De gewone zeehond is meer een Groninger, wat afstandelijker en nuchterder.'

In rij aan rij geplaatste badkuipen ('cadeau gekregen van de Praxis') bivakkeren de jongste quarantainegevallen. Boven elke badkuip hangt een naamkaart. Twee nieuwkomers, Elleke en Mina, reageren met aandoenlijk gekerm op de visite. Er hangt een koude, zilte lucht. De tweede container is speciaal ingericht voor de Halichoerus, die wat meer ruimte nodig heeft. 'Nooit gain roezie moak'n hoor', waarschuwt 't Hart, als twee druktemakers een met 'n gezwollen flap rondbonkende soortgenoot achternazitten.

Ofschoon sommige zeehonden grote vleeskleurige wonden of andere kwetsuren hebben, zien ze er redelijk fit uit. Maar dat is gezichtsbedrog, legt 't Hart uit. De meeste dieren zijn nog niet op de helft van hun normale gewicht. 'Ze horen veel vetter te zijn, want ze moeten de winter door. Als ze onder hun gewicht blijven, redden ze het niet. Uiteindelijk spoelen ze dan uitgeput aan.'

Gaat het echt zo slecht met de zeehond? Is het goed mis met het immuunsysteem van de dieren, zoals ze in Pieterburen denken? Of is er juist weinig aan de hand, en weerspiegelt het stijgende ziektecijfer slechts de gestage groei van de zeehondenpopulatie, zoals bijvoorbeeld het Ecomare-centrum op Texel meent?

Over de cijfers valt niet te twisten. Na het 'rampjaar' 1988, toen een virus het aantal zeehonden in het Nederlandse deel van de Waddenzee reduceerde tot 350 exemplaren, is de populatie toegenomen tot ongeveer 2500 dieren. Dat is weliswaar niets vergeleken met de 15 duizend die een eeuw geleden tussen Texel en Schiermonnikoog rondzwommen, maar na de schamele cijfers van de afgelopen decennia is het op z'n minst hoopgevend.

Dat de crèche een paar weken geleden in de pers groot alarm sloeg over de nieuwe ziektegolf, bewijst volgens sommige Waddendeskundigen dat Pieterburen liever de emoties dan de feiten laat spreken. In haar met foto's en schilderijen behangen kantoortje, verschanst achter een bureaublad van diepblauw Braziliaans graniet ('Schitterend hè? Cadeautje van de importeur, die kwam het zelf brengen') wil 't Hart niet op die verwijten ingaan.

'Ik heb geen behoefte in de krant met andere groepen in discussie te gaan. Sommigen beweren dat het ons wel goed uitkomt. Dat het fijne publiciteit is dat er zoveel zieken zijn. Jongens, dan heb ik aan 30 toch genoeg? Dan hoef ik er toch geen 150 te hebben? Het is haast nog erger dan in 1988. Ze sterven nu weliswaar niet, maar het zijn er zo véél. Je kunt wel beweren dat de hele groep is gegroeid, maar dan nóg vind ik het buiten proportie.'

Ze is opgelucht dat het Wetenschappelijk Zeehondenplatform Waddenzee werkt aan een 'integraal rapport'. Dat moet maar uitwijzen wie gelijk heeft. 'Wij weten dat het immuunsysteem van de zeehond door PCB's is aangetast. Zoals wij ook weten dat het ecosysteem in de war is, waaruit problemen met bacteriën en virussen voortkomen. Natuurlijk zijn er mensen die anders denken. Dat mag in dit land. Maar ze moeten mij niet opleggen hoe ík moet denken.'

De harde kritiek van sommige wetenschappers, die stellen dat de zeehondenzorg een averechts effect op de populatie heeft, houdt haar niet uit de slaap. 'Succes roept weerstand op. We zijn overal altijd het eerst. Als anderen nog aan het nadenken zijn, zijn wij al ter plaatse om hulp te bieden. We verdiepen ons in toxicologie en immunologie, maar niet in populatiebiologie want dat is ons terrein niet. Als een andere club daar wel serieus mee bezig is en ons weer eens voorbij ziet scheuren, ja dan begrijp ik die reactie wel. Helemaal als ze ook nog merken hoe de mensen ons op handen dragen. Die critici begrijpen alleen niet dat wij ongevaarlijk zijn, dat we ons nooit op een terrein zullen begeven waarvan we geen kennis hebben.'

Pieterburen wil geen Dolfinarium zijn. 'Wij zijn een ziekenhuis, geen pretpark.' Voelt ze zich dan niet op het hart getrapt als anderen verklaren dat haar werk zinloos is? Haar ogen worden fel, maar ze geeft geen krimp. Ze dankt uitbundig de kok die warme appelflensjes komt brengen, schenkt er een bosvruchtensapje bij, en zegt dan: 'Wie bepaalt nu eigenlijk of Pieterburen nodig is of niet? Dat bepalen toch onze donateurs? Dat bepalen wij toch zelf? We zijn hier veel te druk met de zeehonden om lang bij kritiek stil te staan.'

A L SINDS 1971, toen 't Hart begon met een wasteil met één verweesde zeehond (de inmiddels legendarische 'Loes Kus'), is zij het gezicht van de zeehondenopvang. Kan ze zich een leven zonder voorstellen? 'Ik ben nu 58, ik moet zorgen dat de crèche ook zonder mij verder kan. Ik ben een vrijbuiter en absoluut geen lobbymens. Daarmee heb ik de crèche denk ik ook wel in de weg gestaan. We zijn altijd verschrikkelijk onafhankelijk geweest. Maar nu denk ik dat we een andere lijn moeten volgen, meer met overheden moeten samenwerken.'

Dat de crèche ooit verhuist naar Friesland, zoals ze onlangs dreigde, is niet erg waarschijnlijk. Ze wilde de lokale overheid prikkelen financieel bij te springen. 'De crèche heeft een spin-off van 20 miljoen gulden per jaar, waar wij niets van terug zien. Mogen wij dan ook eens iets vragen? Nu voeren we gesprekken en leren we elkaar beter kennen. Ja, dat heeft wel lang geduurd, hahaha.'

Het is tijd voor een nieuwe ronde. In de keuken, waar vrijwilligers continu boenen en schrobben en dagelijks 700 kilo diepgevroren haring wordt verwerkt, is het spitsuur. Het in kaplaarzen rondbenende personeel converseert in het Gronings en Engels. Giny Kasemir, in de zomer vogelwachter op Rottumerplaat, spuit een slijmoplossend medicijn in een rijtje haringen die ze straks aan de zwakste dieren gaat voeren. Een meisje met blauw haar komt kennismaken: de nieuwe stageaire uit Italië. Niemand die ervan opkijkt.

'Pieterburen is een bekende naam', zegt Panagiotis, een jonge Griekse marinebioloog die zich specialiseerde in de monniksrob en in Nederland zijn kennis komt verdiepen. Van een veilig afstandje gooit hij haringen in de hongerig opengesperde bekken. 'Panagiotis is nog een beetje trillerig, alsof hij tussen de krokodillen zit', constateert 't Hart lachend. 'Het zijn ook roofdieren.'

Laat in de middag spoedt iedereen zich naar de zijdeur. De bestelauto levert een wasmand met een nieuwe klant af, pas gearriveerd met de veerboot in Harlingen. Nummer 149 is op het strand gevonden door Hessel, een goede bekende die dagelijks het Terschellinger strand afstruint en de crèche al heel wat dieren heeft bezorgd.

Iedereen dromt om de wasmand als Lenie 't Hart voorzichtig het deksel oplicht. De kleine Phoca vitulina kijkt hulpeloos voor zich uit. 'Zie je die bloedende neus? Weer een longwormpatiënt.' De nieuwkomer wordt gewogen (25,6 kilo), en gaat meteen door naar dierenarts Van Zeebroeck. Het geslacht staat nog niet vast, maar op het schoolbord in de gang wordt alvast Esther genoteerd. Die naam was al gekozen door een particulier die voor 1000 gulden de eerstvolgende zeehond wilde adopteren.

Dierenarts Van Zeebroeck rent voorbij in groen operatietenue. Esther heeft een spoedingreep nodig: amputatie van een stuk darm dat naar buiten is geperst. 'Ik ga niet verdoven. De darm is niet erg gevoelig.'

Bij het quarantainehok laat Giny haar omzwachtelde vinger zien: ze is gebeten bij het voeren. 'Ze happen niet naar voren, maar naar opzij.' Heeft ze de wond wel goed ontsmet? 'Anders krijg je een spekvinger. Die wordt zó dik.' 'Ging Hessel maar eens op vakantie', verzucht Giny. 'Dat zou hier aardig wat drukte schelen.'

De directeur, zichtbaar in haar element, tegen een nieuwe gast: 'Heb je m'n schoenen gezien?'

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden