DIPLOMATIE EN ALGERIJE Subtiele VN-kritiek legt crisis bloot

DIPLOMATIE is een lastige zaak. Het betekent dat je je in voorzichtige bewoordingen moet uitlaten, niemand mag bruskeren en altijd moet zeggen dat er twee kanten aan de zaak zitten....

FRED DE VRIES

Het rapport van de Verenigde Naties over Algerije, dat dinsdag openbaar werd gemaakt en ook op het Internet (www.un.org) valt te lezen, is een fraai staaltje diplomatie - in positieve zin. De opstellers vermijden wollig taalgebruik. De zinnen zijn kort, scherp en niet voor tweeërlei uitleg vatbaar. De analyse van de politieke en economische situatie is fraai in haar beknoptheid, hoewel je vraagtekens kunt plaatsen bij het kritiekloos overnemen van het woord 'terroristen', waarmee de Algerijnse regering de gewapende moslim-strijders over een kam pleegt te scheren.

De VN-missie onder leiding van de Portugese oud-president Mário Soares bezocht Algerije van 22 juli tot 4 augustus, op uitnodiging van de Algerijnse regering. De afspraak was dat de missie 'vrije en complete' toegang zou krijgen tot de gewenste informatiebronnen. Het verzamelen van informatie was het doel van het bezoek, het eerste in zijn soort in Algerije.

De zes missieleden spraken met regeringsvertegenwoordigers, militairen, advocaten, mensenrechtenactivisten, leden van zelfverdedigingseenheden, politieke opponenten, families van slachtoffers van geweld en van verdwenen Algerijen. Ze bezochten twee plekken waar slachtpartijen hadden plaatsgevonden en de Serkadji-gevangenis, hoewel daar alleen met 'economische criminelen' en niet met politieke gevangenen werd gesproken.

Een verzoek tot gesprekken met de leiders van het verboden Islamitisch Heilsfront (FIS), Abassi Madani, Ali Belhadj en Abdelkader Hachani, werd door de autoriteiten afgewezen. Ook mochten de VN-leden niet te diep wroeten in de gevoelige zaak van het Berber-nationalisme en het verzet tegen de door de regering onder dwang doorgevoerde arabisering.

Het rapport is kort, 23 pagina's. De conclusies zijn gevat in elf paragrafen. In eerste instantie komt het panel daarin de Algerijnse regering tegemoet, door te schrijven dat 'Algerije steun verdient van de internationale gemeenschap bij zijn strijd tegen het terrorisme'. Voor dit terrorisme bestaat geen grond, menen de panelleden, omdat 'de bestaande structuren de bevolking voldoende ruimte bieden hun politieke denkbeelden kenbaar te maken'. Ook wordt aangedrongen op internationale economische samenwerking.

Daarna volgen de kanttekeningen, die duidelijk maken wat er nog allemaal mis is in Algerije. De democratie dient te worden versterkt, evenals de invloed van de burgers (lees: niet-militairen) in de regering. Er dient meer openheid te komen, meer respect voor de wet. Er moet een mentaliteitsverandering komen bij de rechterlijke macht, bij de instellingen die de naleving van de mensenrechten moeten controleren, bij leger en politie, bij de Algerijnse politiek in het algemeen.

Het rapport gaat ook in op de 'wanhoop' onder de jongeren, die 80 procent van 's lands werklozenlegioen uitmaken. Hier schiet de conclusie tekort. Er wordt aangedrongen op snelle privatisering, zonder dat de gigantische en politiek gevoelige corruptie van de Algerijnse bovenlaag aan de kaak wordt gesteld.

Hoewel sommige conclusies voor de Algerijnse machthebbers onprettig zijn, toonden zij zich tevreden met de bevindingen. Dat zal ongetwijfeld te maken hebben met het feit dat er nergens wordt gesproken over betrokkenheid van regeringstroepen bij slachtpartijen, zoals als Amnesty International en Human Rights Watch volhouden. Dergelijk onderzoek viel niet binnen het mandaat van de missie-Soares.

Panellid Donald McHenry gaf dit onverwijld toe: 'We misten daarvoor ook de expertise. We hadden er geen tijd voor. We hebben niet alle aantijgingen kunnen onderzoeken.'

De twee mensenrechtenorganisaties en het FIS hebben het rapport veroordeeld. Het FIS noemde het rapport 'allesbehalve objectief'. Amnesty noemde het 'goedpraterij'. Human Rights Watch drong nogmaals aan op een diepgravend onderzoek naar de slachtpartijen. Dat zoiets er niet inzit, maakte de Algerijnse minister voor Buitenlandse Zaken Ahmed Attaf donderdag meteen duidelijk: 'Er komt geen follow-up.'

Het goede van het VN-rapport is dat alle gevoelige kwesties door een internationaal gerespecteerde organisatie nu eens op een rij zijn gezet, zonder de fixatie op de vraag 'wie moordt?'. In het rapport wordt gesproken over verdwijningen, martelingen, de indirecte overheidscontrole over de pers, de problemen die buitenlandse journalisten ondervinden, de uiterst vrouwvijandige 'familie-wet', de wankele economische toekomst van Algerije, de kans op een sociale explosie.

Het aanstippen van al die zaken, die tezamen de Algerijnse crisis hebben veroorzaakt, is op diplomatieke wijze gebeurd, met als resultaat dat de doorgaans lichtgeraakte Algerijnse regering het rapport niet meteen als totale onzin heeft verworpen.

Het is goed dat organisaties als Amnesty International en Human Rights Watch hun werk doen, zonder zich iets aan te trekken van de regels der diplomatie - met als consquentie dat zij Algerije niet meer in mogen. Maar het is ook belangrijk dat instanties als de VN parallel hieraan op subtiele wijze duidelijk maken waaraan het schort in Algerije, en waar het land ontegenzeglijk vorderingen heeft gemaakt op het gebied van democratie.

Fred de Vries

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden