Dichter aan huis

Vorige week nam ik deel aan ‘Dichter aan Huis’ in Amsterdam; een serie lezingen die in privéwoningen plaats vindt. Deze keer was het anders, want de lezingen waren niet in huizen, maar in ateliers van Amsterdamse kunstenaars georganiseerd....

Kader Abdolah

Tijdens zulke gelegenheden kom je veel collega’s tegen, je schudt een hand en je vraagt hoe het met hem of haar is en je zegt altijd: ‘Je ziet er goed uit. Fijn om je weer te zien!’

Ik kwam Joost Zwagerman tegen.

‘Hoe is het met je?’

‘Goed!’

‘En met jou?’

‘Ook goed!’

Hij was ietsje aangekomen, zag er uit als een vaderfiguur-personage, het paste bij hem, het maakte hem gewichtiger. Ik wilde het tegen hem zeggen, maar ik zei het niet; de moderne mens is gevoelig als het op gewicht aankomt. Bovendien had ik haast, wilde mijn tekst naar de krant mailen, zocht naar internet.

Ik zag Martin Bril in de zon op de stoep voor het wijkcafeetje staan. Hij had zijn zomerse katoenen pak aan; sportief, vrolijk stond hij daar met een glaasje in zijn hand.

‘Hé Kader, je tekst over Evelien was mooi. Echt mooi!’ riep hij.

Evelien had ik op tv gezien. Hij heeft haar gecreëerd. Zij is van hem. Ik was jaloers op hem.

Ik zag de dichter Al Galidi aan komen lopen, hij is een eeuwige asielzoeker.

Ik omhelsde hem. Na zeven jaar heeft hij nog geen verblijfsvergunning, maar eigenlijk heeft hij die niet meer nodig. Zijn poëzie is zijn paspoort geworden.

Even later liep ik tegen een wonder aan. Wie? Bart Chabot! Hij doet grappige dingen. Ik heb altijd respect voor hem, maar ik kan hem niet serieus nemen. Hij was vrolijk en praatte als altijd met zijn handen.

Hij had zijn zoon meegenomen, een jongen van veertien. Een knappe, gezonde, alerte, rustige, lieve jongen. Je geloofde haast niet dat hij de zoon van die drukke Bart Chabot was.

‘Hoe is het met je, jongen?’

Het kwam zeker door het moment, plots nam ik Bart Chabot serieus. En ik wilde graag iets met vader en zoon gaan drinken, maar helaas kon het niet. Ik zocht naar internet om mijn column naar de krant te mailen, maar ik kon geen computer vinden. Ik zei tegen mijn contactpersoon dat ik echt even online moest en hij ging kijken of hij het kon regelen. Even later kwam hij terug: ‘Ik denk dat ik een oplossing heb: de computer van Henk van Woerden!’

Wat een dag, wat een mooie dag, wat een pijnlijke dag. Henk van Woerden, een collega-schrijver die recent overleden was. Henk, met wie ik het altijd over Zuid-Afrika had als we elkaar tegen kwamen. Zachtjes klopte ik op zijn deur, zijn vrouw opende, ik kuste haar en ik zag een groot portret van Henk op een tafel staan. Zijn vrouw leidde me naar Henks werktafel en liet me alleen achter. Het was een vreemde belevenis, het voelde alsof ik op mijn eigen werkkamer zat. Ik ging in mijn stoel zitten en deed mijn computer aan en haalde mijn eigen documenten tevoorschijn. Het was onwerkelijk, ik voelde dat ik dood was, dat ik na mijn dood in mijn werkkamer terug gekeerd ben om een tekst naar de krant te sturen. Een vrouwelijke hand zette een glaasje thee voor me neer. Precies net als vroeger toen ik nog leefde.

Kader Abdolah

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden