Deze politiechef en juriste denken dat het een stuk eenvoudiger kan
Het Wetboek van Strafvordering (uit 1926) gaat op de schop. De eerste die ermee te maken krijgt, is de politie. Die vreest een nog hogere werklast. Rechercheurs zijn vaak meer dan de helft van hun tijd bezig met de administratie van hun handelen. Tijd voor een signaal aan de wetgevers.
In het strafrecht voltrekt zich een stille revolutie met grote gevolgen. 'Vijftigduizend politieagenten zullen terug naar de schoolbanken moeten', zegt politievrouw en projectmanager Yvonne Pools. 'Zo'n 1.300 opleidingsprogramma's gaan op de schop. Alle politiesystemen moeten worden aangepast.'
Het omvangrijke Wetboek van Strafvordering, dat grotendeels stamt uit 1926, wordt herschreven. Het boek, waarin onder meer alle rechten en plichten voor verdachten en opsporingsinstanties zijn vastgelegd, is uit de tijd. Want een inbreker heeft geen koevoet meer, maar een muis en een pc.
De verandering raakt niet alleen de politie maar ook advocaten, het Openbaar Ministerie, de rechtspraak, de marechaussee, mensenrechtenorganisaties, het NFI, de Reclassering, het gevangeniswezen, bijzondere opsporingsdiensten zoals de Fiod en 23.500 boa's (buitengewone opsporingsambtenaren) in bijvoorbeeld de gemeenten. 'Het nieuwe wetboek moet ingaan op veranderingen in de maatschappij zoals de cybercriminaliteit, die vaak internationaal is georganiseerd', zegt Pools die de Korpsleiding al sinds 2014, samen met 250 politiemensen, over de voorgestelde vernieuwingen en de gevolgen daarvan adviseert. 'Het ministerie van Veiligheid en Justitie wil bovendien de strafrechtketen verbeteren en de kwaliteit van de opsporing verhogen.'
De tekst gaat verder onder de afbeelding.
Alles in die bruine dozen
Wilbert Paulissen, hoofd van de landelijke recherche, laat een foto zien. Niks bijzonders: een stapel bruine, kartonnen dozen in een loods. Twee rijen dik, vijf rijen hoog. 'Dit', zegt Wilbert Paulissen, 'is de administratie in onze grote drugszaak Akutan. In deze dozen vind je geen drugs, geen vuurwapens, geen verklaringen, niks spannends. Dit zijn alleen maar aanvraagformulieren voor bijzondere opsporingsmethoden. Veelal administratieve rompslomp. Achtduizend pagina's, op een totaal van 23 duizend in het strafdossier.'
De recherchechef wil maar zeggen: de bureaucratie voor de politie is te ver doorgeschoten. Het nieuwe wetboek Strafvordering, dat nu wordt herschreven, zou die last volgens hem kunnen verlichten.
'Stel,' zegt hij, 'de vrouw van een verdachte belt met de doktersassistente om een afspraak te maken. Zo'n gesprek, met medisch doel, mogen wij niet tappen. En stel: de assistente neemt niet op. Weet je wat er dan gebeurt?'
Paulissen gaat er even goed voor zitten. 'Dan start een procedure waarbij de rechercheur die de tapgesprekken screent, aan de officier van justitie vraagt of het gesprek - dat niet eens heeft plaatsgevonden - mag worden vernietigd. Natuurlijk mag dat, hè. Dus stuurt de officier een verzoek tot vernietiging naar de ULI, de tapkamer, waar het gesprek wordt gewist. Daar wordt proces-verbaal van opgemaakt. Dat verbaal gaat terug naar de rechercheur. Die controleert of het gesprek daadwerkelijk is gewist, en moet daar op zijn of haar beurt ook weer proces-verbaal van opmaken.'
De administratieve last van een rechercheur, zegt Paulissen, is opgelopen tot 70 procent van zijn tijd. 'Mijn mensen zijn meer administrateur dan rechercheur.'
70 procent van zijn tijd is een Nederlandse rechercheur bezig met het doen van zijn administratie.
Crisis in de opsporing
Hoe dat komt? Paulissen noemt het de derde crisis in de opsporing, een term die Stoffel Heijsman, jarenlang portefeuillehouder Opsporing bij de politie, heeft geïntroduceerd. 'Na de IRT-affaire in 1993, waarbij drugs werden doorgelaten door politiemensen, ontstond in de opsporing een vertrouwenscrisis. Zeven jaar later, na de Schiedammer Parkmoord, zag je een kwaliteitscrisis: door tunnelvisie werd iemand ten onrechte veroordeeld wegens ernstige (zeden)misdrijven tegen twee kinderen. Die twee affaires hebben geleid tot enorm veel nieuwe wetten en regels voor de opsporing. Zoveel, dat je nu zou kunnen spreken van een effectiviteitscrisis: zijn we nog wel toegesneden op de snelheid waarmee alles in de maatschappij tegenwoordig gebeurt?'
De recherche moet zich voortdurend schriftelijk voor alles verantwoorden, zegt Paulissen. Voor afluisteren, observeren, achtervolgen, het vorderen van informatie. 'Dat is ook goed. Maar als een rechercheur een 126 ND-formulier moet invullen voor het KNMI-weerbericht op de dag van een moord en de officier dat vervolgens schriftelijk moet vorderen, kun je je afvragen of we goed bezig zijn met z'n allen.'
Volgens Paulissen kun je de enorme bureaucratie niet los zien van de lange doorlooptijden in het strafrecht. 'Begrijp me niet verkeerd: er is geen enkele politieman die betwist dat bij ingrijpende opsporingsmethoden, zoals het behangen van iemands huis met afluisterapparatuur, toestemming nodig is van een rechter. Maar ik had laatst een zaak met 78 aanvragen voor bijzondere opsporingsmethodes. Eén zaak. Het hele proces rond zo'n aanvraag duurt gemiddeld een dagdeel, dus reken maar uit.'
De vrees is dat het er met het nieuwe wetboek niet eenvoudiger op wordt. Paulissen: 'Zoals ik het tekstvoorstel nu zie, wordt het er nog niet minder op. Ik ben eerder bang voor nog meer bureaucratische rompslomp.'
Yvonne Pools bevestigt dit beeld. 'De politie wil een flexibele, wendbare organisatie zijn, die goed kan inspelen op de snel veranderende maatschappij. Het nieuwe wetsvoorstel loopt daarmee nog niet in de pas. Wij zien een verzwaring van de werklast. En door nieuwe regels kan de flexibiliteit van de politie in het gedrang komen.'
De tekst gaat verder onder de afbeelding.
Waarom dat belangrijk is, is heel simpel, schetst Pools. Iedere burger wordt eens in de vijf jaar weleens geconfronteerd met een strafbaar feit. Jaarlijks doen zo'n miljoen mensen aangifte. 'Een burger wil zo snel mogelijk antwoord: wie heeft het gedaan, welke straf krijgt hij? Maar hoe groter de administratieve last voor de politie, hoe langer het duurt voordat een zaak voor de rechter komt.'
Ze zegt dat het departement bijvoorbeeld heeft aangegeven dat de kwaliteit van processen-verbaal beter moet. 'Hoewel de politie daar al veel in heeft geïnvesteerd, wil het ministerie dat nu ook bij wet vastleggen. Maar het is niet altijd relevant om generieke vragen voor te leggen aan een verdachte. Een inbraak kun je nou eenmaal niet vergelijken met een verkrachting', aldus jurist Pools.
'En in het wetsvoorstel staat bijvoorbeeld ook dat de politie geen andere afdrukken van een lijk mag nemen dan vinger- en handpalmafdrukken. Maar er kan een noodzaak zijn om bijvoorbeeld een oor-, lip-, neus- of voetafdruk te nemen. Daar moet dan speciaal een forensisch arts voor worden ingevlogen.'
Op de vraag of de juristen die het wetboek herschrijven weinig begrijpen van de opsporingspraktijk, antwoordt Paulissen: 'Ik wil niemand ervan betichten iets niet te snappen, maar er is wel een kloof tussen de juristen en de opspoorders. Die hoort er voor een deel ook te zijn, want daarom hebben we in dit land een wetgevende, uitvoerende en een rechterlijke macht. Maar ik vind wel dat het nieuwe wetboek een tandje dieper mag gaan dan het voorstel dat er nu ligt. Ik zou een open vraag willen stellen aan de schrijvers: heb je wel scherp welk probleem je precies zit op te lossen op dit moment?'
Paulissen waarschuwt dat Nederland een te aantrekkelijk land kan worden voor zware, georganiseerde misdaad, als de recherche niet snel effectiviteitsslagen kan gaan maken. 'Nederland heeft een sterke infrastructuur, daar maken criminelen graag gebruik van. Tegelijkertijd heerst internationaal het beeld dat ons strafklimaat mild is. Dus die combinatie is aantrekkelijk. Het is te plat om te zeggen dat dit de oorzaak is van veel georganiseerde misdaad in Nederland, maar criminelen kijken echt heel bewust: wat doe ik waar? Om die misdaad aan te pakken gaan wij niet onze infrastructuur om zeep helpen. Dus zul je optimaal moeten investeren op een strafklimaat wat op z'n minst sneller en efficiënter is, en waar we dus niet de hele dag zitten te administreren met z'n allen.'
De tekst gaat verder onder de afbeelding.
Jaloers op het buitenland
Soms kijkt hij weleens jaloers naar het buitenland. De strijd tegen de maffia in Italië is behoorlijk succesvol geweest met spijtoptanten, de pentiti. En in Engeland - 'ik weet het, het is vloeken in de kerk' - heb je het pleabargaining, het aanbieden van strafvermindering in ruil voor een schuldbekentenis. 'Hier zijn kroongetuigen grote uitzonderingen. En als ze er zijn, geeft dat heel veel ingewikkeld gedoe, ik hoef maar te verwijzen haar het liquidatieproces Passage.'
De Nederlandse bureaucratie komt niet alleen door het wetboek van Strafvordering, vindt Paulissen, maar ook door de uitvoeringsregels die de politie zichzelf heeft opgelegd. 'Wij denken dat dat allemaal eenvoudiger kan. Mijn collega Rienk de Groot, recherchechef van het district Zeeland-West-Brabant, kwam bijvoorbeeld met het idee om het wetboek in te richten langs een aantal lijnen: lichte, middelzware en zware opsporingsbevoegdheden. Daarbij zouden hulpofficieren toestemming moeten geven voor lichte opsporingsmiddelen, officieren van justitie toestemming voor middelzware methodes en de rechter-commissaris voor zware opsporingsmiddelen. Als een hulpofficier de minder ingrijpende middelen krijgt toebedeeld, zou dat de snelheid van onderzoek en de werklast voor iedereen aanzienlijk ten goede komen. Helaas verschillen we nog met de wetgever over wat dan 'minder ingrijpend' is.
'Je zou ook lijnen kunnen trekken dwars door de bureaucratie: eerder moesten we voor elke telefoon apart toestemming vragen om die te mogen uitluisteren. In het wetsvoorstel is dat veranderd: nu is voor alle telefoons van een verdachte één administratieve handeling nodig. Gelukkig maar, want criminelen wisselen vaker van telefoon dan wij van onderbroek. Dezelfde oplossing zou logisch zijn voor het opvragen van camerabeelden: nu moeten wij voor elke camera die bijvoorbeeld in een winkelcentrum op een plaats delict staat gericht, apart toestemming vragen.'
Het herschrijven van het wetboek gaat miljoenen kosten, schat Pools. 'En dan heb je het alleen nog over de incidentele gevolgen voor de politie, niet over de structurele, zoals de toenemende werklast.' De aanvulling op de begroting, zoals de korpsleiding die heeft gevraagd, is er nog niet gekomen. 'Omdat we nog geen volledig zicht hebben op de individuele en structurele effecten.'
Inmiddels worden de conceptvoorstellen wettekst voor wettekst getoetst voor de opsporing. 'Volgend jaar zal erover worden gesproken in het parlement. Ik heb gepleit voor een ruime invoeringstermijn. Een periode van minimaal vijf jaar lijkt me noodzakelijk.'
Lees hier waarom het wetboek van strafvordering wordt herschreven.