interview
Deze Nederlanders schreven mee aan het nieuwe (en lijvige) IPCC-klimaatrapport. ‘Soms is het stemmen: duimen omhoog of omlaag’
Het VN-panel IPCC presenteert maandag zijn nieuwe klimaatrapport. Hoe gaat het eraan toe bij zo’n wetenschappelijke krachttoer? En waarom is er een nieuw rapport nodig? Drie Nederlandse hoofdauteurs vertellen.
‘Voor mij was het een levensveranderende ervaring.’ Bart van den Hurk zegt het zonder lang nadenken. Hij is een van de Nederlandse hoofdauteurs van het jongste klimaatrapport van het IPCC, dat maandag verschijnt. ‘Ik ben van nature een beetje snel en ongeduldig. Maar bij het schrijven van het klimaatrapport kom je daar niet mee weg. Je moet dieper graven dan de eerste gedachte die in je opkomt. Want je zit in een groep mensen die de tweede en derde gedachte ook uitspreekt.’
Om de term ‘klimaatsceptici’ moet hij sindsdien glimlachen. ‘In wezen ís wetenschap scepsis. Dat is bewezen door dit proces. Alles wat je bij een IPCC-vergadering beweert, wordt nog eens omgedraaid door collega’s, en nog eens, en nog eens.’
De laatste keer dat het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) van de Verenigde Naties de balans opmaakte van klimaatverandering was in 2013. Het was toen allerminst vanzelfsprekend dat er nóg een klimaatrapport zou verschijnen. Immers, het panel van klimaatwetenschappers was eruit: ze noemden het ‘extreem waarschijnlijk’ dat de mens verantwoordelijk is voor de opwarming van de aarde. Er was geen twijfel meer dat sneeuw en ijs smolten en dat de zeespiegel steeg. Bovendien stond vast dat bij ongewijzigd beleid de opwarming in 2100 de 2 graden zou aantikken.
Al die experts konden hun tijd, geld en energie voortaan beter besteden aan hun onderzoek, zeiden wetenschappers destijds tegen de Volkskrant. Die klimaatrapporten werden zo langzamerhand een herhalingsoefening.
Krachttoer
Toch is er nu opnieuw zo’n wetenschappelijke krachttoer uitgehaald. Waarom? ‘Omdat het klimaat verandert en de maatschappij ook’, zegt Van den Hurk (57), die werkt als expert weer- en klimaatinformatie bij onderzoeksbureau Deltares. ‘Aan de ene kant zijn er nu veel meer smoking guns: extreme weersituaties die we met steeds meer zekerheid kunnen toeschrijven aan klimaatverandering. Aan de andere kant heeft een nieuwe generatie politici en beleidsmakers nieuwe informatie nodig. De omloopsnelheid is hoog.’
Ook Aimée Slangen (36), klimaatonderzoeker bij het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ) en een van de Nederlandse hoofdauteurs, twijfelt niet over het nut van dit rapport. ‘Er is nog nooit zo veel klimaatonderzoek gedaan als in het afgelopen decennium’, zegt ze. ‘In totaal worden er 14 duizend onderzoeken geciteerd in ons rapport, waarvan de meeste nieuw zijn.’
Sinds de vorige editie is er nog iets veranderd. In 2015 sloten 195 landen het Parijs-akkoord, waarin werd vastgelegd dat een temperatuurstijging van 2 graden in 2100 het absolute maximum moet zijn, en 1,5 graden het streven. ‘Het is relevant te weten hoeveel uitstoot we ons nog kunnen permitteren’, zegt Rein Haarsma (67), eveneens hoofdauteur en atmosfeerexpert bij het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI). ‘Daarover gaat dit rapport.’
Hoe komt zo’n lijvig klimaatrapport, dat de vorige keer meer dan vijftienhonderd pagina’s telde, tot stand? Die vraag legde de Volkskrant voor aan de vijf Nederlandse hoofdauteurs (van wereldwijd 234) die bij het werkstuk betrokken waren. Twee van hen waren met vakantie, de andere drie leggen graag uit hoe ze te werk zijn gegaan.
Het opstellen van het klimaatrapport begint met de keuze voor de auteurs. Slangen gaf zich op nadat ze een oproep had gezien. ‘Je moest zeggen welke artikelen je had geschreven en waar je expertise ligt’, herinnert ze zich. ‘De selectie is streng: uit Europa waren er zeven keer zo veel aanmeldingen als plekken.’
Voor elk hoofdstuk stelt het IPCC-bureau een zo divers mogelijk team samen: een mix van mannen en vrouwen, afkomstig uit alle delen van de wereld, oudgedienden maar ook nieuwelingen. Slangen, die werkte aan het hoofdstuk over oceanen, ijs en zeespiegelstijging: ‘Het viel me op dat in onze groep de jongere generatie sterk vertegenwoordigd was. Ik denk dat er behoefte was aan een frisse blik. Ouderen grijpen misschien eerder terug op dingen die ze al wisten, terwijl dit onderzoeksveld ontzettend in beweging is.’
Voor Van den Hurk en Haarsma kwam het als een verrassing dat ze werden gebeld door het IPCC. Kennelijk had iemand anders hen genomineerd. ‘Het is nooit in me opgekomen om nee te zeggen’, merkt Haarsma op. ‘Ik vind dat je als wetenschapper de verantwoordelijkheid hebt hieraan mee te doen.’
De beide mannen roemen de aandacht voor culturele verschillen binnen zo’n auteursgroep. ‘Normaal kies je als wetenschapper zelf met wie je samenwerkt, het zijn mensen uit je eigen bubbel’, zegt Haarsma. ‘Nu niet. Het was goed dat er veel nadruk lag op respect voor elkaar. In de Europese cultuur zijn we eraan gewend om ongezouten onze mening over te brengen, maar iedereen moet aan het woord komen.’
Klimaatsceptici
Dan begint het eigenlijke werk. De hoofdstukindeling staat van tevoren vast, inclusief een paginalimiet. ‘Wij zijn toen op alineaniveau gaan bepalen wat er in ons hoofdstuk moest’, vertelt Aimée Slangen.
Rein Haarsma leverde in de jaren negentig ook al een bijdrage aan het allereerste rapport van IPCC – dit is het zesde. ‘In essentie is het proces sindsdien niet veranderd’, zegt hij. ‘Toen stuurden we elkaar nog brieven en artikelen per post. Nu zijn zelfs de meetings deels digitaal geweest.’
De wetenschappers discussiëren vooral over welk onderzoek ze betrouwbaar vinden en welk niet. Elke uitspraak die ze doen, voorzien ze van een stempel: van ‘heel weinig vertrouwen’ tot ‘heel veel vertrouwen’. Als het onderzoek voldoende betrouwbaar is, bepalen ze ook wat de kans op een bepaald klimatologisch verschijnsel is. Zo was het in 2013 ‘vrijwel zeker’ (kans groter dan 95 procent) dat de bovenste laag van het zeewater tussen 1971 en 2010 was opgewarmd. Maar het was slechts ‘waarschijnlijk’ (kans groter dan 66 procent) dat de aarde bij de meeste uitstootscenario’s in 2100 meer dan 1,5 graden zou opwarmen.
Over sommige onderwerpen kan het lang gaan. Wat is de bijdrage van Antarctica aan de zeespiegelstijging? Is het mediterrane gebied droger geworden of niet? Wat is natuurlijke variabiliteit, wat kan worden toegeschreven aan klimaatverandering?
‘Soms zit er niets anders op dan te stemmen over hoe zeker we ergens van zijn’, zegt Slangen. ‘Dan gaan de duimen omhoog of omlaag.’
De klimatologen maken een eerste, een tweede en een derde versie van het rapport. Tussendoor krijgen ze steeds commentaar van buiten, zowel van andere wetenschappers als van overheden. ‘De lat om commentator te mogen zijn ligt laag’, zegt Van den Hurk. ‘Iedereen die in een grijs verleden iets heeft geschreven over klimaatverandering mag meedoen. Dat geldt ook voor iedereen die bij de overheid werkt.’
Onder de commentatoren zijn klimaatsceptici die de auteurs om de oren slaan met onderzoeken die hun beweringen lijken tegen te spreken. Het is verplicht om op al die opmerkingen te reageren – het zijn er meestal honderden – inclusief bronvermelding. Zo vormt het klimaatrapport een steeds dichtere benadering van de waarheid.
Politieke druk
Van politieke druk zeggen de drie hoofdauteurs weinig te hebben gemerkt. ‘Dat zeg ik recht uit mijn hart’, aldus Haarsma.
Pas in het allerlaatste stadium, bij het maken van een Samenvatting voor Beleidsmakers, zitten de afgevaardigden van de landen aan tafel. Op dat moment is de rol van de hoofdauteurs al grotendeels uitgespeeld. Alleen Aimée Slangen was kort bij een van zulke sessies aanwezig.
‘Ik moest er wel om lachen’, zegt ze. ‘De voorzitter had een veilinghamer, en telde af, van vijf tot nul. Als niemand bezwaar had, werd de betreffende zin afgehamerd. Maar meestal kwamen er opmerkingen. Ik geloof dat er in een uur tijd vijf zinnen zijn besproken.’
Vaak schemert het nationale belang door in die discussies. Het kan gaan over de naam die is gekozen voor een bepaald geografisch gebied. Maar ook over een kwestie als: laat je in de grafieken de extreme voorspellingen gezien, of richt je je op het gemiddelde?
‘Er kan in de focus iets veranderen, maar ze kunnen niet de wetenschap aanpassen’, zegt Slangen beslist. ‘Veel commentaar verdwijnt uiteindelijk in een voetnoot’, vult Haarsma aan.
Zoals Nederland en vele andere landen tijdens de coronapandemie een Outbreak Management Team hebben, zo kun je het IPCC zien als een Climate Management Team. Het werkt niet nationaal, maar internationaal. De tijdschaal is er een van decennia, niet van dagen. Maar het doel is hetzelfde: de nieuwste wetenschappelijke inzichten komen op papier te staan. En vervolgens is het aan de politiek te bepalen wat daarmee gebeurt.
Wat is het IPCC?
Het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) is een wisselende groep wetenschappers die eens in de zoveel jaar rapporteert over de stand van het klimaat. In 1988 werd het opgericht door de Verenigde Naties (VN). Het klimaatpanel is toe aan zijn zesde klimaatrapport. Dat verschijnt maandag, althans, het eerste deel ervan. Het vorige rapport stamt uit 2013.
In het eerste deel staat traditiegetrouw de fysische klimaatwetenschap centraal: hoeveel stijgen de temperatuur en de zeespiegel? De andere delen gaan over de gevolgen van klimaatverandering en over het tegengaan ervan.
Van dat tweede deel lekte aan het begin van de zomer al iets uit. Daarin zou staan dat klimaatverandering het leven op aarde ingrijpend zal veranderen, zelfs als de uitstoot van broeikasgassen wordt teruggebracht. Uitsterving van soorten, het uitbreken van ziekten, onverdraaglijke hitte, het instorten van ecosystemen en steden die bedreigd worden door de zee – een kind dat nu wordt geboren, gaat dat voor zijn 30ste allemaal meemaken, luidde de boodschap.
Of het rapport werkelijk zo apocalyptisch wordt? Dat is nog even afwachten, want dit deel staat pas op de rol voor begin 2022.