Derde dode door politiekogels dit jaar
Woensdagavond schoot de Amsterdamse politie een jonge Marokkaan dood. Hij was de derde dit jaar die omkwam door politiekogels, tegen één in de afgelopen twee jaar....
Dit staat in het jaarverslag van de Rijksrecherche. De bevinding is gebaseerd op onderzoek van de Vrije Universiteit in Amsterdam. De klacht valt samen met de nasleep van een schietincident in Amsterdam, waarbij een politieagent een 33-jarige Marokkaan op het Mercatorplein doodschoot. Twee weken geleden werd in dezelfde buurt 36-jarige man door de politie in de borst geschoten. In juni werd in Den Haag een autokraker en in januari in Rotterdam een verdachte van een steekpartij doodgeschoten. Ernstig gewonden door een politiekogel waren er in Rotterdam, Oss en Arnhem. Deze incidenten zijn niet opgenomen in het jaarverslag. Wel de 32 voorvallen die de Rijksrecherche heeft onderzocht, waarbij in 22 gevallen mensen gewond raakten door politiekogels. Om een onderzoek goed en onafhankelijk uit te voeren, is het voor de Rijksrecherche van belang om de ondersteunende diensten, zoals de technische recherche, zelf aan te sturen, aldus het onderzoek van de VU. Daarom moet de dienst zo snel mogelijk worden gealarmeerd om na een schietincident op de plaats van de gebeurtenis te komen. Hoewel er dit jaar nu al drie doden door politiekogels zijn gevallen, tegen één de afgelopen twee jaar, is er volgens de Nederlandse Politiebond en het Nederlandse Politie Instituut geen sprake van een toename. Er wordt gerekend met een gemiddelde van drie doden per jaar door politiekogels. Er is evenmin wijziging gekomen in de instructie. Zo'n 90 procent van de agenten is bevoegd wapens te dragen. Dat is 20 procent meer dan twee jaar geleden, toen er werd geklaagd over slechte schietvaardigheid van de agenten. Bondsbestuurder Hans van Duijn zegt niets te begrijpen van de klacht van de Rijksrecherche. Volgens hem is er geen korpschef in Nederland die onderzoek naar schietincidenten zal belemmeren. Overigens meent hij dat de Rijksrecherche niet altijd snel ter plekke kan zijn, omdat de betrokken agent niet altijd in staat is onmiddellijk te worden gehoord en de procedure ook de inschakeling van getuigen-deskundigen vergt. 'Ik vind drie weken niet lang. Ik denk dat het nu ook snel gaat.' Van Duijn noemt Nederlandse agenten niet bijster trigger-happy. Vaak, blijkt uit VU-onderzoek, is de schietende agent onvoldoende geoefend. Maar wie eenmaal besluit te schieten, hoeft niet per se op de benen te richten. Belangrijkste doel is de tegenstander uit te schakelen en dan biedt richten op de borst meer zekerheid. Volgens Van Duijn blijken agenten minder snel het wapen te trekken, nu ze de beschikking hebben over pepperspray. De spray werkt dikwijls effectief, waardoor agenten voor hun gevoel minder snel in een bedreigde positie komen. Agenten leren eerst het conflict verbaal te slechten, daarna met de wapenstok, vervolgens met pepperspray en pas in het uiterste geval zijn ze gerechtigd het vuurwapen te grijpen. Of de Amsterdamse agent woensdag eerst de pepperspray heeft gebruikt, moet nader onderzoek uitwijzen. De agenten dragen de spray aan hun koppel bij hun sterke hand, dus meestal vlak in de buurt van het vuurwapen.