DEMOCRATIE IN AFRIKA Wie wil er oppositie voeren?
'GELOOF ME, het ontbreken van een democratische cultuur is de oorzaak van alle ellende', zei de Malinese president Alpha Oumar Konaré toen hij in februari op bezoek was in Nederland....
Afgelopen maandag stormde een politiemacht het kantoortje van een oppositiepartij binnen, waar een persconferentie was belegd. Er werden flinke klappen uitgedeeld en het gehele gezelschap, journalisten inbegrepen, werd meegenomen naar het hoofdkwartier van de politie. In het weekeinde waren al negen oppositieleiders ingerekend. De agenten waren razend omdat zaterdagnacht een collega was gelyncht door aanhangers van de oppositie. Ze kwamen de dood van hun maat wreken, zei een agent.
In Mali is de democratie tot in de puntjes geregeld: er is een grondwet, er is een democratisch gekozen parlement, er zijn politieke partijen, er is persvrijheid, er is een rechtsstaat. Maar de democratische cultuur, waarover Konaré sprak, is nog ver te zoeken.
De meeste oppositiepartijen boycotten de verkiezingen. Konaré werd zo gemakkelijk herkozen in maart. Zijn partij ondervond eveneens weinig tegenstand bij de parlementsverkiezingen. De organisatie was echter een chaos en de verkiezingen moesten in juli worden overgedaan. Het veranderde weinig aan de uitslag, want de oppositie volhardde in de boycot. De sfeer was grimmig. Militante aanhangers van de partijen raakten slaags. Er vielen enkele doden. De opkomst van de kiezers was bedroevend.
Zo is Konaré, waarschijnlijk tot zijn eigen gruwel, een democratisch gekozen staatshoofd zonder een democratisch draagvlak. Verdwenen is de euforie uit zijn eerste termijn, toen de Malinezen hem zagen als het absolute tegendeel van de dictator Moussa Traoré, die in 1991 ten val was gebracht door een opstand van het volk en het leger. Mali is niet langer het toonbeeld van democratie in Afrika, het bewijs dat een parlementair stelsel ook daar mogelijk is. In Mali manifesteert zich de zwakke schakel van de democratie in Afrika: de oppositie.
Als de oppositiepartijen het spel niet meespelen, valt het kaartenhuis in elkaar. Op zich stellen de oppositiepartijen in Mali weinig voor. Er zijn er vele en ze zijn het over weinig met elkaar eens. De ene politicus droomt van een terugkeer van Moussa Traoré, de ander juist van een socialistische revolutie. Maar de politieke programma's, voor zover ze wat om het lijf hebben, doen er weinig toe. Alle partijtjes weten dat ze bij verkiezingen nauwelijks kans maken. Daarom kiezen ze voor de strategie van de obstructie. De rellen en de demonstraties ondermijnen het gezag van Konaré en zijn partij, want de burgers willen in de eerste plaats rust en vrede.
Konaré staat voor een gekmakend dilemma. Als de president met politieoptreden reageert op de provocatie van de oppositie, betekent dit een morele nederlaag. Blijft hij toekijken, dan verdwijnt het vertrouwen van de burgers in de democratie.
De vrijheden die zijn bewind heeft gebracht keren zich tegen hem. De politieke partijen benutten hun vrijheid om het geloof in de democratie onder de burgers te ondermijnen. De oppositiekranten zien persvrijheid als een vrijbrief voor het publiceren van wilde geruchten, verzinsels en persoonlijke beledigingen.
Konarés echtgenote sprak een half jaar geleden haar afschuw uit over de beschimpingen die de president zich moet laten welgevallen en vertelde dat hun kinderen ermee worden gepest. Maar wat kan een prediker van tolerantie en burgerlijke vrijheden anders dan zich schikken?
Presidenten elders in Afrika hebben minder scrupules en grijpen in. Zoals president Chiluba van Zambia, die de partij van oud-president Kuanda op alle mogelijke manieren tegenwerkt, via een speciale wet de presidentskandidatuur van Kaunda onmogelijk maakte en de geheime politie de vrije pers het leven zuur laat maken. Zo werd Chiluba, de oud-vakbondsman die net als Konaré op de democratiseringsgolf begin jaren negentig aan de macht kwam, herkozen. Met de methoden van de vroegere eenpartijstaat, waartegen hij met succes had gestreden.
Er worden steeds meer verkiezingen in Afrika gehouden, maar met de democratische cultuur is het slecht gesteld. De Afrikaanse kiezers stemmen vooral op de politici die zij als de machtigste zien, autoritaire leiders die hopelijk stabiliteit brengen. In landen als Mozambique, Tanzania en Ghana stemden ze op de zittende regimes. In Benin en Madagascar verkozen ze de oud-dictators boven de democratische presidenten die het een paar jaar hadden mogen proberen. De Liberianen kozen onlangs de machtigste van de krijgsheren, Taylor, tot president omdat ze bang waren dat de oorlog anders opnieuw zou beginnen.
Over dit verschijnsel moet je niet wanhopen, zei Konaré in februari. 'Als de stemming zonder geweld is verlopen, volgens democratische regels, mag je dat niet interpreteren al een terugval.' Maar hoe zit het dan met zijn 'democratische cultuur'? Die staat of valt met de groei van partijen die aanhang proberen te winnen voor politieke idealen, die oppositie willen voeren, die hun gedachtengoed stellen boven het veroveren van de macht en de daaruit voortvloeiende rijkdom. Zulke politieke partijen zijn er nog veel te weinig in Afrika.
Wim Bossema