De Zus (3)
Nee zeggen is de enige echte grens van zus.
Ik lig op het bed van de moeder. De enige kamer met een tweepersoons bed. Zus zit op de grond met haar laptop op schoot. Zus eet onopvallend en alsof ze eigenlijk niet echt honger heeft. Een manier van eten die ik heb leren herkennen bij andere gezette vrouwen.
Kauwen
Zus krijgt door dat ik naar haar staar. Haar ogen blijven bij haar bord hangen terwijl ze doorkauwt. Dan stopt ze helemaal met kauwen, is even stil en kijkt mij ineens aan. Wat moet het vervelend zijn als iemand continu naar je staart. Haar blik heeft niet iets vijandigs, maar iets vragends. Maar de aandacht die dat allemaal genereert, maakt haar zenuwachtig waardoor ze vragend haar schouders ophaalt en in lachen uitbarst.
Zus haar zachtheid, openheid en de totale afwezigheid van welke irritatie dan ook over het feit dat er over haar grenzen wordt getreden, maken mij week van binnen. Wat ik verafschuw aan de zus, haar onwrikbare ‘nee’, is, merk ik nu, haar enige echte grens. Haar wapen. Haar enige manier tot zelfbehoud.
Binnen
Toen ik opgroeide, deed de moeder er alles aan om mij binnen te houden. Nu doet ze er alles aan om zus naar buiten te krijgen. Mijn aanvaring met haar van de afgelopen week, waarin ze weigerde het huis uit te gaan, heeft mij een vervelende spiegel voorgehouden. Als een kolonist denderde ik over haar grenzen en zou ik haar wel eens redden. Ik deed alles zogenaamd in haar belang.
Maar waar ik niet naar keek, was wie zij werkelijk is en wat zij werkelijk wil. Ik gebaar naar zus dat er niets is en dat ze vooral moet dooreten.
Ik kijk naar een oude foto van zus die ik heb gevonden in een la van de moeder. Ze is er ongeveer drie jaar oud. Ze kijkt ontheemd. Ze heeft als kind altijd een bepaalde lach gehad. Een lach waarbij ze zich leek te verontschuldigen. Ik herinner me ineens een incident. Ik moet dertien zijn geweest. De zus drie, ze zag er in elk geval precies zo uit, als op de foto. We waren buiten. Het had gevroren. De stoep was heel erg glad.
Te kleine jas
Zus stond met haar handen in haar zakken van haar veel te kleine jas gewoon maar wat te staan terwijl wij, ik denk een vriendinnetje en ik, aan het lachen en geinen waren. Wat we heel eng vonden, maar toch deden was wiebelen op een stuk ijs en niet proberen te vallen.
Op de een of andere manier, misschien lieten wij zus lachen, ik weet het niet, op de een of andere manier viel zus, terwijl ze gewoon stilstond, recht voorover op haar gezicht. Ik zag het in slow motion gebeuren. Terwijl ze viel, probeerde zus haar handen uit haar jaszak te wurmen, wat niet lukte omdat de jas en dus ook de zakken veel te krap waren.
Ze kon haar val niet breken omdat ze haar handen niet op tijd uit haar zakken kreeg en viel recht op haar gezicht, waarna ze keihard begon te huilen. Het ergste vond ik nog dat ik er heel hard om moest lachen.
Ik word niet goed van mijn eigen sentimentele schuldgevoelens. Een val waar ik niet meer in wil trappen. Ik zie de crosstrainer in de kamer waar de zus regelmatig op traint. Ik klim erop en wiebel wat onhandig heen en weer.
Immens
De zus vraagt voorzichtig of ze me zal laten zien hoe het moet. In een paar seconden staat ze op de crosstrainer te langlaufen. Het lijkt alsof er een orkaan door de kamer woedt, de gordijnen vliegen op, wind strijkt langs mijn wangen. Haar geur vermengd met haar lievelingsparfum verspreidt zich door de hele kamer. Het is een gek gezicht om haar lichtvoetig te zien trainen met haar immense lijf.
Ze kijkt ook heel tevreden en trots.
‘Waarom hebben wij zo’n slechte relatie met elkaar?’ Zus klimt van de crosstrainer en somt, een beetje buiten adem, de mogelijke redenen op. Je woont ver weg. Je werkt veel. Geen moment spreekt ze me tegen. Wat ik wel had gehoopt. Ik probeer een gesprek op gang te houden, wat niet echt lukt. Zus praat in echte punten, alsof ze na elke zin verwacht dat het gesprek afgelopen is.
Vriend
Onze conversatie bestaat uit mij die vragen stelt en zij die ze beantwoordt. Ze heeft het over haar vriend. Ze weten nog niet waar ze gaan wonen, in Turkije of in Nederland. Ook al is ze bang dat ze het misschien niet trekt in Turkije. Ze zegt: ‘Ik zal mijn tanden op elkaar zetten. Want mijn plek is naast hem. Waar hij is daar ben ik ook. Zo is de liefde.’
Bij de weinige stappen die ze buiten de deur zet, al is het naar de fysio, vraagt ze eerst zijn toestemming. En dat doet hij ook. Drieduizend kilometer uit elkaar, maar elke minuut van de dag weten waar de ander is. Ik vind het ergens eng, maar ik heb er ook bewondering voor.
Zus lijkt heel gelukkig. Ik kijk naar haar terwijl ze praat. Ze is ruim een kop kleiner dan ik. Ik moet aan een vriend denken, een niet zo lange man die wel eens uiterst serieus verzuchtte: Als ik wat vaker was vastgehouden in mijn jeugd, dan weet ik zeker dat ik een paar centimeter langer was geworden.