De week van Obama's strategische ongemak

Barack Obama kiest zijn woorden goed – en zijn sonore bariton geeft ze extra zeggingskracht. Maar ook zijn oratorische talenten kunnen niet altijd het kleine vuil tussen de regels verhullen....

Neem de toespraak waarin hij zijn Afghanistanstrategie ontvouwde. Sprekend over de onverminderde noodzaak om het gewelddadige jihadisme het hoofd te bieden, zei hij: ‘Deze last dragen we niet alleen. Dit is niet louter Amerika’s oorlog. Sinds 11/9 hebben schuilplaatsen van Al Qaida gefungeerd als uitvalsbases voor aanslagen in Londen, Amman en Bali.’

Nu is dit geenszins een complete opsomming van bloedige aanslagen die kunnen worden toegeschreven aan Al Qaida of extremistische groepen die aan deze ‘moeder van alle terreurorganisaties’ zijn gelieerd. Logisch dat Obama het hield op een kleine selectie. Maar het blijft opvallend dat hij niet de naam noemde van de stad waar de laatste grote terreuraanslag plaatsvond, en nog wel precies een jaar geleden, namelijk de spectaculaire aanslag in het Indiase Mumbai, die aan 170 mensen het leven kostte.

De reden laat zich raden. Voor het welslagen van de missie in Afghanistan is een behoorlijke mate van Pakistaanse medewerking onontbeerlijk. Het Pakistaanse leger zal eindelijk ernst moeten maken met het opruimen van de terroristische broeinesten langs de Afghaanse grens. Maar in dat leger tiert de argwaan jegens het grote buurland India nog altijd welig, en mede daarom is men hypergevoelig voor het verwijt dat terroristische aanslagen op Indiase bodem hun oorsprong vinden bij Pakistaanse extremisten, die bovendien zouden beschikken over militaire connecties. Dus om geen kwaaie Pakistaanse honden wakker te maken wordt discreet gezwegen over het drama in Mumbai. Trouwens, in de hele tekst van Obama komt de naam van India, toch een niet onbelangrijke mogendheid in de regio, geen enkele keer voor.

We stuiten hier op een meer omvattend ongemak in de verhouding tussen de Verenigde Staten en Pakistan. De machthebbers in Islamabad worden door de Amerikanen voortdurend aan de borst gedrukt. Maar eigenlijk is India voor Washington een veel aantrekkelijker partner. Of althans: India is een aantrekkelijker partner geworden sinds het einde van de Koude Oorlog waarin het een van de leidende mogendheden in de Beweging van Niet Gebonden Landen was, een organisatie die, anders dan de naam deed vermoeden, een overwegend anti-Amerikaanse inslag had.

Anno 2009 neemt India duidelijk een andere strategische positie in en valt ook vooral op wat het land met de VS verbindt. Al vóór 11/9 steunde het de Noordelijke Alliantie tegen het Talibanbewind in Kabul. Het heeft een stabiel democratisch stelsel, waarin de strijdkrachten ondergeschikt zijn aan het civiele bestuur. Het heeft een vrije pers en een seculiere grondwet die moslims (het land telt praktisch evenveel moslims als heel Pakistan) dezelfde rechten garandeert als hindoes en belijders van andere godsdiensten. Het is ruim bedeeld met ondernemingszin, waardoor het land hard op weg is een van ’s werelds economische grootmachten te worden (al is het probleem van de armoede nog geenszins overwonnen). Onder president Bush is een vorm van nucleaire samenwerking tot stand gekomen die maakt dat India zich grotendeels voegt naar het regime van het Non-Proliferatieverdrag. En last but not least: India is voor de VS een voor de hand liggende partner als het nodig mocht zijn tegenwicht te bieden aan een te dominant China.

Om de terminologie van de scherpzinnige Franse politicoloog Dominique Moïsi in zijn boek Geopolitiek van emoties aan te houden: in India overheerst de cultuur van de hoop, terwijl Pakistan in de greep van de cultuur van de vernedering en de wrok verkeert, zoals helaas maar al te vaak het geval is in de islamitische wereld. Niet alleen bij de Pakistaanse fundamentalisten, maar ook bij een aanzienlijk deel van de pers, de intelligentsia en het militaire kader leeft het absurde idee dat het democratische, seculiere Westen in het algemeen, en Washington in het bijzonder, het grootste gevaar vormt. Uiteraard gaat deze mentaliteit gepaard met een flinke dosis antisemitisme. Een man als A.Q. Khan, die bij uitstek verantwoordelijk is voor de verspreiding van nucleair materiaal naar kwalijke staten als Noord-Korea, geniet een heldenstatus.

Staten hoeven geen vrienden te zijn om een alliantie te vormen. Maar enige affiniteit is toch wel gewenst. Die lijkt in de relatie tussen Pakistan en de VS bijna geheel afwezig.

De noodzaak een dam op te werpen tegen het vrije verkeer van jihadisten over de Afghaanse grens zal voor de Amerikanen voorlopig voldoende aansporing blijven om de politieke en militaire leiders in Islamabad zo veel mogelijk in de watten te leggen. Maar het is een verwennerij die geheel voortkomt uit opportunisme. Geopolitiek gezien is de half-mislukte staat Pakistan feitelijk een ballast – die je afwerpt zodra het maar even kan.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden