De week van Barack, Aretha en het feest van de democratie
Hoeveel mensen waren nu eigenlijk naar de Mall in Washington gestroomd om een glimp op te vangen van de inauguratie van Barack Obama als 44ste president van de Verenigde Staten?...
Obama’s ambtsaanvaarding was een glorieus evenement, dat zich afspeelde onder overweldigende belangstelling en een zeldzame mate van opwinding wekte – maar er wordt wel eens vergeten dat er historische precedenten zijn. Al in 1829 kwam een ware mensenmassa op de been om getuige te zijn van de inauguratie van Andrew Jackson, de eerste president die niet uit de kring der founding fathers voortkwam. Hij belichaamde het nieuwe, westwaarts bewegende Amerika, zoals Obama de eerste presidentiële vaandeldrager is van het multiraciale Amerika. In 1933 werd de eedaflegging door Franklin Roosevelt rechtstreeks gevolgd door minstens 100 duizend mensen (toen een enorm aantal), terwijl miljoenen Amerikanen luisterden naar het radioverslag. Voor hen was de Democratische hervormer de man die hoop bood in bange crisisdagen, zoals nu Obama door velen wordt gezien als de leidsman die de natie weer op het goede spoor kan zetten.
Er valt nog een historische parallel te trekken, en wel met de ambtsaanvaarding door president John Kennedy. De meest geciteerde zin uit zijn inaugurale rede is: ‘Vraag niet wat je land voor jou kan doen – vraag wat jij voor je land kan doen’. Maar wat bij herlezing van die rede vooral opvalt, is de nadruk die de 35ste president legde op het maken van een nieuw begin en op het doorbreken van traditionele barrières, niet in de laatste plaats in de internationale arena. ‘Laten beide zijden onderzoeken welke problemen ons verenigen in plaats van breed uit te meten welke problemen ons verdelen.’
Het was een opmerkelijk pleidooi, maar wel eentje waarvoor de tijd rijp was. De naoorlogse restauratie naderde haar grens. In 1962, een jaar na Kennedy’s aantreden, publiceerde de socioloog Daniel Bell zijn vermaarde boek The End of Ideology. Het betoogde dat oude ideologische concepten hun betekenis aan het verliezen waren. De jaren zestig zouden een tijdperk van onbevangen pragmatisme inluiden. Empirisch onderzoek zou het voornaamste wapen van bestuurders worden.
We weten hoe het is gelopen. Maatschappelijke normen en waarden begonnen te schuiven, het feminisme haalde de traditionele man-vrouw-verhouding onderuit, gevestigde instituties raakten op drift, er kwam een anti-autoritaire beweging op gang, waarvan een deel steeds meer radicaliseerde. Door dat alles werden de tegenstellingen juist groter in plaats van kleiner. Het ideologisch vuur laaide hoog op. De politiek ging niet slechts over de verdeling van schaarse middelen, maar ‘werd een krachtmeting tussen waardenstelsels en levensstijlen’, zo memoreerde New York Times-columnist David Brooks deze week. De polarisatie hield decennialang aan, met de presidentschappen van de door rechts gehate Bill Clinton en de door links verafschuwde George Bush als apotheose.
De Republikeinen profiteerden het meest van die polarisatie, want zij wisten zich te profileren als de partij van rust en orde waarnaar velen onverminderd blijven verlangen. Maar dat beeld is gekanteld, stelde Peter Beinart onlangs vast in Time. Het is nu de Democratische partij die wordt gezien als een baken in een woelige zee, en dat is in belangrijke mate te danken aan Obama, die door de kracht van zijn persoonlijkheid een brug lijkt te kunnen slaan tussen traditionele normen en moderne opvattingen.
De verbinding tussen oud en nieuw vormde ook het stiksel van zijn inaugurale rede. Zo brak hij een lans voor beproefde waarden als deugdzaamheid en plichtsbesef, om vervolgens niet-gelovigen op één lijn te stellen met allerhande godsdienstigen als dragers van de Amerikaanse cultuur, iets wat zijn voorgangers zelden of nooit hebben gedaan.
Kan Obama inderdaad vaste patronen loswrikken en de rol van uniter spelen die Bush ooit voor zich opeiste? Je kunt het je moeilijk voorstellen, omdat in de Amerikaanse geschiedenis de politieke strijd bijna altijd hard is gevoerd. Maar een feit is dat hij begint met een groot reservoir aan goodwill. Onlangs was ik op bezoek bij oude kennissen in Michigan, geheide Republikeinen die in november op John McCain hebben gestemd. Niettemin etaleerden ook zij trots over de historische stap die hun land heeft gezet met de verkiezing van de eerste zwarte president, en ze spraken over Obama met aanzienlijk meer respect dan vroeger over Clinton.
In elk geval kunnen de Amerikanen een tijdje teren op een flinke dosis inspiratie. Want al was de inaugurale rede misschien niet de beste speech die Obama ooit heeft gegeven, hij toonde zich toch weer een begenadigd spreker en de hele ceremonie was een feestelijke, hartverwarmende celebratie van de democratie, die daardoor extra glans krijgt. Wat een contrast met Nederland, waar de jaarlijkse hoogmis van de democratie in handen is van een niet-gekozen monarch die met een dictie uit het jaar nul een onaandoenlijke tekst van een niet-gekozen minister-president voorleest. Zonder begeleiding van een Yo-Yo Ma of een Aretha Franklin, zonder allure en overtuigingskracht.