Analyse
De Taliban beloven China van alles, en omgekeerd, maar elkaar vertrouwen doen ze niet
Zolang de Oeigoerse extremisten maar geen hulp krijgen zal het China een zorg zijn wie Afghanistan regeert: de Taliban of de regering in Kabul. De grote buur knoopt betrekkingen aan met allebei, en voor het geval het toch misloopt, ook met de Centraal-Aziatische buurlanden. Één ding wil China niet: al te diep verstrikt raken in het politiek moeras dat Afghanistan is.
Al heeft China de mond vol van de toekomst die het Afghaanse volk nu eens zelf gaat bepalen, gelukkig met het vertrek van de westerse troepen uit Afghanistan is Beijing niet. Voor China telt maar één ding en dat is stabiliteit. Wat dat betreft is het piepkleine stukje grens van 76 kilometer tussen China en Afghanistan al decennialang een kopzorg voor China.
Naast de meest beruchte terroristische organisaties is Afghanistan immers ook toevluchtsoord voor twee vrijwel onbekende groeperingen die zich met geweld tegen Beijing verzetten. Het gaat om East Turkestan Islamic Movement (ETIM), in 2008 opgevolgd door de Turkestan Islamic Party (TIP). Deze Oeigoerse groepen zien Xinjiang in het uiterste westen van China als hun thuisland en hebben in het verleden een handjevol aanslagen opgeëist. Hopend op bijstand in hun strijd tegen de Chinese communistische partij hebben ze zich losjes aangesloten bij verschillende terreurorganisaties, zoals Al Qaeda, Islamitische Staat, maar ook de Taliban.
Economische hulp
Hoeveel Oeigoerse extremisten precies in Afghanistan zijn en met wie ze samen optrekken, weet niemand, maar door het machtsvacuüm in Afghanistan dreigt Beijing het zicht op de extremisten daar te verliezen. Vandaar dat China al langer op twee paarden wedt: de regering in Kabul èn de Taliban. Beijing houdt iedere potentiële Afghaanse machthebber een vergezicht van economische ontwikkeling met Chinese hulp voor, mits er niet openlijk moeilijk wordt gedaan over de mensenrechten van tot een miljoen Oeigoeren en andere moslims in Chinese gevangenissen en heropvoedingskampen, en wordt meegewerkt aan Chinese verzoeken voor uitlevering van vermeende Oeigoerse terroristen.
Op dit moment beloven de Taliban, waarmee China sinds eind jaren negentig informele contacten onderhield met het doel Oeigoeren van in Afghanistan opererende geloofsgenoten te isoleren, van alles: China is ‘een welkome vriend’ die Afghaanse grondstoffen mag komen winnen. Voor de religieuze Taliban is een gelegenheidsvriendschap met de communistische atheïsten in Beijing de kortste weg naar internationale legitimiteit en economische ontwikkeling. China denkt al even pragmatisch: zolang extremistische Taliban kunnen worden gebruikt om vermeende terroristen buiten Xinjiang te houden, zijn het potentiële partners.
De betekent niet dat Taliban en Beijing elkaar vertrouwen, dus Beijing voert uit voorzorg het overleg met Centraal-Aziatische partners op. Vorige week bezocht de Chinese minister van buitenlandse zaken Wang Yi Turkmenistan, Tadzjikistan en Oezbekistan, landen die de afgelopen tien jaar steeds nadrukkelijker met China zijn gaan optrekken op het gebied van veiligheid en economische ontwikkeling. Banden die China nu van pas komen als een soort verzekeringspolis als de chaos in Afghanistan zich tot over de grenzen uitbreidt, dus zorgt Wang Yi nu al dat alle neuzen dezelfde kant opstaan. Beijing trekt ook op met zijn goede vriend Pakistan in een drielanden-overleg met de zittende Afghaanse regering.
‘Groot plan’
Deze diplomatieke inspanningen duiden Amerikaanse media als de Chinese aftrap voor een ‘groot plan’ om de wijde regio inclusief Afghanistan te domineren, waarbij, zoals sommige commentatoren in de Amerikaanse nieuwswebsite The Hill zuur opmerken, de Chinezen en de Taliban de vruchten van de Amerikaanse inspanningen in Afghanistan ‘op een presenteerblaadje krijgen aangereikt’.
China piekert er echter niet over zich zoals andere grootmachten al te diep in het Afghaanse moeras te begeven. Het gaat erom de toekomstige machthebbers in Kabul – wie dat ook zullen zijn – voor het Chinese karretje te spannen met als topprioriteit stabiliteit in Xinjiang. Zodra dat geregeld is, komt het Chinese overwicht vanzelf, want dan valt Afghanistan als het ontbrekende puzzelstukje keurig in het Belt and Road Initiative (BRI), het Chinees economisch masterplan dat zich over de hele wereld uitstrekt. Ten oosten van Afghanistan is Pakistan de grootste ontvanger van BRI-projecten, ten westen heeft China aanzienlijke BRI-investeringen in de Iraanse energiesector, dus Afghanistan past daar prima tussen.
Alleen al daarom dicht China zichzelf een glansrol toe bij het zieltogende Afghaanse vredesproces. Wie als winnaar uit de bus komt, kan aansluiten op BRI. Beijing maakt zich echter geen illusies over de kans Afghanistan soepel met Chinese megaprojecten in te kapselen. Daar is het land voorlopig te onveilig voor.