'De taal maakt het verleden menselijk'
Pestepidemieën en oorlogen teisterden de Lage Landen tussen 1300 en 1400. Toch beleefden de letteren een explosie van vernieuwingen, schrijft Frits van Oostrom in de literatuurgeschiedenis Wereld in woorden. 'Het is zo romantisch, zo modern.'
'Kijk', zegt Frits van Oostrom, wijzend op een wandvullende kast met boeken, mappen en zelfs ouderwetse bakken met fiches. 'Hier staat mijn boek. En dan alleen het niet-digitale deel van het materiaal.' Zes jaar werkte hij, hoogleraar aan de Universiteit Utrecht, aan Wereld in woorden, zijn alomvattende boek over de literatuur in de Lage Landen in de 14de eeuw, het vervolg op Stemmen op schrift, dat verhaalt over het prille begin van de Nederlandse letterkunde.
Het vertelt het verhaal van een bloeiende literatuur in een door pestepidemieën en oorlogen geteisterde eeuw. Maar ook de eeuw waarin de burger emancipeerde, de stad het centrum van cultureel leven werd, de schrijver als individu werd geboren en zich ging uitdrukken in de volkstaal. Het lezerspubliek nam enorm toe. In dit overzichtswerk is een gedreven verteller, aan het woord, die de 'stof' - ook het werk van vakgenoten - zozeer heeft verinnerlijkt dat hij losjes en beeldend, met ogenschijnlijk groot gemak, de lezer meetrekt op zijn ontdekkingsreis.
Van Oostrom moet het toegeven: hij is een geleerde geworden. 'Precies wat ik als jongen niet wilde zijn. Toen ik promoveerde, was ik een onderzoeker, ik wilde telkens één onderwerp uitdiepen. Gaandeweg weef je een gobelin van kennis. Twintig jaar geleden had ik het niet kunnen schrijven. Ook ben ik een missionaris geworden; ik wil mijn kennis, mijn liefde overdragen. Dat is ook een taak van de universiteit: voeling houden met de samenleving, iets teruggeven. Mijn boek is een ei met een dubbele dooier: het biedt vakgenoten stof tot discussie, maar je kunt het ook lezen als je niets weet van de 14de eeuw. Het was nooit mijn favoriete eeuw. Nu wel. Het is prachtig om te zien hoe crisis kan leiden tot een explosie van creativiteit en vernieuwing.'
Wereld in woorden was, zegt hij, zijn moeilijkste, meest complexe boek om te schrijven, door de enorme variatie aan teksten, genres en schrijvers en tendensen. 'Ik wilde niet aan lintbebouwing doen, van deur naar deur, van tekst naar tekst. Ik wilde verbanden leggen, een poging doen tot verklaren, tot synthese. In mijn somberste momenten dacht ik: wat doe ik? Ik beoefenen een vak dat straks misschien niet meer bestaat, literatuur wordt steeds onbelangrijker, en er worden minder boeken gelezen.'
Het was de fascinerende ontdekkingstocht zelf die hem erdoor sleepte. 'Ik heb veel dingen ontdekt waarnaar ik niet op zoek was. Zo'n schrijver als John Mandeville, die reisde door het Midden-Oosten en de islam een interessant geloof vond. Voor Maerlant was Mohammed de duivel! Of Willem van Hildegaersberch, die vrij en zelfbewust zijn meningen rondstrooide. De kringen van de Moderne Devotie, die mij vroeger nauwelijks konden boeien. Het was heerlijk me te verdiepen in schrijvers en teksten die ik niet goed kende. De lastige stukken in een literatuurgeschiedenis zijn juist de onderwerpen waarover je al vaak hebt geschreven. Zo'n boek volgt een natuurlijke cyclus: eerst het jagen en verzamelen, dan moet de akker worden bewerkt en tot slot is er de industriële afwerking. Ik hoef niets te verzinnen. Alles was er al. Ik hoef het alleen maar op te wrijven en te laten glanzen.
'Ik ontmoette schrijvers, mensen met een eigen gedachtewereld, een eigen stijl. Je kunt je met deze schrijvers verstaan, nog altijd. De motieven om te schrijven die Jan van Boendale noemt: geld verdienen, een vrouw inpalmen, beroemd worden, zijn nu nog dezelfde. Hij schreef dat in 1330! Het is zo modern, zo romantisch. Die mensen lijken op ons. Ze uitten zich in taal, in het Nederlands, net als ik. De taal is voor mij het belangrijkste. Ik maak van taal taal. Middeleeuws eten, daar hoef je me niet voor wakker te maken, en zelfs niet voor middeleeuwse schilderkunst. De taal maakt het verleden echt menselijk.'
De taal van het heden klinkt ook door in Wereld in woorden. Van Oostrom typeert zijn schrijvers als het uitkomt als 'columnist' of 'freelancer', en gebruikt temen als boulimia en anorexia. Ook knipoogt hij met toespelingen op bekende dichtregels, zoals 'heeft schoonheid haar gezicht verbrand' en 'Is dit genoeg, voor de rechtvaardiging van een bestaan'. Zo herinnert hij de lezer eraan dat we kijken vanuit deze eeuw, én dat het om één doorlopende literatuurgeschiedenis gaat. 'Maar je moet niet overdrijven', zegt hij. 'In een eerdere versie vergeleek ik de beweging van de Moderne Devotie met die van Occupy. Diezelfde onwankelbare overtuiging; je boodschap uitdragen op stadpleinen: jullie zitten verkeerd! Die vergelijking is gesneuveld; te tijdgebonden.'
Het is voor iemand die over het verleden schrijft goed om midden in deze tijd te staan, zegt Van Oostrom. 'Ik leef niet in, maar mét het verleden. Het is voor mij levend aanwezig. Ik vind het fijn als het nog echt, materieel, bestaat en functioneert, zoals het Binnenhof in Den Haag. Waarschijnlijk zou ik in de Middeleeuwen niet lang overleven. Ik ben geen Kartuizer monnik. Ik ben gesteld op comfort en technologie, ik heb kinderen. De mogelijkheden van de moderne tijd zijn de oude dingen tot steun. Als Bach nu had geleefd, had hij ook de modernste vleugel gebruikt. Ik heb bij dit boek een website gebouwd, een enorme verrijking.'
Met wie van de schrijvers uit zijn boek zou hij, als het kon, eens in gesprek willen gaan? Van Oostrom denkt lang na; eigenlijk met álle beschrevenen wel. 'Maar als ik echt moet kiezen: de dichters van het Gruuthuse handschrift, die rond 1400 in Brugge leefden. Ik zou graag willen horen hoe zij in het leven stonden, deze zakenlieden en bestuurders met groot artistiek gevoel. Van alle milieus die ik beschrijf, wint toch de stad het als de meest inspirerende omgeving. Brugge kende een relatief open samenleving, een economische bloei, het was een echte stad. Dat de bloei van cultuur en economie daar samengaan, is geen toeval.'
Het zit erop, dit enorme project. Frits van Oostrom sluit het af, met opluchting maar ook weemoed. 'De laatste woorden van het boek zijn niet voor niets 'niet meer'. Ik weet het van al mijn boeken: aan het slot ben ik enigszins geëmotioneerd. Je sluit ook een deel van je leven af. Zo'n boek is een gemoedstoestand.'
wereld-in-woorden.nl
CRISES DWINGEN TOT INNOVATIE
Frits van Oostrom: 'Je hoort consultants en therapeuten vaak zeggen: beschouw een crisis als een kans. Toch zou ik de nabestaanden van die miljoenen pestslachtoffers uit de 14de eeuw niet graag feliciteren met hun 'kans'. Maar macrohistorisch gezien zit er iets in: in tijden van welvaart en voorspoed dreigt zelfgenoegzaamheid, terwijl crises dwingen tot innovatie. Kijk naar de ontwikkeling van de Rotterdamse haven na de Tweede Wereldoorlog, of naar Duitsland, waar een deel van mijn Joodse familie toen ik klein was nooit doorheen wilde rijden: het geldt nu alom als het gezondste land ter wereld. De 14de eeuw, een eeuw van ongekende tegenslag én grootscheepse vernieuwing, is ook een goed voorbeeld.'
undefined