De systeemgeneraal is overal Het heldere denkwerk van ontwerper Wim Crouwel

De invloed van vormgever Wim Crouwel en zijn bureau Total Design was lange tijd zo groot, dat heel Nederland leek vormgegeven volgens de strenge normen van Crouwels functionalisme....

HUB. HUBBEN

MOCHT HET mislopen dan heeft de meester zelf in elk geval bijtijds gewaarschuwd: 'De huidige, nogal modieuze belangstelling voor vormgeving kan een voorteken zijn voor de verloedering ervan. Als iets gemeengoed wordt, is de vooruitgang er meestal niet mee gediend. Het pragmatisme heeft dan meer kans om toe te slaan; er moeten steeds sneller beslissingen worden genomen en de routine neemt de leiding over. Hiermee samenhangend is het gevaar van het cynisme, dat voortkomt uit de snelheid en veelheid van nieuwe ontwikkelingen op alle gebieden dat leidt tot bagatellisering of veronachtzaming van de rol van vormgeving.'

Met deze beschaafd geformuleerde uitval naar 'quasi-functionalisten en superdecorateurs' besloot Wim Crouwel in 1988 zijn rede, uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van bijzonder hoogleraar Kunst-en Cultuurwetenschappen aan de Erasmus Universiteit.

De rede is in extenso afgedrukt in Wim Crouwel - Mode en module, een omvangrijke publicatie over Nederlands beroemdste ontwerper, die het zelfs in een boek over hem klaarspeelt het allerlaatste woord te hebben: 'Ik ben blij, dat ik dit boek niet maak', aldus de laatste zin van een aan het slot van het boek opgenomen biografische overzicht.

Ongetwijfeld doelt Crouwel met deze verzuchting op de slepende productie van het boek, die in totaal zeven jaar in beslag nam. In deze periode werd van uitgever gewisseld en moest met diverse subsidiegevers een gevecht worden aangegaan over formaat en opzet van het boek.

Dat gevecht is de moeite waard geweest, want het werd op alle fronten gewonnen. Niet alleen door de ontwerpers die het vertikten een salontafelboek te maken, maar vooral ook door handhaving van de bijdragen van design-criticus Hugues Boekraad, naast die van Frederike Huygen. Was het boek aanvankelijk bedoeld als een pure monografie, mede door de analytische en kritische bijdragen van Boekraad is Wim Crouwel - Mode en module op slag onmisbare literatuur voor iedere (grafisch zowel als ruimtelijk) ontwerper en voor wie dat hoopt te worden. De nogal academische toon van Boekraad moet de lezer volgens eindredacteur Hester Wolters voor lief nemen: 'Dan lees je het maar drie keer. Boeken met alleen plaatjes over vormgeving zijn er al genoeg'.

Niettemin barst het 430 pagina's tellende boek bijna uit zijn voegen van de afbeeldingen, die door vormgevers Karel Martens en Jaap van Triest volgens een strikte en levendige module zijn gerangschikt. Een proces dat evenmin van een leien dakje ging, want het gereproduceerde materiaal is grotendeels afkomstig uit het Stedelijk Museum in Amsterdam, waar tegelijkertijd met het verschijnen van het boek een expositie is ingericht. Jaap van Triest: 'Had Crouwel zijn archief pas na ons werk aan het museum geschonken, dan hadden we vrijelijker kunnen opnemen. Nu kampten we met de beveiliging die een uitgeleende Malevitsj ten deel valt.'

Wie het boek ziet, kan niet anders dan de vormgevers bewonderen om hun uithoudingsvermogen. Toch is de waakzaamheid van het Stedelijk Museum niet geheel onterecht. Het betreft hier immers het werk van een ontwerper die, zo schrijft Boekraad, 'voor de geschiedenis van het Nederlands grafisch ontwerpen een vergelijkbare betekenis heeft als Berlage en R. Roland Holst, De Roos en Van Krimpen, Zwart en Schuitema. (. . .) Na Piet Zwart is Crouwel de eerste ontwerper die een coherente visie op het vak heeft ontwikkeld. Daardoor heeft hij de praktijk van het vak volwassen gemaakt en is het ontwerpen substantieel veranderd.'

Even verderop werpt Boekraad op dat het als coherent beschouwde oeuvre van Crouwel complexer is dan op het oog lijkt: 'Coherent is de zelfpresentatie als gevolg van bewuste selectie. (. . .) Wanneer men het opdrachtenpakket van Crouwel onder de loep neemt, blijkt er een grote gelijktijdige variatie in het werk te zitten. Hij ziet in dat hij zijn ontwerpidioom niet altijd bij alle typen opdrachtgevers kan doorzetten.

'Wanneer hij zijn werk presenteert, laat Crouwel echter systematisch bepaalde opdrachten, benaderingen of opdrachtgebieden weg. Hij kiest specimina die zijn positie rechtlijnig en zonder breuken representeren. Zo stuurt hij het beeld dat anderen van zijn werk hebben, maar in werkelijkheid is zijn ontwerpoeuvre complexer. Hij werkt bijvoorbeeld gelijktijdig voor Nutricia (massamarkt voor een consumentenproduct) en met Kho Liang Ie voor de top van de meubelmarkt (in een idioom dat wel aansluit bij de eigen vormpreferenties).'

Een rijk geïllustreerde oeuvrelijst van meer dan zestienhonderd ontwerpen waarin Wim Crouwel (1928) de hand had, vult de helft van het boek. Bijna een halve eeuw grafisch en ruimtelijk ontwerpen ontvouwt zich aan de beschouwer: de tentoonstellingen die Crouwel, in dienst van de firma Enderberg, zijn eerste werkgever, inricht en die al meteen spraakmakend zijn; de stoelen die hij op jonge leeftijd ontwerpt voor eigen gebruik; de affiches en aanverwant drukwerk voor het Van Abbemuseum in Eindhoven; de letterontwerpen waaronder het zowel verguisde als bejubelde New Alphabet; de in de jaren zeventig ontworpen en volkomen tijdloze cijferzegels en natuurlijk de verbluffende hoeveelheid affiches en catalogi voor het Stedelijk Museum in Amsterdam uit de periode 1963-1984. Onafzienbaar is de reeks van logo's, briefpapierontwerpen, boeken, jaarverslagen, visitekaartjes, wenskaarten, folders, advertenties, brochures en beeldmerken die Crouwels tekentafel verlieten.

Tot in de kleinste details is in al dit werk de hand herkenbaar van de 'systeemgeneraal', zoals collega Jurriaan Schrofer Crouwel eens goedhartig betitelde. Om de beeldspraak nog even door te zetten: scheve epauletten, een valse vouw in de broek of bemodderde schoenen worden nooit aangetroffen. Aan alle ontwerpen ligt een structuur, een methode, een raamwerk en, niet in de laatste plaats, helder denkwerk ten grondslag.

De belangrijkste vraag die Crouwel zich stelt: hoe rangschik ik het materiaal zo dat de lezer c.q. kijker optimaal kan kennisnemen van de geboden informatie. Daarbij is het niet de bedoeling dat de ontwerper de auteur/kunstenaar wiens materiaal hij in vorm giet, in artistiek opzicht naar de kroon probeert te steken - een neiging die veel hedendaags drukwerk kenmerkt.

Crouwel is een fervent aanhanger van het functionalisme waarvan het Bauhaus en de Nieuwe Zakelijkheid de vroege hoogtepunten vormen. In zijn Rotterdamse oratie stelde hij: '. . . het functionalisme is een idee die een fundamentele betekenis heeft en nu al meer dan een eeuw bepalend is voor het ontwerpproces. Er is sprake van een indringende stijl; de laatste brede stijl na het classicisme (. . .) De trefwoorden van het functionalisme zijn: precisie en directheid, materiaalgevoeligheid, transparantie en helderheid, logica en vanzelfsprekendheid'.

Boekraad ziet het anders. Volgens hem was ook het functionalisme op zijn beurt een reactie op een verkalkte en burgerlijke cultuur: 'Het functionalisme heeft geen intrinsieke rechtvaardiging, maar wordt steeds in oppositie gerechtvaardigd. Het heeft daarom ook niet de ''eeuwigheidswaarde'' die Crouwel er aan toekent.'

Schetsen die licht zouden kunnen werpen op zijn manier van werken zal men overigens vergeefs zoeken. Crouwel gooide ze bijna allemaal weg. Niet zo verwonderlijk voor een man die ook privé van 'opgeruimd' houdt; chaos is hem een gruwel en eindelijk wordt ook het al jaren rondzingende verhaal bevestigd dat Crouwel plakjes kaas in exacte vierkanten snijdt alvorens er zijn boterham mee te beleggen. Medewerkers van Total Design betrapten hem er ooit op.

Aan Total Design wijdt Frederike Huygen een markant hoofdstuk. Markant, vooral omdat voor het eerst uitvoerig uit de doeken wordt gedaan hoe de realiteitszin en managerskwaliteiten van Wim Crouwel het schip ternauwernood drijvende hebben weten te houden gezien de aanvankelijk hoog oplopende meningsverschillen binnen het bureau. Bovendien was de financiële situatie tijdens de eerste tien jaar permanent alarmerend.

Total Design werd in 1963 opgericht door de kapitaalkrachtige broers Dick en Paul Schwarz, industrieel ontwerper Friso Kramer, Ben Bos, Benno Wissing en Wim Crouwel. In 1972 was iedereen vertrokken, behalve Ben Bos en Wim Crouwel die tot 1980 de directie zou voeren. Vervolgens bleef hij nog vijf jaar als adviseur aan het bureau verbonden en hoewel Crouwel de afgelopen vijftien jaar zijn tijd verdeelde tussen diverse hoogleraarschappen en zijn directeurschap van Museum Boijmans Van Beuningen, is hij tot op de dag van vandaag voor velen de personificatie van Total Design.

Door Total Design maakte Nederland kennis met vormgeving die zich veel verder uitstrekte dan een briefpapiertje of een uithangbord. Het vak ontwerpen beleefde een complete cultuuromslag en als geen ander kon Crouwel visie en beleid van Total Design verdedigen en verkopen, zowel aan zijn opdrachtgevers als aan de media. Zijn flamboyante verschijning -hij prefereerde al vroeg maatkleding, vlinderdassen en exclusieve Engelse sportwagens - hielp daarbij een handje, maar van wezenlijker belang was dat hij een groot analyserend vermogen paarde aan een diplomatieke en pragmatische attitude.

Het kwam zo ver dat Total Design heel Nederland leek vorm te geven en daarmee kwam het bureau in een kwetsbare positie; het was nu immers zelf een instituut geworden. Ontwerpers als Jan van Toorn en Piet Schreuders staken het vuurtje aan dat Renate Rubinstein aanwakkerde met haar Vrij Nederland-columns tegen de Nieuwe Lelijkheid. Total Design en met name Wim Crouwel met het door hem ontworpen telefoonboek moesten het ontgelden.

Achteraf bezien is Rubinsteins aanval en de (dikwijls clichématige) publieke discussie die daarop volgde manifest voor de tijdgeest - en niet meer dan dat. Men had genoeg van het alomtegenwoordige Total Design-concept met haar waardenvrije en abstraherende vorm-opvattingen. Alles moest anders; 'saaiheid' diende bestreden te worden en 'jonge wilden' als Anthon Beeke (zelf trouwens enige tijd werkzaam bij Total Design), Gert Dumbar, Hard Werken en Wild Plakken poogden de autoriteit van Crouwel te ondergraven.

Deels is dat gelukt en in de tussentijd ging Crouwel even iets anders doen, bijvoorbeeld adembenemend mooie en soms hoogst theatrale(!) tentoonstellingen maken in Museum Boijmans Van Beuningen. Zijn 'tegenstanders' van toen zien zich inmiddels omringd door een nieuwe generatie ontwerpers die een grafische wereld vol visuele overdaad en typografische anarchie de rug toekeert en de klassieke adagia weer omhelst. Een nieuwe golfbeweging kondigt zich aan.

Jan van Toorn gaat dezer dagen met pensioen als directeur van een kunstacademie; Anthon Beeke ontwerpt voor het Stedelijk Museum en haalt op gezette tijden flink uit naar de 'omgevallen prullenbaktypografie' van de jaren negentig; Gert Dumbar lijkt elke huisstijl - identiek verwijt trof ooit Crouwel - met dezelfde saus te overgieten; Piet Schreuders wenst het enfant terrible van de vaderlandse vormgeving te blijven en van Hard Werken is al geruime tijd niets meer vernomen. Wim Crouwel, bijna zeventig, heeft sinds 1994 weer een eigen ontwerppraktijk. Het affiche voor de Kieler Woche, juni volgend jaar, ligt al klaar.

Frederike Huygen en Hugues C. Boekraad: Wim Crouwel - Mode en module. Uitgeverij 010, ¿ 65,-.

Stedelijk Museum, Amsterdam: At Random/Wim Crouwel. Tot en met 26 oktober.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden