De seculier verkettert
Alles wat ook maar een beetje met kerk of religie te maken heeft, blijft voorwerp van spot voor niet-gelovigen. Terwijl die toch weinig te duchten hebben van de laatste restjes christelijkheid. Volgens Sander van Walsum gedragen ze zich net als al die mensen die 'goed' waren ná de oorlog.
Vrijdenkers en al diegenen die voor vrijdenker willen doorgaan, hebben al minstens decennia een sterke behoefte aan het hekelen van geestelijken. Ze lijken er zo'n beetje hun identiteit aan te ontlenen. Geestelijken staan immers voor een orde die de vrijdenkers bestrijden. In de literatuur en de kleinkunst belichamen kortgeknipte ouderlingen en predikanten de hypocrisie van het ene zeggen maar het andere doen. Meneer pastoor draaft vooral op om jeugdige parochianen te kunnen strelen. De misbruikschandalen binnen de rooms-katholieke kerk bevestigen slechts een oud vermoeden en sterken de vrijdenkers - geheel ten overvloede - in hun gevoel van morele superioriteit.
Voor Jacques Brel waren kwezels niet de 'geestelijke dochters' die ze in vroeger eeuwen waren, maar vroegoude vrouwen 'die het verschil niet zien tussen liefde en wijwater.' 'Zo schrompelen ze ineen, mis na mis, vesper na vesper. De handen gevouwen over de diamant in hun kut, de kwezels.' Wat was Jacques Brel boos, toen hij dit zong in de jaren zestig. En hoe bevrijdend was het voor zijn toehoorders dat ongestraft tegen de geestelijkheid kon worden gefulmineerd.De seculieren hebben gewonnen. Die zege tekende zich al af toen Jacques Brel (1929-1978) nog leefde. En net als kwezel hebben woorden die in de christelijke wereld nog met eerbied werden uitgesproken hun oorspronkelijke betekenis verloren - voorzover ze niet in de vergetelheid zijn geraakt. Woorden als vroom, heilig, drieëenheid, sacraal, hoogmis, koorknaap en biecht zijn in het gebruik geseculariseerd of worden parafraserend - 'ijdel' zo men wil - gebruikt. De 'tale Kanaäns' - de taal van de Statenbijbel - wordt alleen nog in steil gereformeerde enclaves gesproken of, gekscherend, door cabaretiers die gelovigen in de zeik willen nemen.
Daarmee is de behoefte om kerk en geestelijkheid te hekelen nog niet gestild. De ijver waarmee de laatste orthodoxe katholieken en gereformeerden worden bestreden, lijkt op het naoorlogs verzet tegen Duitsers en veronderstelde fascisten (gesteld dat dit destijds geen uitwisselbare begrippen waren). Die oppositionele flinkheid verplichtte, net als de opgestoken middelvinger tegen gelovigen, tot niets.
De seculiere meerderheid maakt beduidend meer lawaai dan de gelovige minderheid - hetgeen echt niet alleen met de getalsmatige verhoudingen samenhangt. Zo wenste cabaretier Claudia de Breij SGP-leider Kees van der Staaij - 'vuile vieze @keesvdstaaij' - per tweet een verblijf in de brandende hel toe, nadat hij zijn afkeuring had uitgesproken over kinderadoptie door lesbische paren. Van het feit dat Van der Staaij niets nieuws zei - en als volksvertegenwoordiger een onberispelijke staat van dienst heeft - ging kennelijk geen matigende invloed uit.
'Religiestress', noemde de remonstrantse theoloog Tom Mikkers de overgevoeligheid van mensen als De Breij voor rechtzinnige christenen. Van Dale definieert het verschijnsel als 'het geheel van religieuze spanningen die kunnen optreden in een moderne, seculiere samenleving als die wordt geconfronteerd met traditionele godsdienstuitingen'. Kort na zijn introductie werd 'religiestress' genomineerd als woord van het jaar. De gelijknamige site - die de intolerantie tegenover de gelovige medemens registreert - bezweek kort na haar introductie onder de last van het grote aantal bezoekers.
Op politiek niveau spant met name D66 zich in voor het opruimen van de residuen van de christen-democratie in de wetgeving. D66 heeft geen genade met de weigerambtenaar, en maakt zich sterk voor het schrappen van de Zondagswet, van het verbod op godslastering en van de formulering 'bij de gratie Gods'. Ook maakt D66 bezwaar tegen het gebruik door kerkgenootschappen van gegevens uit de Gemeentelijke Basisadministratie.
SGP'ers brengen deze initiatieven samen onder de noemer 'christen-pesten'. Op de orthodox-christelijke site Habakuk is al de vrees uitgesproken dat christenen in Nederland straks alleen nog in het geniep hun geloof kunnen belijden om verschoond te blijven van de hoon van de seculiere meerderheid.
Waar D66, met andere partijen, eerder streed voor wetten waarin het zelfbeschikkingsrecht van de burger werd vastgelegd, zoals de euthanasiewet, neemt ze het nu op tegen verre echo's van de christen-democratische dominantie. De betekenis van het schrappen van de Zondagswet of het verbod op godslastering is even symbolisch als die van de gewraakte wetten zelf. Mogelijk werkte de poging van oud-minister Piet Hein Donner (CDA) om het verbod op godslastering nieuw leven in te blazen als een rode lap op een stier. Het verzet tegen die poging is begrijpelijk, de ijver om symbolische wetten af te schaffen niet. Zolang ze in vegetatieve toestand gehouden kunnen worden, kunnen ze geen kwaad.
Buiten de Biblebelt hadden ze allang elke betekenis verloren. Tijdens een wandeling door een willekeurige provinciestad op een willekeurige zondagmiddag krijg je althans niet de indruk dat er nog een wet van kracht is die betaalde arbeid op de dag des Heren verbiedt. En de Nederlanders die zich door het verbod op godslastering in hun levensovertuiging beschermd zouden moeten weten, ervaren die bescherming nu juist niet. Waarmee niet gezegd is dat hun perceptie ook klopt. De vraag is echter welk belang met het schrappen van symbolische wetten is gediend als de seculiere meerderheid nooit enige hinder van die wetten heeft ondervonden, terwijl religieuze minderheden zich er verder door gemarginaliseerd voelen.
Sleetse riedel
Het seculier triomfalisme gaat gepaard met schadenfreude over het lot van de slachtoffers van het christen-pesten. Wat Volkskrant-columnist Arjen Lubach betreft, kunnen ze niet genoeg op de huid worden gezeten. Met een sleetse riedel ontberingen die hij als kind van kerkelijke ouders zegt te hebben ondergaan - harde kerkbanken, vals orgel, een ouderling die er zijn ongenoegen over uitspreekt dat Lubachs vader een andere zoon tijdens het Heilig Avondmaal op een stukje van Jezus' lichaam heeft laten kauwen - onderbouwt Lubach zijn pleidooi voor een soort totale oorlog tegen christenen. En christenen zijn volgens zijn hoogst individuele definitie 'mensen die beweren dat we een God dankbaar moeten zijn voor al het moois in de wereld, terwijl we zelf schuld hebben aan alle narigheid. Die kunnen niet genoeg dwarsgezeten worden in wetten en woorden.'
Dat zestigers die ooit de nabijheid van de straffende God hebben gevoeld zich ooit op hun vroegere kwelgeest wilden wreken, is alleszins begrijpelijk. Maar waar die behoefte van een kind van de late jaren zeventig vandaan komt, is mij een raadsel. De felheid van Lubach lijkt althans niet in verhouding te staan met het leed dat hij in zijn jeugd heeft ondervonden. Soms krijg je de indruk dat mensen die niet meer onder de knoet van meneer pastoor hebben geleefd dat nu als een gemis ervaren omdat die omstandigheid hen tot rebels without a cause reduceert. Aan de strijd tegen de ontmantelde orde van vroeger is geen eer meer te behalen. Meneer pastoor is slechts nog een residu van een vrijwel verdwenen wereld.
Maar als hij rare dingen doet of zegt - zoals de Tilburgse pastoor Harm Schilder, die onwillige parochianen voor de kerk van Rome wilde behouden door hun foto's in het voorportaal van zijn kerk op te hangen - weten de seculiere media hem te vinden. Ten gerieve van lezers die overwegend niets met God hebben, werd Schilder uitvergroot tot een vijand van de seculiere orde, waarin elke geloofsdwang immers uit den boze is. Dat het bisdom Den Bosch de pastoor niet per omgaande tot de orde riep, werd als een bedenkelijke adhesiebetuiging opgevat.
Het optreden van Schilder werd louter aan de normen en waarden van de ontkerstende wereld getoetst. We zijn - en daar prijzen we onszelf gelukkig mee - de kerk dermate ontgroeid dat we ons niet kunnen voorstellen dat Schilder uit bekommernis over het zieleheil van zijn parochianen heeft gehandeld. Zijn methode is misschien onorthodox, zijn doel is dat allerminst: hij wil voorkomen dat gelovigen dwalenden worden. Want dwalenden zal Gods genade worden onthouden. De seculiere reflex is: wij maken zelf wel uit of we gelovige willen zijn of dwalende, maar van een dienaar van God kan eigenlijk niet worden verwacht dat hij deze zienswijze overneemt.
Die ruimte laten we de Schilders van deze wereld niet - onze ruimdenkendheid ten spijt. Geloof is alleen acceptabel als het wordt opgevat als opdracht goede werken te verrichten in sloppenwijken of als het door allerlei voorbehouden is omzwachteld. Een orthodoxe exoot als Antoine Bodar wordt vooral gepruimd omdat hij zo mooi spreekt. Tezelfdertijd voedt hij onze fascinatie: hoe kan zo'n welbespraakte estheet zo'n achterhaald geloof aanhangen?
Ode aan het gezin
De paus in Rome is de onbetwiste antiautoriteit. Als hij oude dogma's van de moederkerk bekrachtigt, oogst hij teleurstelling bij de verlichte katholieken en woede bij de niet-katholieken. Onlangs speelde hij dat weer klaar met een ode aan het gezin - waarin onmiskenbaar kritiek op het homohuwelijk besloten lag. Als de paus geen enkele autoriteit voor je vertegenwoordigt, zou je daar toch schouderophalend en hoofdschuddend aan voorbij kunnen gaan. Anders dan een paar honderd jaar geleden verkeren we in de gelukkige omstandigheid dat we de paus kunnen negeren. Laten we dat dan ook dóen. Maar nee: we vergroten hem uit tot de machthebber die hij allang niet meer is om onszelf te kunnen laven aan de gedachte dat we verzet plegen tegen religieuze dwang.
Dat verklaart mogelijk waarom weifelende en rekkelijke gelovigen voor de media minder interessant zijn dan de exponenten van de orthodoxie, zoals pastoor Schilder, steile calvinisten of Mariska de Haas, de behoudende hoofdredacteur van het Katholiek Nieuwsblad. Zij scherpen het bewustzijn van de ongelovigen. En zij kunnen onbekommerd worden verketterd (ook zo'n begrip waarvan de oorspronkelijke betekenis is omgekeerd). 'Het seculiere geluid klinkt steeds vaker en steeds harder', schreven de initiatiefnemers van de website Religiestress. 'Religie zal en moet achter de voordeur. Terug in de kast. Behalve dan degene die het liefst zo ongenuanceerd mogelijk met uiterst conservatieve standpunten komen. Die gooien we het liefst primetime voor de leeuwen.'
Misschien is er een nog minder verheffende verklaring voor het antireligieuze sentiment. Misschien wordt het seculiere onbehagen wel vooral gevoed door de veronderstelde opkomst van de islam en de bouw van moskeeën. Maar ja, islamkritiek vergt meer doodsverachting dan kritiek op het geloof van onze eigen vaderen. Nog afgezien van het feit dat niet iedereen zich met Geert Wilders wil encanailleren. Youp van 't Hek was tenminste nog zo eerlijk om te erkennen dat hij sinds 2001 wel uitkijkt met grappen over de islam. Andere 'vrijdenkers' wekken slechts die verdenking. Hun zelfverloochening zou alleen wat minder opvallen als ze ook de achterhaalde strijd tegen de ontwapende meneer pastoor of de laatste steile ouderling zouden staken. Maar ja: wat blijft er - om Freek de Jonge te citeren - 'dan nog over om grappen over te maken?'
Sander van Walsum (1957) is chef van de redactie Opinie van de Volkskrant.
undefined