Reportage
De opkomst en ondergang van de flippo-man
Hans Zandvliet, steenrijk geworden met de flippo, is alles kwijt: geld, vrouw, gezondheid. Maar hij knokt zich terug. Met knikkers.
Hans Zandvliet duwt de dikke kluisdeur open, onder zijn voormalige villa op Landgoed Eikenrode. Deze nu verlaten kelder diende ooit als opslagruimte voor een zeldzame schilderijverzameling, maar Zandvliet stortte het vol met flippo's. Hier kon hij zwemmen in de plastic schijfjes - wat hij graag overliet aan zijn kinderen.
Kijk, zegt Zandvliet lacherig, daar ligt nog een roze, verscholen in een kier. Een roze! Het zou zomaar Tweety kunnen zijn - nr. 104, drie punten waard. En nog een! In een hoek van de bedompte kluis weigert een oranjekleurige zich te laten lospeuteren. Het is moeilijk te zien, misschien dat een verzamelaar Chester la Bomba (nr. 136, twee punten) erin herkent.
Hij laat ze daar lekker zitten, hij heeft er nog genoeg op kantoor, opgeborgen in speciale verzamelmappen. Het is mooi als ze daar blijven, als stille getuigen van de opkomst en neergang van de flippokoning - zoals hij al twintig jaar door het leven gaat.
Tineke Fokkens-flippo
Weet je trouwens wat hij echt de gekste flippo vond, van die twaalfhonderd verschillende? Die van het CDA, met portretten erop van politici van de Provinciale Staten Flevoland. 'Dat geloof je toch niet? Stonden ze gewoon uit te delen op straat, in verkiezingstijd. Met Tineke Fokkens erop! Nooit van gehoord, maar wel op een flippo. Niet te filmen toch?'
Zandvliet neemt de trap omhoog, naar de monumentale, lege huiskamer, en doet de deur open naar het bordes. Turend over het gazon ziet hij het verkeer door Wassenaar razen. Aan de overkant van de weg woont een andere koning, want daar is landgoed De Horsten waar koning Willem-Alexander en koningin Máxima Villa Eikenhorst betrekken.
Daar heeft hij trouwens wel een leuke joke over, over zijn overbuurman, en van leuke jokes houdt Hans, ondanks de misère. Even kort de bocht: na de flippo's kwamen de knikkers, en toen hij in 2007 een knikkerfabriek in Vietnam uit de grond had getrokken, nam Willem-Alexander de eerste Winner in ontvangst. 'En toen zei ik tegen Willem-Alexander: 'De volgende keer vliegen we samen, want ik ben je overbuurman'. En: 'Als je nog meer knikkers nodig hebt, kom ik die de volgende keer wel persoonlijk brengen. Dat scheelt een omweg.'
Zijn schaterlach galmt door het huis. Zijn zoon Nick (29) loopt met hem mee. Die woont nog op het landgoed en zit als beginnend zakenman in het voormalige kantoor van zijn vader. Hij houdt ook de boel in de gaten, namens de investeerder die het vastgoed heeft overgenomen.
Villa
Ergens in 1996 moet Hans Zandvliet zich even een vorst hebben gevoeld, nadat hij dit landgoed had aangeschaft, in de hoogtijdagen van de flippomanie. Om dan op zijn favoriete plek, een prieeltje met uitzicht op een zeshonderd jaar oude beuk, stil te staan bij zijn succes, met een glas in de hand en te genieten van zijn vrouw en vier kinderen. En zo symboliseert het lege huis nu de keerzijde van de door hem ontketende rage, net als zijn geld- en gezondheidsproblemen en zijn gebroken huwelijk.
'Ik zie het maar als een stapel stenen', zegt hij resoluut. 'Mijn kinderen hebben hier een fantastische jeugd gehad, daar hou ik me aan vast. Ik ben niet emotioneel gebonden aan dit huis. Het ging in die dagen voor de wind: zakelijk, privé, de hele rambam. De accountant zei: 'Je moet beleggen in vastgoed, dat geeft zekere waarde en als het een monument is, heeft het nog meer financieel voordeel'. Nou, waarom niet, dacht ik? De moeder van mijn vrouw kon dan het koetshuis kopen en daar gaan wonen en ik had op het terrein mijn kantoor waar ik naartoe kon wandelen. Lekker geregeld toch?
'Als ik nu achterom kijk, had ik dit nooit moeten kopen. Te groot, te bewerkelijk en niet meer van deze tijd. Een villa met overdekt zwembad, een tennisbaan en twee hectare bos eromheen, dat moet je allemaal onderhouden. Wie doet nou zoiets? Ik, zei de gek. En nu trek ik van logeeradres naar logeeradres en ben ik een starter op de woningmarkt, als 57-jarige, en op zoek naar een andere woning. Zover heb ik het dan toch geschopt.'
Hans Zandvliet zat eind jaren tachtig in een restaurant in de omgeving van Los Angeles, samen met zijn vrouw, en zij hadden daar liever niet gezeten. Zandvliets schoonvader was er betrokken geraakt bij een auto-ongeluk en overleden. Maar daar, in Californië, zag hij voor het eerst kinderen op straat met ronde schijfjes spelen, die ze pogs noemden. Het waren bedrukte kartonnen schijfjes die je op een stapeltje legde en dan werd er een slammer, een dikkere schijf, op het stapeltje gesmeten. Degene van wie de meeste plaatjes zichtbaar waren, mocht de pogs hebben van de andere deelnemers.
Foodproof
In het restaurant kwam hij naast een Mexicaan te zitten. Ze raakten in gesprek, je kent dat wel, zegt Hans, met een wijntje en een biertje erbij. De man bleek marketing directeur te zijn van PepsiCo in Mexico, en het ging over die pogsrage.
Zelf had Zandvliet een marketingbureau in Amsterdam en richtte zich op de rol van kinderen bij de aanschaf van artikelen. Bedenk iets voor een kind, zoals stickers om te verzamelen of boekjes, en hun ouders worden naar de winkel gedirigeerd.
'Dus zei ik tegen die Mexicaan: 'Waarom stop je die schijfjes niet in jouw chips? Gaan die ouders voor de kids jouw chips kopen, voor die schijfjes. Druk een populair figuurtje erop en klaar. 'Dat kan niet', zei die Mexicaan, en hij keek me gek aan. 'Waarom niet?', zei ik nog. Toen zei hij: 'Chips zijn zout en vet, je kunt geen stukje karton in iets vets leggen, dat ziet er na een tijdje niet meer uit. Trouwens, het mag niet eens, dan krijg je problemen met de overheid, het moet foodproof zijn.'
De mannen zeiden contact te houden en Zandvliet raakte op stoom. Hij ging op zoek naar de achtergronden van de pogs. Hij ontmoette Alan Rypinski, die de schijfjes in Amerika had verspreid, en die vertelde hem hoe Japanse immigranten het als het Menkospel naar Hawaii hadden gebracht. Daar werd het spel voor de Tweede Wereldoorlog gespeeld met melkdoppen, en in de jaren negentig was het door een lerares als educatieve methode opnieuw geïntroduceerd. Het werd pog genoemd, naar een oude fruitdrank uit Hawaii van passievruchten (p), sinaasappel (o van orange) en guave (g).
Tazo's
Rypinksi had handel gezien in een variatie op een variatie op een variatie en het naar zich toe getrokken door een poppetje erbij te verzinnen en het winnen en verzamelen te benadrukken. Dat was de basis van het succes - en dat was precies wat Zandvliet voor ogen had. Hij was ervan overtuigd dat die schijfjes in zakken chips een knaller zouden zijn, compleet met een spaarsysteem, met poppetjes passend bij de belevingswereld van een kind.
Hij ontdekte dat de rechten op Disneyfiguren te duur waren en week uit naar creaties uit tekenfilms van Looney Tunes, zoals Bugs Bunny en Tweety. Leuk, lief en vrolijk en voor ouders buitengewoon acceptabel. Voor het karton bedacht hij een alternatief: kunststof dat kan worden bedrukt zonder dat je de afbeelding eraf kan krassen.
Een grafisch bedrijf in Philadelphia, gespecialiseerd in het bedrukken van bankpassen en kofferlabels, printte de illustraties op de schijfjes. Een machine van Mercedes-Benz in Duitsland, die rafelloos stanste, werd overgevlogen. Na twee jaar kreeg hij toestemming van de voedselautoriteit om de schijfjes in een zak chips te doen.
In het kantoor van het landgoed trekt hij uit een lade zijn eerste contract, getekend op 10 november 1994. Een overeenkomst om Sabritas, de zoutjes van PepsiCo, van vierhonderd miljoen Tazo's te voorzien. Tazo's? Een afkorting van Tasmanian Devil, ook een tekenfilmfiguurtje van Looney Tunes. Per schijfje verdiende hij eentiende van een cent.
De flippo
'Je gelooft het niet, maar het was gelijk: boem. In Mexico gingen die Tazo's als een gek en ik kreeg snel een telefoontje uit Spanje. Die wilden hetzelfde concept, dezelfde Tazo's, nu voor Matutanochips. Daarna volgden meer Europese landen, zoals Engeland, en daarna... Overal in de wereld doken de chipszakken op, in wel vijftig landen. Alleen in Israël werd het geen succes.'
In Nederland en België gingen ze het anders doen, zo wilde het reclamebureau van Smiths (het huidige Lay's). Echt onderscheidende schijfjes zouden in de Hamka's en Wokkels moeten komen, met een apart design en een andere naam, bedacht door de Amsterdamse merknamenspecialist Globrands: de flippo.
De reactie van Zandwijk destijds, nu twintig jaar geleden: 'Be my guest, lever het artwork maar aan, liefst digitaal, en wij zetten het er met liefde op.'
Terwijl hij door een flippoverzamelalbum bladert en er af en toe eentje uitpakt om 'm tegen het licht te houden, zegt hij: 'Bij de productie van driehonderd miljard flippo's ben ik gestopt met tellen Het was niet meer bij te benen.'
Want iedereen wilde een flippo, want flippo's waren leuk. Ze hadden waarde, je kon er iets mee doen en ermee van elkaar winnen. Die combinatie in één product - de bedenker van de pogs had het hem al voorspeld - is de basis van succes, ongeacht de nationaliteit. Zakken chips werden in supermarkten opengescheurd om de schijfjes eruit te halen.
Rage
Zandvliet mag graag benadrukken dat het destijds een gekkenhuis was.
Dag en nacht werkte hij aan flippo's en Tazo's. Flash! Zijn verkopers stuurde hij de hele wereld over. Flash! Er werden nieuwe flippo's bedacht met exceptioneel artwork, met freaky wisselbeelden. Flippo's met inkepingen, vliegende flippo's, megaflippo's of om mee te bouwen. Ajax, PSV, Feyenoord en Oranje op een flippo, glimmend en van goud. Flash!
Met een beetje geluk duurt deze hit een maandje of zes, dacht hij. Maar de flipporage duurde zes jaar, met 1996, 1997, 1998 als topjaren, waarin hij jaarlijks gemiddeld 40 miljoen euro omzette. In 1996 kocht hij zijn flippopaleis, Landgoed Eikenrode.
Het was midden in de flippomanie, in 1998, toen hij zijn zoon Nick naar school bracht. Die vertelde ruzie te hebben gehad op het schoolplein over een stel knikkers. Pats! Dat is wat! Knikkers! Van zekere waarde, om te winnen en om te verzamelen - precies wat hij zocht. Zijn opa knikkerde, zijn vader, hij knikkerde en nu knikkerde zijn zoon ook. Oppervlakkig gezien kon het een bolletje glas zijn, maar Hans zag het als een cultuurdrager, met een zekere reikwijdte.
'Je kunt wel zeggen dat ik toen goed geld verdiende. Ik had meer vrienden dan ooit. Er kwamen mensen langs die deden alsof ze me al jaren kenden. We hadden er de accommodatie voor en mijn vrouw vond het gezellig. Dan kwam ik thuis, na een dag gekkenhuis, en dan was het hier ook nog bal.'
Gezondheidsklachten
Hij kon wachten tot het flipposproeivuur uitdoofde, maar hij kon ook deze potentiële nieuwe klapper oplijnen. Tegen zijn personeel zei hij: 'Overal waar je komt, even knikkers kopen jongens!' Hij wilde weten of knikkers iets typisch Nederlands was of dat je ze overal tegenkwam. Een maand later lag zijn hele kantoor vol knikkers, allemaal dezelfde producten, met van die kleurtjes erin.
Rond 2000 zag hij dat de flippo echt over the hill was en hij was er wel klaar mee, moet je begrijpen. Weer een nieuwe flippo, weer een album. Jongens, jongens, kom op, er is meer in het leven. Voorwaarts mars. Het ging malen in het hoofd van Zandvliet. Want het was toch gek: Waarom is er geen knikker met de Tasmanian Devil erin of Tweety? Dan voeg je iets toe, een driedimensionaal poppetje is interessanter dan gekleurde streepjes.
Maar op het moment dat hij al zijn energie in de knikker wilde stoppen, kreeg hij gezondheidsklachten. Het begon met een ontsteking in zijn gebit, vervolgens dachten ze dat hij een burn-out had. Hij? Hij een burn-out? Doe effe normaal. Hij was doodmoe, hij kwam zijn bed niet meer uit.
De huisarts stelde vast dat zijn hart te snel liep. De cardioloog ontdekte een bacteriële infectie op zijn hartklep en problemen aan zijn aorta. Na een operatie kreeg hij een extreem lage bloeddruk en was hij volkomen uitgeschakeld, vier jaar lang zelfs.
Knikkers
Je hoefde hem echt niet te zeggen dat het een gevolg is van de ratrace waarin hij had geleefd, met de flippo enzo. Zo keek hij er niet naar. Het was gewoon pure pech en hij had nou eenmaal die aangeboren lekkende hartklep die opspeelde.
Wat echt gek was: op een dag werd hij wakker, in 2005, en was weer de oude. Geen dokter die dat kon verklaren. De wereld was in zijn afwezigheid wel gewoon blijven doordraaien, de flipporage was voorbij en zijn business lag op zijn gat. Zijn geldberg was flink geslonken, zeker omdat zijn arbeidsongeschiktheidsverzekering afkomstig bleek van een oplichter.
Oké, dat was dat, maar hij had nog steeds dat visioen dat hij snel weer een hit zou scoren, met die knikkers dus, en deze keer nog langduriger. Voor de zekerheid noemde hij de knikker Winners. Hij ging uitzoeken hoe hij knikkers met poppetjes erin kon maken.
Opeens klinkt er een schaterlach in het kantoor, ter inleiding van het langdurige en moeizame proces dat hierna volgde en dat hem miljoenen euro's zou kosten - en feitelijk nog niet is afgerond.
Zegt hij: 'Wil je de lange of de zeer lange versie?'
Bij de grootste knikkerfabrikant van de wereld, Vacor de Mexico, een bedrijf waar tien miljoen knikkers per dag worden gemaakt, werd met het hoofd geschud. Vergeet het maar, zodra je glas met ander materiaal combineert, gaat het mis.
Nieuwe technologie
Hallo, zo zijn we niet getrouwd, dacht Zandvliet: dan loop je toch tegen het aardje van dit beestje op. Hij wilde niet opgeven. Want jezus, we vliegen naar de maan, ze gaan hem toch niet vertellen dat we niet een knikker kunnen maken met een figuurtje erin?
'Ik had de ballen verstand van glas. Ja, daar drink je je biertje uit en het is handig dat het in de voorruit van je auto zit. Maar ik weet nu meer van glas dan me lief is. Voor die Winners werd dus een hele nieuwe technologie ontwikkeld, samen met gespecialiseerde bedrijven.'
Met de 800 duizend euro aan ontwikkelingssubsidie van de Nederlandse overheid en 800 duizend euro eigen geld werd een glasfabriek in Vietnam gebouwd. Waarom daar? Dat kan hij precies vertellen. Althans, hij weet niet wat de Amerikanen hebben uitgevroten in Vietnam, maar op de een of andere manier is uitsluitend de klei die daar wordt gewonnen, qua uitzettingscoëfficiënt, geschikt om te combineren met glas.
Twee maanden was de fabriek open, het draaide lekker, hij had een lijst afnemers die geïnteresseerd waren in de Winners - en toen liep de regio Hanoi onder water. De fabriek en vooral de glasoven overleefden het niet en hij mocht zich vier weken niet verroeren van de lokale autoriteiten. Je gelooft het niet, zegt hij, maar er werd onderzocht of hij schuld had aan de overgestroomde fabriek. Een vriend zei: 'Hans, op die knikkers van jou, daar zit de nieges op, die brengen jou alleen ongeluk. Hou er toch mee op.'
Wet van Murphy
Dat kan zijn, maar hij kan er toch niks aan doen dat in diezelfde periode de financiële wereld op zijn grondvesten schudde en zijn huisbankier alle kredieten opschortte? Dat hij zijn villa in de verkoop gooide en vervolgens de vastgoedmarkt in elkaar lazerde?
Ja, met zijn gezondheid ging het wederom niet goed. Zijn hartklep was dan wel vervangen, maar niet tot grote tevredenheid. Tijdens de laatste operatie was er een zenuw geraakt, en sindsdien kampt hij met een verlamd middenrif. Hij hoopt deze maand eraan geholpen te worden.
Zandvliet: 'Het is die Murphy, die van de wet van Murphy, die me op de hielen zit.'
De laatste tussenstand is dat hij na omzwervingen door Europa in Frankrijk de knikkers kan laten maken. Vervelende bijkomstigheid is dat de aandeelhouders in het door hem opgerichte knikkerbedrijf, Magic Marbles, hem opzij hebben gezet en er een faillissement is aangevraagd voor één van zijn dochterondernemingen. 'Ik kan het die investeerders niet kwalijk nemen. Ze willen hun investering terug. Die knikker, daar ben ik nu vijftien jaar mee bezig en heeft me veel ellende gebracht. Toch blijf ik erin geloven. Het product is eindeloos en tijdloos. Het is mijn eer te na de handdoek in de ring te gooien. Eerst moet ik beter worden. Ik hoop dat de chirurg me met deze operatie me van mijn benauwdheid kan afhelpen. Anders kan ik niet normaal functioneren. Daar is mijn hoop op gevestigd.'
Myboodle coins
Samen met zoon Nick steekt Zandvliet de gehavende tennisbaan over, waar Richard Kraijcek nog een balletje sloeg. Ze lopen langs het overdekte zwembad dat een treurige aanblik biedt. Het is niet voor te stellen dat hij hier - Oh oh oh! - grote feesten gaf, voor die vrienden. Die zo-ge-naam-de vrien-den, bedoelt hij. 'Het zijn nooit echte vrienden geweest, ik heb ze nooit meer gezien. In mijn leven heb ik twee echte vrienden gehad, uit mijn jeugd, dat zijn nog steeds mijn beste vrienden. Die anderen die tussentijds voorbijkwamen, waren allemaal nep.'
Nick Zandvliet wil als ondernemer in de voetsporen van zijn vader treden. Hij heeft een socialmediaplatform voor basisschoolkinderen gemaakt, myboodle.com, een manier om digitaal te sparen en te ruilen. Hij gaat hiervoor zijn eigen flipporeeks beginnen die hij myboodle coins noemt.
Nee, nee, ho ho, senior doet niet mee, hij moet toch een keer van het predicaat flippokoning afkomen. 'Ik heb tegen Nick gezegd: 'Realiseer je goed wat de risico's zijn!' Toen zei hij: 'Wat zou jij dan anders hebben gedaan? Toen zei ik: 'Niet veel anders, de dingen zijn gekomen zoals ze zijn gekomen'. Wat ik wel had moeten doen, is wat beter voor mezelf zorgen en een kapitaaltje achter de hand houden, waar je met je tengels vanaf blijft. Een heilig kapitaaltje, zeg maar. Dat heb ik nooit gedaan. Ik dacht alles goed te hebben georganiseerd. Ik dacht dat mij niks kon overkomen.'