AnalyseChinese staatsinvloed
De lange arm van Beijing: Europese bedrijven in Chinese staatshanden, zonder dat ze het weten
De EU is heel voorzichtig begonnen met de bouw van een Europese Grote Muur tegen Chinese staatsinvloed. Want Europese bedrijven blijken soms zonder dat ze het weten deels in handen van Chinese staatsbedrijven. Zoals de Eindhovense lenzenmaker Anteryon.
Een spinnenweb van staatsinvesteringsfondsen, door de Chinese overheid gecontroleerde bedrijven en onbekende aandeelhouders: ze hebben allemaal lijntjes naar Anteryon. Deze Eindhovense producent van lenzen, lasers een andere optische systemen werd in 2019 overgenomen door een Chinees bedrijf. Volgens het Nederlandse data-onderzoeksbedrijf Datenna is de Chinese overname van Anteryon voor 66 procent gefinancierd met geld dat afkomstig is van de Chinese overheid.
Met lichte verbazing kijkt Anteryon-ceo Gert-Jan Bloks naar het schema. ‘Ik herken die percentages niet’, zegt hij. Wie de Volksrepubliek China beschouwt als een monoliet die erop uit is de gang van zaken in Europese bestuurskamers naar zijn hand te zetten, ziet in het schema van laagjes van ingewikkelde eigendomsstructuren van Datenna de bevestiging van verdekte Chinese staatsinvloed. Bloks denkt niet dat zijn bedrijf een verlengstuk van het Chinese industriebeleid is geworden, maar hij wil wel weten hoe het zit. ‘Er zou heus ergens een lijntje met de staat kunnen zijn.’
Chinees staatsgeld is een nieuwe risicofactor voor Europese ondernemers, die zich staande moeten houden in de geopolitieke rivaliteit tussen de Volksrepubliek China en het Westen – de Verenigde Staten voorop, de Europese Unie in het kielzog. Met ongewenste Chinese staatsinvloed op de politieke agenda in veel Europese hoofdsteden worden plotseling allerhande relaties met China met argwaan bekeken op linkjes met staatsinstellingen of communistische partijorganen.
Niet de meest toegankelijke wereld, weet Jaap van Etten, directeur van Datenna. Als diplomaat in China hield hij zich bezig met de hightechindustrie, daarna stortte hij zich op onderzoek naar de rol van staatsfondsen bij Europese overnames. ‘Hoe kan de Chinese staat direct of indirect beslissingen bij een Europees bedrijf erdoorheen duwen? Zit daar gecoördineerd beleid vanuit China op? Goed dat die discussie nu ook in Europa begint’, zegt hij.
Gewapend met een databank met de gegevens van enkele tientallen miljoenen Chinese bedrijven concludeert Datenna dat bij zo’n 40 procent van 650 Chinese investeringen in Europa sinds 2010 inderdaad staatsbedrijven, of door de staat gecontroleerde ondernemingen, betrokken waren. ‘Schokkend, dat percentage is veel hoger dan ik verwachtte’, zegt Van Etten. Datenna’s onderzoek haalde de voorpagina van de Amerikaanse zakenkrant The Wall Street Journal en leidde tot Tweede Kamervragen in Den Haag en in het Europees Parlement.
Bellen met bestuurders
‘Als een partij 66 procent eigendom heeft, moeten ze toch ook zeggenschap willen’, zegt Anteryon-bestuursvoorzitter Bloks. Hij gaat erover bellen met de andere bestuurders: internationaal ingestelde Israëlische en Chinese zakenmensen die vaker in Silicon Valley zijn dan in Beijing. Daarom koos Bloks juist voor hen, want in de ruim dertig jaar dat hij in China zaken doet, heeft hij vaak genoeg met de ‘ouderwetse overheid, centraal aangestuurd vanuit Beijing’, aan tafel gezeten om te weten dat door de staat geleide investeerders niet bij zijn bedrijf passen.
Toen Bloks een Aziatische productiepartner zocht voor zijn consumentenproducten – denk aan camera’s voor mobiele telefoons – kwam hij uit bij Suzhou Jingfang Semiconductor Technology (WLCSP). Gespekt door zijn investeringsfonds nam dat beursgenoteerde bedrijf eerst voor 32,3 miljoen euro een meerderheidsbelang van 73 procent in Anteryon, daarna werd met behulp van hetzelfde fonds een fabriek gebouwd in het Suzhou Industrial Park in Zuid-China. Knowhow in Eindhoven, productie in Suzhou, de klanten zijn internationaal: de overname verzekerde Anteryon van groei. ‘Hadden we als kleine speler niet op een Aziatische productiepartner ingezet, dan waren we de markt voor consumentenproducten kwijtgeraakt, met alle miljoenen die we daar al in hadden gestopt,’ zegt Bloks.
Over staatsinvloed via dat investeringsfonds ging het tijdens de voorbereiding van de overname nauwelijks: ‘We hebben zo goed mogelijk uitgezocht hoe de eigendomsverhoudingen liggen, maar waar het geld vandaan komt: daar kom je niet achter.’
Brussel lang lichtgelovig
Dat ziet Brussel tegenwoordig als problematisch. De EU gelooft in marktwerking en een eerlijk speelveld. Voor Beijing staat de economie in dienst van de politieke ambities: eerst de achterstanden inhalen, daarna wereldmarktleider worden. Voor dit langetermijnplan gaat de staatskas wijd open. Alleen al aan de industriepolitiek voor hightech, Made in China 2025, zijn volgens de Duitse denktank Merics 1.800 verschillende overheidsfondsen gewijd. Daarnaast is er een onbekend aantal staatsfondsen voor andere strategische plannen, zoals kunstmatige intelligentie en een fusie tussen militaire en civiele technologie. De kans op een linkje tussen een van die staatsfondsen en een Chinese investeerder is groot, maar Europese overheden en ondernemers hebben nauwelijks inzicht in die relaties, laat staan in de eventuele risico’s.
Terwijl China zijn industriële beleid optuigde, bleven de Europese politiek en het zakenleven lang overtuigd van het idee dat economische groei niet zonder China kan. En dus niet zonder de Chinese staat, die de economie als een soort super-ceo bestuurt. Handelsdelegaties, multinationals, koningen en premiers deden jarenlang hun best op goede relaties met dat immense, onoverzichtelijke en ondoorzichtige machtsbolwerk. Dat was ook Van Ettens dagelijkse werk als innovatie-attachee. ‘Mijn gebrek aan kennis brak me op toen ik op zoek naar een Chinese investeerder voor een Nederlandse gemeente een heel interessante partij over het hoofd zag. Dat vond ik zo jammer dat ik met gespecialiseerd data-onderzoek begon.’
‘Weet iemand dit?’
Oorspronkelijk wilde Van Etten daarmee Chinese en Nederlandse bedrijven bij elkaar brengen - matchmaking - maar gaandeweg bekroop hem de twijfel. ‘Staatsinvloed via overheidssubsidies kwam op veel grotere schaal voor en was beter georganiseerd dan ik dacht. Dit is oneerlijke concurrentie, dacht ik, wéét iemand dit wel?’
Van Etten beet zich vast de gelaagde eigendomsstructuren, die verhullen dat de Chinese staat eigen bedrijven helpt met geld, waarmee ze in de open Europese economie een voorsprong hebben op hun Europese collega’s.
Bijvoorbeeld bij overnames van bedrijven met knowhow, die China van pas komt bij de industriële en politieke strategie. Het risico op weglekken van kennis, verstoorde marktwerking, en - van meer recente datum - het onbewust meewerken aan technologie die kan worden ingezet voor het Chinese repressieve staatsapparaat: Europa is de nadelen van de economische verstrengeling van China gaan zien. Tot 2017 ergerden Brussel en Europese bedrijven zich vooral aan het gebrek aan toegang tot de Chinese markt.
Dat ondervond van Etten zelf ook, toen hij in 2017 Chinese investeerders zocht voor Datenna. ‘Achter gesloten deuren zeiden ze dat ik een risicovol bedrijf had, dat het onwenselijk was dat buitenlanders op deze manier de Chinese industrie onderzoeken.’ Hij werd gewaarschuwd op te passen met marktstudies, omdat verkoop van bedrijfsdata in China een juridisch mijnenveld is, zeker voor buitenlanders. Hij ging terug naar Nederland.
Matchmaking is een gepasseerd station: Datenna’s klanten zijn nu vooral Europese overheden die hun kennisachterstand over het fenomeen Chinese staatsinvloed moeten inhalen. Zojuist is namelijk het eerste, minuscule Europese stapje naar meer toezicht gezet met een zogeheten Foreign Direct Investment screening-instrument. Daarmee wordt beoordeeld of staatsgeld een rol speelt bij overnames door bedrijven uit landen van buiten de EU. De screening beperkt zich tot de gevoeligste sectoren, zoals bedrijvigheid die bijdraagt aan de nationale veiligheid.
Het zwarte gat van Chinese data
Achttien maanden kregen de lidstaten de tijd om zich voor te bereiden – dat ging in slakkengang. De EU is niet gewend aan ‘het zwarte gat van data’ in China. In het overgecontroleerde China wordt zoveel informatie geregistreerd dat erin verzuipen een reëel probleem is. Zelfs als de EU daarmee leert omgaan, staat ook het beste screening-mechanisme machteloos tegen constructies waarbij een Chinees eerder aangekochte Europese bedrijven gebruikt als springplank om op overnamepad in Europa te gaan. Op de invloed van de communistische partij op het Chinese bedrijfsleven, waarbij partijleden topposities krijgen en personeel zich organiseert in partijcellen, heeft Brussel helemaal geen antwoord.
‘Ik vind deze maatregel te vrijblijvend. Kort door de bocht: als je als lidstaat een contactpersoon voor screening aanstelt en de investeerder vriendelijk vraagt een krabbel te zetten dat ze geen staatsbedrijf zijn, is het bij wijze van spreken al voldoende,’ vindt Van Etten.
Toch maakt de nieuwe Europese waakzaamheid Chinese bedrijven zenuwachtig. Dat komt door het pakket vervolgmaatregelen voor verscherpt toezicht dat Brussel nu overweegt. Dan wordt staatsinvloed een beoordelingscriterium bij investeringen in de hightech, farmaceutische industrie, infrastructuur, energie, voedselveiligheid, media, het dataverkeer en dual-use techniek (een op het oog onschuldige techniek die in verkeerde handen flinke schade kan aanrichten). Komt dat erdoor, dan is de beperkte screening het eerste steentje in een toekomstige Europese Grote Muur tegen Chinese staatsinvloed.
‘Paniekmodus’
Voorlopig brengt de Brusselse wending vooral onzekerheid. Bloks: ‘Gaan we vanuit de paniekmodus nu alles tegenhouden?’ Inmiddels heeft hij opheldering gekregen van zijn bestuursleden over het investeringsfonds. ‘Aan die vragen zijn ze gewend. Inderdaad: in de bouw van de fabriek in Suzhou zit geld van de overheid, via banken of staatsfondsen of subsidies. Of dat ook overheidsinvloed betekent? Daar ben ik zelf nog altijd bij. Ik zit persoonlijk op alle contractbesprekingen.’
Bloks accepteert het vage, onbekende risico dat Beijing via zijn investeerders misschien ooit iets in Eindhoven gedaan wil krijgen dat het Chinees staatsbelang dient. Bloks kent de waarschuwingssignalen, zegt hij. ‘Komt er een onbekende nieuwe klant, of zijn er vragen over de techniek die een klant niet nodig heeft voor zijn project, dan sla ik aan. Dwingt de Chinese staat me tot iets wat ik niet wil, bijvoorbeeld producten die kunnen worden gebruikt bij het in de gaten houden van burgers, dan weiger ik. Desnoods stap ik op, dan vertrekt het personeel met alle kennis ook. Dan hebben ze niets meer aan ons. Als alle alarmbellen afgaan, wordt die staatsinvloed voor iedereen zichtbaar.’