De huilende ballenjongen van Willem II
Dit is de tijd van de terugblikken en de jaaroverzichten, lees ik vandaag, vrijdag, in de krant...
Dat kun je wel zeggen. Wie in de laatste weken van het jaar niet terugblikt, telt niet mee. Journalisten, columnisten en aanverwanten blikken terug en maken jaaroverzichten tot ze er bij neer vallen. Ze stellen lijstjes samen, kiezen favoriete boeken of cd's of momenten, wat maakt het uit, tot de klok op 31 december twaalf slaat en ze kunnen overgaan tot de orde van de dag.
Origineel is het niet maar wat geeft het. Alles beter dan de hoogmoedige man en zijn onbetrouwbare adviseurs die iets nieuws gingen doen en, bleek snel, het Nederlandse voetbal ernstig beschadigden. (Op één in veel jaaroverzichten: Sport 7).
Dan maar niets nieuws.
Op verzoek van de redactie van Nieuwe Revu stelde ik vorige maand een lijstje samen met de namen van de vijf beste Nederlandse voetballers van 1996. Ik was, met veertien anderen, uitverkoren omdat ik een gezaghebbende voetbaljournalist ben, zo werd gezegd. Met mijn carrière gaat het plotseling zeer naar wens.
Het kostte me drie dagen om de lijst samen te stellen. Alleen de vraag welke speler het meest is overschat, in 1996, kostte me weinig moeite (Orlando Trustfull). Het wonderlijke is dat ik nu al niet meer precies weet welke vijf spelers op mijn lijst staan, en hoe de volgorde is.
Op één stond Frank de Boer, geloof ik. Edgar Davids en Ronald de Boer zal ik ook wel hebben genoemd, maar verder? Een PSV'er? Maar wie dan? Wim Jonk? Zou kunnen, maar hem ben ik vast vergeten. Feyenoord? Nee, vast geen Feyenoorder. Aron Winter misschien. Nog eentje. Nou vooruit, Phillip Cocu.
Het voornaamste probleem bij dit soort spelletjes is dat een jaar uit twee halve seizoenen bestaat, 1995-'96 en 1996-'97 in dit geval. Spelers kunnen excelleren in de eerste maanden van het jaar, zoals tal van Ajacieden en bijvoorbeeld Richard Witschge, maar door blessures of ander ongemak na de zomer niets meer klaarspelen.
De vijf mooiste voetbalwedstrijden van het jaar dan maar? Vijf of tien of twaalf hoogte- of dieptepunten? De mooiste sportboeken? De beste trainers? Doelpunten?
Ik stel mezelf de vraag welke gebeurtenissen de meeste indruk op mij hebben gemaakt en denk, en ik tik het meteen op, aan het doelpunt van Pasquale Luiso (naam opgezocht) van Piacenza tegen AC Milan, Louis van Gaal die de heren media in de Arena plotseling op taart trakteert, Ajax in Zürich tegen Grasshoppers; aan René Eijkelkamp die in het overdadig ingerichte Philips-stadion zonder ironie zegt dat hij straks nog even een biertje gaat drinken in de kantine. Of zei hij dat vorig jaar? En zoveel indruk maakte het nou allemaal ook weer niet.
Hoe korter geleden de gebeurtenis, hoe dieper de indruk. Terugblikkend kom ik tot de conclusie dat mijn jaaroverzicht slechts uit twee gebeurtenissen bestaat, twee krabbels in de kantlijn van een sportjaar.
Op 2: Ajacied Marcio Santos die op 23 december doet wat niet één speler van Ajax ooit eerder heeft gedaan: hij valt Van Gaal aan en ondermijnt de teambuilding.
Toevallig stond ik erbij toen de NOS na afloop van Ajax - PSV met Santos een afspraak voor het interview maakte. Hij hoefde niet te worden overgehaald en wist toen al wat hij de volgende dag zou gaan zeggen. Santos bleef de rust zelve, maar was woedend.
De kritiek van Santos op de aanpak van Van Gaal is ingesneeuwd tussen de jaaroverzichten en terugblikken, maar wát hij zei, was geweldig spectaculair. Van Gaal weigert met hem een gesprek te voeren, hij voelt zich als een kind behandeld en in de maling genomen en wil Ajax verlaten.
Het was een daad die van grote moed getuigde en daarom beklijft. De vergelijking met Edgar Davids dringt zich op, maar slechts even. Davids (aankomend sterspeler) rebelleerde tijdens een groot toernooi en schond het ploegbelang op onherstelbare wijze, Santos (wereldkampioen) daagde Van Gaal uit op het moment dat het winterreces al was aangebroken, en deed dat bovendien in keurige bewoordingen.
Op 1: een huilende ballenjongen van Willem II (20 december). Aanhangers van FC Utrecht konden niet verkroppen dat hun ploeg door Willem II werd weggespeeld en begonnen te slopen en te vechten en deden pogingen uit hun vak te breken. De NOS bracht de incidenten in beeld.
Plotseling is de camera, heel even, gericht op een leuk joch, een ballenjongen. Het is koud, maar hij vindt het altijd leuk om ballenjongen te zijn. Dan kan hij de voetballers van heel dichtbij zien en soms, als je goed kijkt, is hij op televisie.
Hij kan handtekeningen vragen aan wie hij maar wil en in de rust en na afloop krijgt hij cola met chips. Als Willem II scoort, juicht hij. Later wil hij Bergkamp worden, of Kluivert, of desnoods Feskens, want voetballen is het mooiste wat er is.
Maar vanavond is hij geschrokken en biggelen de tranen over zijn wangen. Delen van plastic kuipstoeltjes vliegen door de lucht. Hij begrijpt het niet. Hij huilt en voetbal is niet het mooiste wat er is.
Als ik aan het sportjaar 1996 denk, denk ik aan de huilende ballenjongen van Willem II.
Paul Onkenhout