De heldere stemmen van Platters PRACHTIG HISTORISCH VERHAAL VAN EMMANUEL LE ROY LADURIE
TOEN Emmanuel Le Roy Ladurie buiten academische kringen nog een tamelijk onbekende historicus was, schreef hij een stuk voor het Franse opinieweekblad Le Nouvel Observateur....
Le Roy Ladurie becommentarieerde op een geamuseerde toon het werk van een Duitse collega, dat bestond uit het bewerken en standaardiseren van allerlei individuele data, die vervolgens op ponskaarten waren overgebracht, waarna enig geratel volgde en de conclusie onverbiddelijk uit de computer rolde.
'Wat in de geschiedenis telt', schreef Le Roy Ladurie, 'is niet de machine, maar het probleem.' Maar dat die machine bij het oplossen van een historisch vraagstuk een doorslaggevende rol zou gaan spelen, stond voor hem als een paal boven water. Er moest veel opgeteld en gedeeld worden, de economische ontwikkelingen over een langere periode waren belangrijker dan het incidentele optreden van opvallende personen, en het individuele lot was minder interessant dan dat van de groep waartoe zo'n individu behoorde.
Aan het slot van zijn artikel deed hij iets wat voor een historicus nogal ongebruikelijk is: hij waagde zich aan een voorspelling. 'In elk geval op het terrein van de kwantitatieve geschiedschrijving zal in de jaren tachtig de historicus van morgen programmeur zijn, of hij zal niet zijn.'
Het was mei '68 - en even flitst dan toch door je heen of een voorheen communistisch, voorheen marxistisch, voorheen stalinistisch, en toentertijd al tot het 'open socialisme' bekeerde historicus in Parijs in die dagen niks anders aan zijn hoofd had. Die voorkeur voor kwantitatief onderzoek was immers niet alleen zuiver wetenschappelijk, maar evenzeer bepaald door engagement. In Le Roy Ladurie's autobiografie Paris-Montpellier zouden we daar, begin jaren tachtig, nog genoeg over horen: alleen de ondertitel van dat boek, P.C.-P.S.U. 1945-1963, is wat dat betreft al welsprekend. Het ging de historicus om de onzichtbaren en de onhoorbaren, om de ongeletterden en de kanslozen, en wat je daarover kunt zeggen, zeg je vooral in cijfers, curven en raaklijnen.
We zijn nu bijna dertig jaar verder, de geschiedenis heeft net zomin stil gestaan als de geschiedwetenschap, en er is door historici geteld en geprogrammeerd dat het een lieve lust was. We zijn bovendien, wat Emmanuel Le Roy Ladurie betreft, bij De eeuw van de familie Platter (1499-1628), een boek waar geen grafiek in staat afgedrukt, geen staafdiagram, geen tabel. Woorden, woorden, woorden, zelfs de weinige getallen die erin voorkomen - trivialiteiten als afgelegde afstanden en de prijzen van dagelijkse produkten - zijn in letters uitgeschreven.
Dat is nog eens wat anders dan het program dat Le Roy Ladurie in Le territoire de l'historien bepleitte, en de toepassingen waarmee hij zijn overtuiging demonstreerde. De eeuw van de familie Platter is een toonbeeld van verhalende, zoekende, suggererende en duidende geschiedschrijving. Wie het leest als een volgende stap in Le Roy Ladurie's toch al zo indrukwekkende oeuvre, ziet daarin in zekere zin de weerspiegeling van de ontwikkelingen die de historiografie de afgelopen 25 jaar heeft doorgemaakt: in het detail wordt het geheel zichtbaar. Als ik die ontwikkeling moest omschrijven, dan koos ik voor de retorisch ogende slogan 'de groei van de sensibiliteit voor de sensibiliteit', of voor 'de individualisering van het verleden'.
De eeuw van de familie Platter is een prachtig boek, mooier nog, wat mij betreft, dan Montaillou, het boek dat Le Roy Ladurie, en met hem een bepaalde manier van geschiedbeoefening, eind jaren zeventig in één klap beroemd maakte - ook al was Montaillou indertijd verrassender. Het liet zien wat er gebeurde wanneer je oude, bekende bronnen ging lezen met de ogen van iemand die zijn voordeel heeft gedaan met de methodologische kennis van de sociale wetenschappen. In De eeuw van de familie Platter treffen we dezelfde auteur als het gaat om die nieuwe manieren van lezen, maar een andere, oudere als het aankomt op voorzichtigheid, subtiliteit en bescheidenheid.
Met De eeuw van de familie Platter hoeft geen methodologisch gelijk meer bewezen te worden, al polemiseert Le Roy Ladurie er tussen de regels nog lustig op los met zijn vakgenoten. Toen, bij Montaillou, ging het hem om de vruchten van de antropologiserende geschiedschrijving, om aan te tonen wat je de bronnen omtrent de naam - en in elk geval biografielozen uit het verleden kon ontfutselen wanneer je Foucault en Levi Strauss gelezen had. Nu laat Le Roy Ladurie voelen hoezeer hij zich ergert aan de pretenties van zijn generaliserende collega's, hoe grof de beweringen van zijn tellende en programmerende collega's wat hem betreft zijn.
Dat is bijna een omdraaiing van zijn eerdere aanpak, kennis van hulpwetenschappen is aanvullend en niet normatief, al heb je daar als lezer helemaal geen last van. De eeuw van de familie Platter biedt ons de auteur zoals we hem in Montaillou op zijn best zagen: nieuwsgierig, belezen en onvermoeibaar, eerder alsof hij tot het bijna uitgestorven ras van de intelligente verslaggever behoort, dan als iemand die zijn stijl binnen de muren van de academie heeft gevormd. Hij is iemand die met een grote gevoeligheid en oplettendheid kijkt en luistert, meer iemand die begrijpt dan iemand die verklaart, en daar meeslepend verslag van doet.
In De eeuw van de familie Platter is zijn onderwerp de levensgeschiedenis van een Zwitserse familie uit de zestiende eeuw, en daarbinnen van een gezin, en daarbinnen in feite weer van twee mannen, een vader en een zoon, Thomas en Felix Platter. Kleinschaliger kan het niet. Dat zijn bovendien uitzonderlijke mensen, in hun ambities en begaafheid, en hun ongebruikelijke levenslot wordt nog eens benadrukt doordat ze beiden een autobiografie en een redelijk omvangrijk persoonlijk archief hebben nagelaten. Niks geen dorp vol ongeletterden die we slechts door de processen-verbaal van een bisschopsklerk mompelend kunnen horen spreken, en dan nog in de rede gevallen en door elkaar heen, maar twee heldere, markante stemmen. Maar zoals Le Roy Ladurie destijds in een interview liet weten dat zijn dorpje in de Pyreneeën voor veel meer stond - 'Montaillou: c'est La France' - zo laat hij nu zien dat in de levensgeschiedenissen van de Platters zich de zestiende eeuw weerspiegelt.
Thomas Platter was achtereenvolgens 'herder, geitenherder, koeherder, bergbewoner, scholier, bedelaar, zwerver, student, zanger, leraar in de drie klassieke talen, touwslager, technicus-drukker en ten slotte schooldirecteur en grondbezitter die zijn grondbezit produktief maakte' - en die opsomming is niet overdreven - en zijn zoon Felix was een vooraanstaand medicus; desnoods student, dokter, medicus, vooraanstaand medicus. Alleen al in die twee cv's drukt de zestiende eeuw zich uit, al scheelden vader en zoon vermoedelijk maar 37 jaar. Ontwikkelingen ontstaan, versnellen zich en stollen, en het individu dat dat allemaal overkomt, is tegelijkertijd uniek en een kind van zijn tijd.
Het is de eeuw van de boekdrukkunst en van de reformatie, van de opkomst van een gegoede burgerij en een toenemende praktische en sociale mobiliteit. De weg uit het hooggebergte in Wallis, waar vader Thomas Platter aan het eind van de vijftiende eeuw op onbekende datum werd geboren, naar het Bazel van Erasmus en de grote drukker Frobenius, het Bazel van protestanten die zelf hun bijbel gingen lezen, liefst in de grondteksten Hebreeuws en Grieks en niet in het Latijn, en het Bazel van een zelfbewust burgerlijk stadsbestuur, waar zoon Felix Platter op een aanwijsbare datum en onder geboekstaafde omstandigheden in 1536 werd geboren, is de weg die de renaissance benoorden de Alpen heeft geplaveid.
Le Roy Ladurie brengt die weg in kaart door welbeschouwd niet veel anders te doen dan de autobiografieën van de Platters, die beide allang bekend en in verschillende edities uitgegeven zijn, te herlezen en na te vertellen. Maar hij herlas ze met het oog van een gerijpt historicus, die behalve de kwantitatieve geschiedschrijving ook de andere, vooral door het tijdschrift Annales bepleite vormen van geschiedschrijving heeft zien komen en gaan. Hij weet waar hij op letten moet, en hij weet dat zijn bronnen onuitputtelijk zijn als hij maar op alles letten wil.
Wat ze dan prijsgeven is kostelijk - en het is vooral zoveel meer dan twee levensverhalen. Hij ziet hoe ambities en ontvankelijkheid veranderen, hoe het individu zich aan zijn lot kan ontworstelen, doordat de samenleving waarin hij leeft, verandert. Toen de jonge Thomas Platter eenmaal was aangeraakt door de reformatie, wist hij dat hij niet alleen wilde leren lezen, maar ook de oude talen wilde hij kunnen lezen om zichzelf een oordeel te vormen - en het was de invloed van de renaissance die het hem mogelijk maakte.
De ambitie en het verlangen die toen geboren werden, komen schitterend tot uitdrukking op het portret dat hij als tachtigjarige van zichzelf liet schilderen: een wat boerse, maar uit duizenden herkenbare man, die vol ontzag een boek in zijn hand houdt. Als zijn zoon dat even later ook laat doen, krijgen we een burger te zien, in vol ornaat, nog steeds met een boek in zijn hand, maar minder plechtig, en omringd door attributen uit zijn collecties kunstvoorwerpen en natuurhistorische objecten.
Alleen al daaruit laat zich een verhaal lezen. Er is een groot lezer en schrijver voor nodig om dat vervolgens te vertellen.
Michaël Zeeman
Emmanuel Le Roy Ladurie: De eeuw van de familie Platter (1499-1628).
Bert Bakker; ¿ 65,- (gebonden), ¿ 49,90 (paperback).
ISBN 90 351 1609 7;
ISBN 90 351 1607 0.