De gymnasiast vertaalt nu minder maar begrijpt meer
Aan de Homeruslaan staan de bussen klaar voor een schoolreisje. Een paar leerlingen van het Stedelijk Gymnasium in Utrecht slepen een ijshockey-stick mee....
Van onze verslaggever
Peter Giesen
UTRECHT
In het nieuwe eindexamen Latijn en Grieks hoeft vanaf 2001 dan ook nauwelijks meer te worden vertaald. Daarmee komt een einde aan een lange traditie: de integrale vertaling van een fragment uit Livius, Tacitus, Plato, Herodotus of een andere klassieke auteur. Tot 1990 vertaalden de leerlingen ongeveer dertig regels. Het eindexamen werd echter zo slecht gemaakt dat de eisen moesten worden verlaagd tot tien à vijftien regels, aangevuld met open vragen.
Ook de lichtere vertaling leidde echter tot ontsporingen, zegt secretaris Frans Tielens van de commissie die het nieuwe examen voorbereidt.
Als leerlingen in de eerste zinnen cruciale passages verkeerd vertaalden, raakten zij het spoor volledig bijster. In de nieuwe opzet hoeven daarom slechts losse zinnetjes te worden vertaald, afgewisseld met uitleg en vragen over de tekst.
Waarom presteren gymnasiasten, doorgaans toch de beste leerlingen, veel slechter dan in, pakweg 1975, toen er ook al een Mammoetwet was en de kinderen volop televisie keken?
'In mijn schooltijd aanvaardden we klakkelozer bepaalde dingen. Dat we rijtjes moesten stampen bijvoorbeeld', zegt Alwine Reinink (39), docente klassieke talen op het Stedelijk Gymnasium.
Haar collega Jan Visser (59): 'We waren docieler. We deden die dingen gewoon. Een andere wereld bestond voor ons niet.'
Reinink: 'Ze kunnen heus wel stampen, hoor. Laatst vroeg ik naar een rits keizers. Het kwam er zo uitrollen, van Augustus tot Trajanus. Maar als je naar een grammaticaal rijtje vraagt, barst het van de fouten. Dat interesseert ons niet, zeggen ze dan.'
In een hiërarchisch tijdperk stelde de school haar eisen, waaraan een leerling maar had te voldoen. De lessen van de archetypische classicus waren vaak het tegendeel van leuk en leerlingvriendelijk.
In een artikel in Vrij Nederland uit 1988 herinnert een student klassieke talen zich zijn leraar: 'Als iemand zijn vertaling niet goed gemaakt had, zei hij: zo, onvoldoende. Jij kan maar beter oprotten naar de atheneumklantjes. Daar hoor je thuis.'
Sindsdien is er veel veranderd. Een gedemocratiseerde samenleving verwacht van haar scholen niet dat zij rigoureuze eisen stellen, maar juist dat zij er alles aan doen om zo veel mogelijk leerlingen over de streep te trekken. Mede door de introductie van het vakkenpakket is de leerling geëmancipeerd. Als ze een vak niet leuk vinden, geven ze er snel de brui aan.
In 1983 sprak een groep classici van het 'supermarkt-mechanisme': even voelen, even ruiken en als het niet bevalt, doorlopen. De classicus kreeg te maken met een ander type leerling, zo schreven zij in een nota voor de Stichting Leerplanontwikkeling (SLO). Dit andere type werd gekenmerkt door een grote rumoerigheid en een beperkt concentratievermogen.
'Vergeleken bij twintig jaar geleden is er meer afleiding. Sommige kinderen zijn druk met clubs en hobby's, maar anderen zetten gewoon 's middags de tv of video aan', zegt Susan van Amerongen (53), docent aan het Stedelijk Gymnasium. Het spreekwoordelijke zap-gedrag verdraagt zich slecht met de geduldige analyse die voor de klassieke talen vereist is. Een zin in het Latijn is slechts te begrijpen door stap voor stap de grammaticale structuur te achterhalen. 'Je moet langzaam willen zijn', zegt Van Amerongen. 'Eén letter kan een enorm verschil maken.'
Traditioneel stond het 'harde' vertalen onder classici in hoger aanzien dan het 'softe' vertellen van verhalen over de antieke cultuur. Onder druk van de omstandigheden maakt de strenge studie van de grammatica steeds meer plaats voor het begrip der klassieken. Daardoor blijft weer minder tijd over voor het aanleren van taalvaardigheid.
Jan Visser: 'Toch heeft die ontwikkeling ons vak ook verrijkt, vind ik. Wij beheersten vroeger de klassieke talen heel goed, maar we deden er weinig mee.'
Dat is de andere kant van de medaille, zegt hij. In het verleden vertaalden de leerlingen De mythe van de grot zonder te begrijpen wat Plato precies bedoelde. Nu zijn er prachtige leerboeken over de cultuur van de Grieken en Romeinen.
Susan van Amerongen: 'Wat ik wel een probleem vind, is dat elk vak naar een hoger abstractieniveau wordt getild. De leerlingen moeten de stof doorgronden en verbanden leggen. Terwijl de basis, de feitenkennis, ontbreekt. Kun je historische verbanden leggen als je het verschil tussen Karel de Grote en Luther niet kent?'
Alwine Reinink: 'Hoe vaak mij niet gevraagd wordt: Juf, de Perzische Oorlogen, was dat nou voor of na Christus?'