De gevaren van protectionisme
Amerikanen kiezen voor Amerikaans staal, Britten willen Britse kredieten. En toch werkt protectionisme averechts...
Iedereen zegt dat je je er niet toe moet verlagen. Dat het op de korte termijn aantrekkelijk is, maar uiteindelijk voor iedereen desastreus uitpakt. Toch steekt het sinds de kredietcrisis wereldwijd de kop op: protectionisme, het beschermen van binnenlandse bedrijven ten koste van buitenlandse concurrenten.
Een van de meest kloeke voorbeelden komt uit de Verenigde Staten. Washington is voornemens zijn stimuleringsplan (dat kan oplopen tot een biljoen dollar) van enkele protectionistische clausules te voorzien. Zo mag er voor grote infrastructurele projecten die door de overheid worden gefinancierd, alleen Amerikaans staal worden gebruikt. Concurrenten uit China en Europa worden zo buiten de deur gehouden.
Elk eerstejaars economieboek legt het uit: protectionisme kan desastreuze gevolgen hebben. Zo werd de Grote Depressie van de jaren dertig aangewakkerd door de ieder-voor-zich-politiek. Landen wierpen voor buitenlandse producten hoge tariefmuren op, met als doel binnenlandse werkgelegenheid te behouden. De gevolgen waren tegenovergesteld: omdat alle landen de grenzen sloten, stortte de wereldhandel in en daalde de export overal dramatisch. De werkloosheid steeg naar nog grotere hoogten.
Momenteel worden her en der tariefmuren opgeworpen, maar omvangrijker is de overheidssteun voor bedrijven. ‘Ook dat is een vorm van protectionisme’, zegt de Tilburgse hoogleraar economie Lans Bovenberg. ‘Hoe verstandig het ook lijkt, op de lange termijn werkt het contraproductief.’
Neem de subsidie voor de auto-industrie. De VS pompen tientallen miljarden in hun noodlijdende autofabrikanten. Andere landen zien zich hierdoor gedwongen hetzelfde te doen. Kiezers in Frankrijk of Duitsland zouden het immers niet accepteren dat ‘hun’ autofabrieken kapot gaan terwijl de Amerikaanse concurrenten in de watten worden gelegd. Er ontstaat volgens Bovenberg een ‘subsidierace’ die kleine landen uiteindelijk verliezen van grote landen. Waarmee niet gezegd is dat de beste autofabrieken overleven.
Naast dit ouderwetse protectionisme waart een nieuwe variant over de wereld. Geld is schaars geworden en banken verstrekken nauwelijks kredieten. Investeringen en consumentenuitgaven stokken. Geen wonder dat politici eisen van de banken die ze tientallen miljarden hebben toegestopt, dat deze weer kredieten gaan verstrekken. Maar de thuismarkt gaat voor. Wouter Bos stelde het als voorwaarde aan de steun voor ING Bank; deze week doet de Amerikaanse president Obama hoogstwaarschijnlijk hetzelfde.
De gevolgen kunnen elders ingrijpend zijn. Financiële markten zijn in hoge mate gemondialiseerd. Als banken vooral hun thuismarkten moeten bedienen, gaat dat in tijden van kapitaalschaarste ten koste van kredieten in andere landen. In enkele Oost-Europese landen is 80 procent van de bankensector in handen van buitenlandse banken. Het Internationaal Monetair Fonds verwacht dat dit jaar de private geldstromen naar opkomende landen 82 procent lager zal liggen dan in 2007.
De Britse premier Gordon Brown geeft fel af op dit ‘financieel mercantilisme’. Het weerhield hem er echter niet van zijn eigen RBS op te dragen de kredieten zo veel mogelijk binnenslands te houden.