Commentaar

De geheimen van Papendal

Als 2014 iets heeft aangetoond, is dat succes in topsport te organiseren valt.

Marije Randewijk
Het 4x100m estafetteteam met (VLNR) Joren Tromp, Hensley Paulina, Wouter Brus en Patrick van Luijk. Beeld anp
Het 4x100m estafetteteam met (VLNR) Joren Tromp, Hensley Paulina, Wouter Brus en Patrick van Luijk.Beeld anp

Maakt het dat ook meteen minder leuk? Dat hangt af van met welke bril je het succes beschouwt. Critici zullen zeggen dat het succes niet meer is dan een afspiegeling van de welvaart van het land. En dat je met een rijk gevulde portemonnee alles kunt kopen. Dat is ook zo.

Bij de georganiseerde sport gaan de haren al lang niet meer overeind staan bij zo'n boude bewering. Topsport is in Nederland de tijd voorbij dat ze zich moet verdedigen, beweerde Maurits Hendriks, opperhoofd van de Nederlandse topsport (NOC*NSF) vorige week. De waarde ervan wordt door veel Nederlanders omarmd, ook door bedrijven en overheden. Zie de massale beleving tijdens de Olympische Winterspelen van Sotsji en het WK voetbal in Brazilië.

Hoewel de laatste jaren door de economische crisis financieel pas op de plaats moest worden gemaakt, noemt sportkoepel NOC*NSF de rijksoverheid de meeste stabiele partner van de laatste jaren. Er is minder geld beschikbaar, maar dat heeft efficiëntie en kruisbestuiving in de hand gewerkt. Topsporters gingen op Papendal samenwerken, coaches en kennis werden gedeeld. Veel landen reisden de afgelopen maanden naar trainingscentrum Papendal om het geheim te ontrafelen. Maar de intensieve kenniseconomie en de fijnmazige infrastructuur laten zich niet eenvoudig kopiëren.

Succes komt van de juiste dingen doen, is het leitmotiv van NOC*NSF. Het is er niet zomaar en toevallig. Er wordt tegenwoordig vooral geïnvesteerd in sporten waarbij de oogst voor het grijpen ligt. Het 'allemaal een beetje'-beleid behoort tot de verleden tijd.

Van de 200 projecten die tot de Olympische Spelen van 2012 door NOC*NSF in stand werden gehouden, resteren er thans nog 55. Volgens NOC*NSF werd de financiering lange tijd als een recht gezien en niet als een investering die een rendement moet opleveren.

De acht sporten in het focusbeleid, die traditioneel de meeste medailles winnen, krijgen een kwart van het beschikbare budget. Dat leidt tot veel frustraties bij sporten die buiten de boot vallen. Of die door de sportkoepel in een keurslijf worden gedrukt, zoals judo. Wie wil uitblinken in ijshockey of basketbal is vooral op zichzelf aangewezen.

Oneerlijk misschien, maar het resultaat lijkt te spreken in het voordeel van NOC*NSF. Nederlandse sporters veroverden in 2014 in de 36 olympische disciplines 40 titels: 8 olympische, 13 mondiale en 19 Europese. Wie het criterium olympisch wegstreept, komt zelfs tot 56. En dan is de derde plaats van Oranje op het WK niet eens meegerekend, noch de zege van Niki Terpstra in Parijs-Roubaix.

Er zijn genoeg kanttekeningen bij te maken. Zo blinken Nederlandse sporters vooral uit in 'elitesporten', die 'duur' zijn en waar de concurrentie doorgaans minder groot is: hockey, paardensport, zeilen. Met goed fatsoen kun je zelfs schaatsen tot die categorie rekenen. Het was opvallend op hoeveel sympathie Dafne Schippers kon rekenen na haar Europese titels. Atletiek behoort niet tot de focussporten. Het zijn exceptionele talenten die zich niet laten organiseren, maar zich gewoon aandienen.

Schippers blonk wel uit op een continentaal toernooi. In Rio de Janeiro komt ze de Jamaïcaanse en Amerikaanse wereldtoppers tegen. Daar kan ook pas de echte meting van de waarde van het focusbeleid van NOC*NSF plaatsvinden. Tot die tijd mag de Nederlandse sport zich rijk rekenen.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden