Column
De gedeelde dood verdraagt geen pathetiek
Weer twee nieuwe programma's over de dood, op SBS6 en RTL 4. Terminalen-televisie, waarom willen we dat zo graag?
Publiekelijk sterven is nog steeds onverminderd populair. We konden al het aangekondigde overlijden volgen in programma's als Over mijn lijk (BNN), Liefde voor Later (KRO-NCRV), Kijken in de ziel: op de drempel (NTR) en de documentaires Retour hemel (over journalist Mark Bos) en Brozer (over actrice Leonoor Pauw). We leefden door middel van vele media-optredens mee met het sterfproces van zanger Thé Lau en filosoof René Gude en konden de laatste columns lezen van Pieter Steinz in NRC en Albert de Lange in Het Parool.
Zo leerden we een beetje wat dat is: doodgaan, afscheid nemen, aftakelen.
Het lijkt erop dat de commerciëlen deze sterftrend tegelijkertijd oppikten, want woensdag was om half negen op SBS6 de eerste uitzending van Mijn laatste keer te zien en een uur later begon op RTL 4 het nieuwe programma Zolang ik leef - titels die niets aan de verbeelding overlaten, maar dat is gangbaar tegenwoordig. Beide draaien om het 'bespreekbaar maken' van de dood, maar we kunnen, gemeten naar de mate van sterfpubliciteit, niet stellen dat er sprake is van een taboe.
De programma's verschillen aanzienlijk: in Zolang ik leef, gebaseerd op een Brits format, brengt Peter van der Vorst vijf ongeneeslijk zieken elke twee maanden bijeen in een huis om met elkaar te praten over het naderende einde. Rob Kamphues volgt per aflevering van Mijn laatste keer een enkel terminaal geval: woensdag was Margreet, een ex-vrachtwagenchauffeur die aan ALS leed, de hoofdpersoon. Het gaat om de laatste keren uit de titel: het laatste grote feest, de laatste vakantie, de laatste keer vrachtwagenrijden.
Terminalen-televisie, het is een opmerkelijk genre - waarom kijken we er zo graag naar? Wie de twee programma's achtereen kijkt - ze sluiten direct op elkaar aan - voelt zich emotioneel gesloopt. Zoveel achterblijvende kinderen, slechtnieuwsgesprekken, afscheidsmomenten; zelfs de murw gebeukte beroepskijker houdt het niet droog. Om het geheel dragelijk te maken wordt er een flinke dosis hoop ingepompt. Alleen de glashalfvollieden en verzoeningsgezinden worden gecast.
Wie niet dankbaar is voor het leven, mag niet op tv.
Opvallend was de nadruk op 'galgenhumor', zoals een vrouw met uitgezaaide kanker het omschreef in Zolang ik leef. Ze vertelde over een ontmoeting op straat. 'Hoe is het?', vroeg iemand. Daarop tilde ze de pruik van haar hoofd en zei: 'Heb je effe?'
Klarine, die beide borsten had laten amputeren, zag wel de voordelen van haar ziekte: 'Dat je 's morgens kan kiezen wat voor cupmaat je hebt.'
In Mijn laatste keer ging trucker Margreet, die 'lachend ten onder' wilde gaan, op een tafel met een wit kleed liggen en zei enthousiast: 'Waar lijkt dit op? Waar lijkt dit op?' En dan zo'n Gordon-lach.
Hoewel van een ander kaliber, deed het denken aan René Gude en Thé Lau, die telkens werden geprezen om hun nuchtere luchtigheid. Er zit kennelijk een grens aan hoeveel leed we willen voelen op de bank. De gedeelde dood verdraagt geen pathetiek.