De eenzaamheid is een hersenschim
Waar komt het negatieve beeld van ouderen vandaan? Vraag het Bernlef (71), auteur van het Boekenweekgeschenk 2008, en hij zegt dat de kloof tussen jongeren en ouderen grotendeels door de media is geschapen....
Nederlanders hebben een te somber beeld van ouderdom, blijkt uit een enquête die de Volkskrant samen met de Vrije Universiteit via internet hield. Om de 65-plusser hangt een geur van incontinentieluiers en hulpbehoevendheid. Van eenzaamheid, ongeluk en chagrijn, terwijl geluk in werkelijkheid niet afneemt met het klimmen van de jaren.
Voor de enquête, gehouden in het kader van thema ‘Van oude menschen...’ van de Boekenweek, gaven 751 mensen hun mening. Een aantal uitslagen: 31 procent van de Nederlanders denkt ten onrechte dat de helft van de 65-plussers hardhorend is, 46 procent denkt ten onrechte dat depressies vaker voorkomen bij ouderen, 59 procent gelooft ten onrechte dat slechts een minderheid van de oudere paren nog regelmatig seksueel contact heeft.
Vitale levensjaren
‘We denken net als in de jaren vijftig aan de jeugd om te leren, de volwassenheid om te werken en de ouderdom om te rusten’, zegt sociaal gerontoloog Kees Penninx. ‘We zijn nog niet gewend aan vitale levensjaren die de meeste gepensioneerden tegoed hebben.’
Dat negatieve beeld leidt tot maatschappelijke schade, is becijferd voor de gemeente Schiedam. Daar werd geïnventariseerd wat ouderen willen en kunnen bijdragen aan de maatschappij. Penninx: ‘De uren waarin zij de handen uit de mouwen willen steken vertegenwoordigen een waarde van 35 miljoen euro in tien jaar. We vergeten deze inzet te vragen.’
SCP-directeur Schnabel hield vorige week een betoog bij de presentatie van het boek Later is vandaag, een bundel interviews met bekende Nederlanders over het ouder worden van journaliste Violet Valkenburg. Schnabel: ‘We denken bij 65-plussers aan verzorgingshuizen. Inderdaad, daar kom je ze tegen, maar in de regel als ze op bezoek zijn bij hun vader of moeder.’
Kentering
De overgang van de verzorgingsstaat naar de participatiemaatschappij, geeft echter langzaam meer ruimte aan het eigen initiatief van ouderen. De negatieve beeldvorming lijkt ook langzaam iets op te klaren. ‘Ouderen’, zegt psychogerontoloog Gerben Westerhof, die onderzoek doet naar de beelden van ouderen in de reclame, ‘worden als groep niet gewaardeerd door reclamemakers. Maar je ziet een kentering. In vergelijking tot tien jaar geleden zijn ouderen in reclames competenter en ze gedragen ze zich minder stereotiep. Neem de reclame van Mora. De oude mannen van een saai koor veranderen na het krijgen van een snack in dansende rappers.’
Voor de jongere generaties blijft ouderdom eng, zegt de hoogleraar ouderengeneeskunde Rudi Westendrop van de Universiteit Leiden. ‘Ik vraag de studenten in de collegebanken geregeld of ze met ouderen willen werken. Er gaan dan hooguit twee handen omhoog. Ik zeg dan tegen de anderen dat ze de zaal maar moeten verlaten en een ander vak moeten kiezen. Als dokter werk je immers voornamelijk met patiënten op leeftijd.’
De negatieve beeldvorming over ouderen schrikt af. Westendorp denkt dat het beeld over ouderen uit de enquête nog te positief is, omdat jongeren met een afkeer van oud hebben geweigerd aan het onderzoek deel te nemen.
Drankgelagen
De negatieve beeldvorming over grijs is schadelijk voor jongeren. De Ierse onderzoeker John Garry toonde onlangs aan dat jongeren die negatief over ouderen denken, minder zuinig zijn op hun eigen lichaam, en zich vaker te buiten gaan aan drankgelagen. Als je leven na je 40ste niet meer de moeite waard is, waarom zou je dan houden aan de leefregels van gezond gedrag? Een realistisch beeld van het welbevinden op hogere leeftijden, is goed voor de ieders gezondheid, stelt de onderzoeker.
Sociaal gerontoloog Fleur Thomése van de Vrije Universiteit, een van de samenstellers van de enquête, ziet een lichtpuntje: ‘Uit de enquête blijkt dat mensen die veel contact hebben met ouderen gemiddeld een positiever beeld van ouderdom hebben.’
Op de vraag of de Boekenweek kan helpen het beeld van ouderdom wat te verbeteren, zegt Bernlef: ‘Ach, een week duurt maar zeven dagen, in het geval van de Boekenweek tien.’ Het biedt geen oplossing.