De échte Nederlandse ridders verrichten hun werk in stilte
In Nederland zijn nog tweeduizend ridders en die zijn niet altijd adellijk, leerde promovendus en ridder Tom de Witt Hamer tot zijn verrassing. Bescheidenheid is een van de grootste deugden, maar dat wringt weleens met een van de grootste doelen: de caritas.
Ridders (m/v): ze zijn er nog in het onttoverde Nederland, al krijgt vrijwel niemand hen ooit te zien. Ze genieten protectie van vorstenhuizen. Op hoogtijdagen hullen zij zich in een ruim vallende cape waarop een ordeteken is aangebracht. Zij voeren archaïsch aandoende titels. En nieuwe leden worden met een ridderslag geïnstalleerd. Maar verder verrichten ze in stilte hun goede werken, al dan niet onder christelijke bezieling. Want bescheidenheid is een van de belangrijkste ridderlijke deugden.
Tom de Witt Hamer (62), die vorige maand aan de Rijksuniversiteit Groningen promoveerde met een proefschrift over ridderlijke orden, telde in Nederland zo'n tweeduizend ridders. Waarbij hij als definitie van 'ridder' hanteerde: lid van een ridderlijke orde die haar origine vond in de tijd vanaf de kruistochten. Tussen 1965 en 2015 bestonden in Nederland 23 organisaties die zichzelf als ridderlijke orde afficheerden. Twaalf daarvan zijn nog actief. En van die twaalf zijn er vijf waarvan de wieg lang geleden in het Heilige Land stond. Met stil dedain kijken ze neer op de pseudo- of valse orden zonder zo'n verleden.
De Witt Hamer (62) is zelf lid van de Johanniter Orde, protestants-christelijk en adellijk van signatuur. Hij was er altijd van uitgegaan dat een ridderlijke orde per definitie bestaat uit telgen van adellijke geslachten, maar dat bleek niet het geval: er zijn ook orden die zich met recht ridderlijk noemen zonder dat hun leden van adel zijn. De vijf 'ware' orden waaraan hij in zijn proefschrift aandacht besteedt, zijn - naast zijn 'eigen' Johanniter Orde - de Orde van Malta (rooms-katholiek en overwegend adellijk), de Duitse Orde (protestants-christelijk, adellijk en zeer besloten), de Ridderorde van het Heilig Graf van Jeruzalem (niet adellijk maar wel zeer katholiek) en de Orde van Sint Lazarus (niet adellijk en oecumenisch).
Hun noemer: het streven naar ridderlijkheid, een nogal diffuus deugdzaamheidsideaal dat uit de mode zou zijn geraakt. De ridders zelf brengen het vaak in verband met 'dienstbaarheid aan de samenleving' en 'onbaatzuchtigheid'. 'We proberen het morele vacuüm te vullen dat is ontstaan bij de leegloop van de kerken', zegt Marcel Herpers, lid van de Franse tak van de Orde van Sint Lazarus (er is ook een Spaanse tak). 'We gaan in tegen het individualisme en het materialisme.' Als roependen in de woestijn? 'Wellicht, maar als niemand roept, heb je helemáál niets.'
Beslotenheid
Het ridderlijkheidsideaal wordt tot uiting gebracht in de caritas. Bij de Orde van Sint Lazarus - voortgekomen uit een hospitaal voor leprozen in Jeruzalem - gaat het onder andere om de bekostiging van een groot water-zuiverings- en sanitair project op het Indonesische eiland Flores. De Johanniter Orde, die zeshonderd leden telt, is al zestig jaar nauw betrokken bij vakantieweken voor mensen die, om welke reden dan ook, niet alleen op reis kunnen. Verder organiseert ze projecten voor hulpbehoevenden en beheert ze, met de Maltezer Orde, De Kruispost - een medische post op de Amsterdamse Wallen voor onverzekerden en mensen zonder papieren.
Caritas en de beslotenheid die de orden koesteren, staan toenemend met elkaar op gespannen voet, zegt jonkvrouw Geneviève van Panhuys, lid van de Johanniter Orde. 'We worden geholpen door de vierduizend vrijwilligers van Johanniter Nederland, die geen lid zijn van de orde maar wel met haar doelstellingen sympathiseren, en we zoeken samenwerking met zusterorganisaties en grotere charitatieve instellingen. Dit vereist een bepaalde zichtbaarheid.' En de hang naar zichtbaarheid zit niet in de genen van oude orden. 'Organisaties als de onze hebben het lastig gehad in de jaren zeventig en tachtig. Er heerste wantrouwen jegens de gevestigde orde, waar wij onderdeel van waren. Dit heeft de neiging versterkt om de openbaarheid te mijden.' 'Het grote wegkruipen', noemde elite-onderzoeker Yme Kuiper dat.
'We hebben geen behoefte aan mensen die riddertje willen spelen', zegt Marcel Herpers ter verklaring van het feit dat ook de Orde van Sint Lazarus niet met zichzelf te koop loopt. 'Het uiterlijk vertoon is voor intern gebruik.' Wat onverlet laat dat zijn orde 'een gedegen en gedragen ceremonieel' koestert, dat op Franse leest is geschoeid. Ze onderhoudt een innige relatie met het Huis van Orléans - dat nog steeds aanspraak maakt op de Franse troon - en organiseert toogdagen waarop de ongeveer vijftig leden worden geacht te verschijnen in avondkleding en een cape waarop een groen achtpuntig kruis is aangebracht. 'Die cape heeft een nivellerend karakter', zegt Herpers. 'Ze dekt eventuele eretekenen van de dragers af. De leden zijn dus elkaars gelijken.'
De niet-adellijke orden hechten meer aan decorum dan de adellijke zusterinstellingen, beaamt Herpers. 'Daar heerst toch de houding: 'Wij hebben die opsmuk niet nodig.' Ikzelf vind dat een verschraling van wat er in Nederland nog over is van ridderlijkheid.' Het primaat van de Johanniters ligt bij de liefdadigheid, beaamt Geneviève van Panhuys. 'Wat niet wegneemt dat we echt wel wat decorum in huis hebben. Een keer per jaar vieren we de ridderdag, waarop de leden in ceremonieel tenue verschijnen en waarop nieuwe leden met een zwaardslag worden geïnstalleerd.' De deelnemers zijn overigens voor donker weer thuis: het programma bestaat uit een kerkdienst, een lunch en een vergadering.
De Oranjes en de Johanniter Orde
In Nederland werd de Johanniter Orde in 1909 heropgericht op voorspraak van prins Hendrik. Tot zijn dood in 1934 was hij 'commendator' van de orde. Prins Bernhard (senior) nam die functie over onder een andere weelderige titel: landcommandeur. Die functie is sinds zijn overlijden in 2004 vacant. Prinses Beatrix en koning Willem-Alexander zijn beiden als erecommandeur aan de orde verbonden.
Zelfbewustzijn
De Nederlandse adel heeft zich binnen de maatschappelijke elite goed weten te handhaven, stelde socioloog Jaap Dronkers in 2000 al vast. Voor de ridderlijke orden geldt dat in nog sterkere mate, schrijft Tom de Witt Hamer - wiens familie pas in 1982 bij de Nederlandse adel werd ingelijfd. 'Mensen met lagere en middelbare beroepen vinden de weg naar een orde in principe niet.' Het zelfbewustzijn van de ridderlijke orden manifesteert zich vooral in hun houding tegenover de pseudo-orden die zich tooien met de veren, en soms ook met de namen, van de gevestigde orden.
Zij houden afstand van deze parvenu's. Dat lukt niet altijd. Zo kreeg de Maltezer Orde jaren geleden een rekening van duizenden euro's voor een gastronomisch evenement dat een 'lookalike orde' had belegd. 'Het restaurant had niet goed durven vragen waar de rekening naartoe moest', schreef een betrokkene. 'Niet handig voor dit bedrijf, maar het meende met keurige adel van doen te hebben.' Vanwege zulke ervaringen worden de pseudo-orden ook wel 'valse orden' genoemd. Maar niet in het openbaar. Want in Duitsland is een organisatie die bezwaar maakte tegen deze term door de rechter in het gelijk gesteld.
'Ik heb iets meegekregen dat ik graag doorgeef'
Geneviève van Panhuys (53)
De jonkvrouw was negen jaar kapittel- (bestuurs-) lid van de Johanniter Orde. Is thans ere-kapitteldame, oftewel: ere-bestuurslid. Haar grootvader was ook lid van de Orde, haar vader niet. De Johanniter Orde werd in Nederland in 1909 heropgericht. Ze telt zo'n zeshonderd leden.
'Dat je van adel bent geboren, daar praat je niet over, vond mijn vader. Dat had vooral te maken met de sociale ontwikkelingen na de oorlog en de hele veranderende samenleving. Maar op een gegeven moment dacht ik: er is niets mis met mijn achtergrond. Ik heb iets meegekregen dat ik graag doorgeef.'
Marcel Herpers (60)
Bekleedde diverse bestuursfuncties binnen de Orde van Sint Lazarus in Nederland en zat zeven jaar in het internationaal hoofdbestuur van de Orde. Is nu toegevoegd kapittel- (bestuurs-) lid. De Orde werd in Nederland in 1932 heropgericht. Ze telt zo'n vijftig leden.
'We onderscheiden ons van serviceclubs zoals Rotary en Lions met een spirituele taal en christelijke riddertradities. Wij doen niet aan snobappeal. Daarom is de eerste vraag die we aan elk nieuw potentieel lid stellen: wat denk jij voor de Orde te kunnen betekenen?'