De Duitse zoektocht naar duidelijkheid

Het is een gedachte die je als gast in Duitsland niet te vaak tot jezelf moet toelaten. Maar toch dringt ze zich soms onverhoeds aan je op. Hoe is het mogelijk dat vanuit dit land de halve wereld onder de voet is gelopen?

Door Sander van Walsum

Het is een gedachte die je als gast in Duitsland niet te vaak tot jezelf moet toelaten. Maar toch dringt ze zich soms onverhoeds aan je op.

Als de geblondeerde employee van bakkerij Wiedemann je gratis een paar extra broodjes geeft en je als toegift ‘Tchussiii!’ naroept.
Als een politieman zich bij je verontschuldigt voor het feit dat hij je een verkeersboete moet opleggen.
Als je er bij het betreden van een plantsoen op wordt geattendeerd dat je bij sneeuw en ijs ten val kunt komen.
Als je op zondag een vuistdikke stapel kwaliteitskranten – alle na de oorlog ontstaan – doorworstelt.
Als de Bondsdag in gewetensnood verkeert over de inzet van de Bundeswehr buiten de landsgrenzen.
Als de bondspresident een paar Turkse jongens decoreert omdat ze de beroving van een bejaarde vrouw hebben verijdeld.
Als de kijkers van een televisiedocumentaire over de verdrijving van 15 miljoen Duitsers uit Oost- en Midden-Europa er veelvuldig aan worden herinnerd dat Duitsland deze onmetelijke tragedie over zichzelf heeft afgeroepen.

Verwoestende energie

Op al die momenten kan de gedachte opeens in je opkomen: hoe is het mogelijk dat vanuit dit land niet eens zo lang geleden de halve wereld onder de voet is gelopen? Iets van die verwoestende energie moet toch behouden zijn gebleven? Ook deze laag van het bewogen nationale verleden moet toch doorwerken in het patina van de actualiteit?

Veel Duitsers zijn zich daarvan pijnlijk bewust. Zij vrezen dat de loutering van de nederlaag haar kracht verliest, en ze wantrouwen het grote volk waarvan ze deel uitmaken. Het rechts-extremisme, dat lokaal weliswaar hinderlijke vormen kan aannemen, maar per saldo een marginaal verschijnsel is, wordt als uitdrukking van Duitse onverbeterlijkheid gezien – vooral door de Duitsers zelf. En het vlagvertoon tijdens de laatste grote voetbaltoernooien bracht hen in verwarring.

Als Nederlander voelde ik me aanzienlijk onbehaaglijker bij het ontbreken van elk nationaal decorum op de Dag van de Nationale Eenheid (3 oktober) dan bij het – naar Duitse maatstaven – massale kleur bekennen na een welverdiende zege van de Mannschaft.

Temeer omdat van het zwart-rood-goud (of -geel) van de Bondsrepubliek, de Weimar-republiek en de democratische revolutie van 1848 niets vreesaanjagends uitgaat.

Bang

Maar veel Duitsers meenden dat toch anders te moeten zien. ‘Worden jullie nu niet bang van ons’, was een veelgestelde vraag tijdens het zonovergoten WK voetbal van 2006. Achter die vraag, die wellicht niet door een Fransman, een Rus of een Brit zou worden gesteld, gaat een worsteling schuil met wat de Duitser meent te mogen denken en voelen.

Je zou als ordelievend volk ook maar een eeuw achter de rug hebben waarin fundamentele veranderingen elkaar in zo’n adembenemend tempo opvolgen, en waarin een nationale wedergeboorte perverteerde tot het grootste collectieve misdrijf in de geschiedenis.

Praalhans

Van geen volk in Europa is het imago in de buitenwereld zo vaak en zo radicaal veranderd als dat van de Duitser. In het midden van de 19de eeuw werd hij nog gezien als een bedaagde pijproker met een slaapmuts. Na de zegetochten van Bismarck was hij een praalhans met een Pickelhaube op het te dikke hoofd. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd hij als brandschattende Hun waargenomen. In de korte bloeitijd van de Weimar-republiek werd hij vereenzelvigd met de Berlijnse bohémien. En in het Derde Rijk schoot de fantasie van karikaturisten tekort om de werkelijkheid te benaderen.

Nu, na zestig jaar Bondsrepubliek – het beste Duitsland ooit – is het beeld van de Duitser diffuus. Soms figureert hij als een door succes verwende voetballer. Soms als starre bureaucraat. Soms als onwillige deelnemer aan vredesoperaties. En soms als ideologisch opgefokte autonoom. De buren in het Westen denken in de regel positiever over de Duitsers dan de onzekere Polen. Het imago van de Duitser is in elk geval niet zo eenduidig als dat van de meeste andere Europese volken. De Duitser is een mens zonder eigenschappen.

Vermaning

Voor hem biedt het verleden niet de positieve oriëntatiepunten die het wel voor de Fransen en de Britten heeft. Van de geschiedenis gaat een vermaning uit. Ze laat vooral zien hoe het niet moet. En dat is geen abstracte aangelegenheid. De afgelopen zomer was ik in Potsdam op een zondagavond getuige van een discussie over de wenselijkheid van de reconstructie van de in 1968 opgeblazen Garnizoenskerk. Het was broeierig warm. En er werd gevoetbald. Niet door het Duits nationaal elftal weliswaar, maar toch. Desondanks was de zaal afgeladen vol. En de aanwezigen – soms op hun paasbest gekleed – gaven blijk van een grote betrokkenheid bij het onderwerp.

De discussie ging over de Pruisische Verlichting. Over de vroegere rijkspresident Paul von Hindenburg. Over het feit dat de door de nazi’s gedomineerde Rijksdag tijdens de ‘Dag van Potsdam’ (21 maart 1933) in de Garnizoenskerk werd geïnstalleerd – waaraan tegenstanders van herbouw nog steeds hun belangrijkste argument ontlenen. En er werd ook gediscussieerd over de verdiensten van de DDR-architectuur. Er waren sterke mannen in strakke pakken aanwezig om een handgemeen tussen de discussiedeelnemers te voorkomen.

Zwaktebod

Het is even druk – en het gaat er soms ook even geanimeerd aan toe – tijdens de talrijke publieksdiscussies over de Duitse Wende, twintig jaar geleden. En bij de recente presentatie van het gevangenisdagboek van de vroegere DDR-leider Egon Krenz waren een half uur voor aanvang nauwelijks nog staanplaatsen te bemachtigen.

Deze bijeenkomsten laten zien dat in Duitsland vaak niet wordt gediscussieerd om een vergelijk te vinden, maar om de tegenpartij van de juistheid van het eigen standpunt te overtuigen. Het compromis geldt in Duitsland als zwaktebod. Vandaar dat de Grote Coalitie van Angela Merkel, die afhankelijk is van de bereidheid van de partners om water bij de wijn te doen, buiten Duitsland meer achting geniet dan daarbinnen. De Duitser stelt prijs op duidelijkheid. Misschien is dat wel de grote mentale constante in de loop van zijn geschiedenis.

Vroeger voorzagen autoritaire heersers in de behoefte aan duidelijkheid. Nu zijn ze daarvoor aangewezen op democratische besluitvormingsprocessen. Op de middelbare school van onze dochter heb ik meegemaakt dat de deelnemers van de oudervergadering meerdere keren bijeenkwamen om over de organisatie van een kerstmarkt te praten. Er werden gedetailleerde afspraken gemaakt: over wat er in welk standje zou worden verkocht, over de optimale betrokkenheid van alle leerlingen, over de besteding van de dagopbrengst, over de muzikale omlijsting, en over het toezicht op een ordelijk verloop van de festiviteit.

Rommel

Eén aspect van de organisatie was echter buiten beschouwing gebleven: wie ruimt de rommel naderhand op? Deze omissie kwam pas aan het licht toen de ouders na afloop van de kerstmarkt voldaan huiswaarts keerden. De meesten gaven geen gehoor aan het verzoek om nog even hun hand- en spandiensten te verlenen. Daarover waren tenslotte geen afspraken gemaakt. En zonder afspraken gebeurt in Duitsland even weinig als lang geleden zonder een bevel.

Dit is de laatste bijdrage van Sander van Walsum als correspondent in Berlijn.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden