Reportage
De Colombianen zijn boos en voeren een bijna geweldloze oorlog: ‘Waarom? Te veel redenen’
De Colombiaanse beroepspolitici ontbreekt het ondanks de lange lockdown aan niets, maar ze durven wel een ‘boodschappentaks’ in te voeren. Die politici zijn losgezongen van het volk, en dat volk is boos. Het richtte barricades op en voert nu een bijna geweldloze oorlog.
Ze noemen hem ‘Mono’ (Aap), hij is 21, draagt een bivakmuts, een bouwvakkershelm, een sportjack en middeleeuws ogende scheenbeschermers over een joggingbroek. Een metalen plaat dient als schild tegen de politiekogels. Over die plaat zegt hij: ‘Dit is mijn vriendin, mijn bed, mijn bescherming.’ Al anderhalve week bivakkeert hij dag en nacht op een gebarricadeerd kruispunt in de Colombiaanse stad Cali. ‘Waarom? Zoveel redenen. Te veel redenen.’
President Iván Duque liet eind april de emmer van Colombia overlopen. De druppel was een belastinghervorming bedoeld om de noodlijdende schatkist weer een beetje te vullen en om de kostbare coronasubsidies aan de armsten te kunnen blijven betalen. Het Zuid-Amerikaanse land beleefde vorig jaar een van de langste aaneengesloten lockdowns wereldwijd, tijdens dat eerste pandemiejaar kelderde de economie met bijna 7 procent.
Belasting
Inmiddels is het tweede kwartaal van het tweede coronajaar halverwege en heeft Colombia evenveel prikken gezet als Nederland, op een bevolking van 50 miljoen mensen. De belastinghervorming, die ook al in het najaar van 2019 op fel protest stuitte, kon niet langer uitblijven, meenden de president en zijn technocratische minister van Financiën. Maar een btw-heffing op de dagelijkse boodschappen kwam voor velen aan als een stomp in een toch al lege maag.
Elf dagen na het eerste protest van 28 april staat Mono in provisorisch gevechtstenue op het verkeersplein dat is omgedoopt tot Puerto Resistencia, omringd door boze landgenoten met talloze – ‘te veel’ – redenen voor protest. Naast de gesloten rolluiken van bakkerij Brood en Brood is met plastic zeil een eerstehulppost opgetrokken. Een spandoek adviseert: ‘Meer bibliotheken, minder politieposten.’ Aan de overkant is dat laatste alvast opgevolgd, het kleine politiekantoortje is uitgebrand.
De 43-jarige Luz Marina Devia is naar het plein gekomen om te demonstreren voor de toekomst van haar dochter. ‘Een meisje van 15 dat zegt dat ze weg wil uit haar land.’ Tranen wellen op in haar ogen. Als oproepkracht verdient Devia 1400 duizend pesos per maand, iets meer dan 300 euro. Ze somt haar kosten op: meer dan wat er binnenkomt. ‘We hebben een rijk land, maar ze roven alles.’
Velen in Cali zeggen het haar na, niet alleen jongens als Mono, ook welgesteld winkelpubliek in het glimmende winkelcentrum Jardin Plaza: de graaiende beroepspolitici zijn losgezongen van de Colombiaanse realiteit. ‘Zij van boven, de frisse lieden, de congresleden en senatoren, hebben dure auto’s, telefoons, het ontbreekt ze aan niks’, zegt Margarita Maria Castro (54), tijdens een lunch van garnalenrisotto. Alleen dergelijke politici kunnen het in hun hoofd halen om in een pandemie een boodschappen-taks in te voeren, ‘vreselijk’.
Slachtoffers
Op het kruispunt van Puerta Resistencia vormen in een cirkel uitgespreide A4’tjes met namen een eerbetoon aan de slachtoffers. Colombia’s ordediensten reageerden vanaf dag één met grof geweld op de veelal geweldloze protesten. De lokale mensenrechtenorganisatie Temblores telde tot 9 mei 47 doden, ‘vermoedelijk’ door politiekogels. Driekwart van de slachtoffers viel in Cali, stad van ruim 2 miljoen inwoners in de westelijke Caucavallei waar decennialang veel van Colombia’s donkerste kanten samenkwamen: armoede, drugsgeweld, paramilitairen, moordcommando’s en het hoogste moordcijfer.
Cali, de stad met haar activistische Universidad del Valle, haar volkswijken en de vele eigengereide inheemse gemeenschappen in de omgeving, werd het hart van de opstand tegen de belastinghervorming – en al die andere redenen om boos te zijn. De sporen van het conflict zijn zichtbaar. Inwoners brengen nachten door in de rij voor de laatste geopende benzinestations, delen van de stad zijn onbereikbaar door wegblokkades. Op de plekken waar het verzet zich concentreert, maken jongeren als Mono de dienst uit.
Dialoog en klappen
In een halfslachtige poging de gemoederen te bedaren, reikte president Duque de ene hand en deelde klappen uit met de andere. Hij trok na enkele dagen zijn belastingwet in en riep op tot dialoog. Deze maandag vinden gesprekken plaats met onder anderen oppositiepolitici en leiders van de ‘nationale staking’. De verzoenende woorden gingen gelijk op met het traangas, de gummiknuppels en de kogels tegen activisten, ‘vandalen’ en ‘terroristen’ in overheidstermen.
Vooral de ESMAD, Colombia’s zwaarbewapende anti-oproer-eenheid, is berucht. De dienst werd opgericht in 1999, midden in Colombia’s gewapende conflict. Wat een tijdelijke club had moeten zijn, werd geïnstitutionaliseerd en geprofessionaliseerd door president Álvaro Uribe (2002 - 2010), de man die de strijd tegen marxistische gewapende groepen als FARC en ELN naar nieuwe, nog bloediger niveaus tilde. De invloedrijke ex-president spoorde via twitter zijn protegé Duque aan tot hard optreden.
En dus gaan angst en vastberadenheid hand in had in Cali. Iedereen heeft de video gezien van het witte busje met de ‘agenten in burger’ die het vuur openden op activisten. Velen hoorden over de jongen die in de wijk La Luna een kogel in zijn hoofd kreeg. Iemand kwam als maaltijdbezorger door de barricades en haalde een wapen tevoorschijn, zeggen de vermomde demonstranten ter plekke, hun ogen gericht op het viaduct van waaraf ze een paar dagen terug nog werden beschoten.
Maar er leeft ook een vrolijke trots in de stad. In de loop van de zaterdag drukt zang en dans de spanning naar de randen van Puerta Resistencia. De toeterende vrachtwagens van de ‘Inheemse Garde’ worden met applaus ontvangen, ze staan symbool voor effectief geweldloos verzet. Studenten van de ‘UniValle’ staan schouder aan schouder met leden van afro-Colombiaanse organisaties. Heupwiegende evangelisten prijzen zingend de Heer. Zondag vindt een mars plaats van lgbti’ers.
Ieder heeft zijn eigen redenen om te demonstreren voor verandering. En niemand denkt dat het vuur snel zal doven, ook niet door de dialoog van maandag. De boze moeder Devia wil maar één ding: ‘Het hoofd van Duque.’