De boot als anker
Al tien jaar is Rebecca Gomperts (43) het boegbeeld van Women on Waves, de stichting die wereldwijd strijdt tegen illegale abortus....
Mijn God, kreunde ze, toen ze in 1997 aan boord stapte van de Rainbow Warrior en alleen maar ruige mannen ontwaarde. Ze was arts, kunstenaar, schrijfster, maar vooral 30 jaar en rusteloos zoekend naar de zin of liever de relevantie van haar bestaan. Toen ze aan tafel het woord richtte tot haar bootgezellen, ontdekte ze dat de beschaving overboord gaat als je zes weken achtereen gedwongen samen op een paar vierkante meter zit. Dus of ze haar mond maar wilde houden.
Aan boord wankelde alles. Haar bord, haar bed, zijzelf en alle verhoudingen. Zodra het kon, vluchtte ze naar de wal en hing ze drie dagen achtereen boven de pot om de opgebouwde spanning kwijt te raken. Ze was ingelijfd als scheepsarts, maar ze deed het werk van een matroos. Dek schrobben, verf krabben, wachtlopen, schoonmaken en ach, een enkele keer ook een verband aanleggen of een medicijn uitdelen.
Terug in Nederland spoedde ze zich naar de zeevaartschool in Enkhuizen, omdat ze straks niet weer het sloofwerk van de matroos wilde doen. Want dat er een volgende keer zou komen, wist ze heel zeker. Uitgerekend aan de eettafel van de zwijgende zeelieden op het schip van Greenpeace werd het idee geboren, dat haar zwalkende leven een anker zou geven en haar tot in de kleinste uithoeken van de wereld beroemd zou maken bovendien.
Ze voeren die bewuste keer op Mexico, waar ze in een ziekenhuis vele slachtoffers van illegale abortussen aantrof. Haar belangstelling voor deze patiënten kwam niet uit de lucht vallen – ze had net een opleiding in Nederland als abortusarts afgerond. Maar in dat ziekenhuis werd ze voor het eerst geconfronteerd met de barre werkelijkheid vol gruwelijkheden. Doden door gepruts met breinaalden, scherpere voorwerpen of giftige kruiden. Blijvend verminkten. Misbruikten. De illegale aborteur die zijn patiënte verkrachtte alvorens haar te aborteren.
Het kon niet anders of ze luchtte aan boord, en toch aan tafel, haar hart. Iemand zei toen: ‘Waarom help je die vrouwen niet. Koop een boot, leg die in internationaal water, dan geldt aan boord de Nederlandse wet.’ En met die eenvoudige uitspraak lag ineens het idee voor Women on Waves in haar schoot, voor de abortusboot die dit jaar tien jaar bestaat.
Haar naam, Rebecca Gomperts, doet een robuust wijf vermoeden, maar ze oogt nog net zo frêle en onzeker als in 1999, toen ze Women on Waves officieel presenteerde en toegestroomde media haar aandoenlijk en naïef vonden. Niemand kon toen nog bevroeden dat ze ondanks die naïviteit niet te stuiten was – dat is ze nooit. Het is een van haar beste eigenschappen, zegt ze zelf. ‘Waar dingen onmogelijk lijken, blijf ik kijken, draaien, problemen net zolang omkeren tot ik een oplossing zie.’
Ze is de dochter van een joodse Surinamer die naar Vlissingen uitweek omdat zijn Nederlandse vrouw niet aardde in Suriname. Hun huis stond pal aan de Schelde. Toen zij 13 jaar was, gingen haar ouders uit elkaar. Tien jaar later hertrouwden ze. De gebeurtenis beroerde haar naar eigen zeggen nauwelijks. ‘Het belangrijkste dat ik me herinner, is dat enorme gevoel van vrijheid. Vrolijkheid en ruimte. Je kon struinen door de bossen, over het strand banjeren, zeilen, surfen, er waren bunkers waar je in kon spelen, we voeren mee met de loodsboot als het maar eventjes kon. Ik was een vrolijk kind. Anders, ook. Ik had rare kleren want die maakte ik vaak zelf. Veel vriendinnetjes, vriendjes, met wie ik demonstreerde tegen kernwapens. Thuis hadden we het vaak over politiek. Mijn vader stemde VVD, mijn moeder was een klassieke PvdA’er. Ik heb heel veel met m’n vader gebekvecht over kernenergie, omdat op de aluminiumfabriek waar hij als werktuigbouwkundig ingenieur werkte kernenergie werd gebruikt. Ik heb zelfs een keer gedemonstreerd voor zijn fabriek. Nee, ik denk niet dat hij dat leuk heeft gevonden.’
Alles wilde ze wel proberen toen ze van school kwam. Toneelschool, bouwkunde, kunstacademie, Nyenrode. Thuis zeiden ze: ga nou maar eerst studeren, dan kun je altijd nog naar de toneelschool. Ze werd in Amsterdam ingeloot voor medicijnen, maar pas op de kunstacademie en in de vestiaire van de schouwburg begreep ze waarnaar ze op zoek was geweest. ‘We hingen jassen op en brachten mensen naar hun plaatsen. We waren met allemaal studenten en iedereen studeerde iets anders. Filosofie, toneelschool, kunstgeschiedenis. We zagen alle toneelstukken van Toneelgroep Amsterdam en na de voorstellingen gingen we naar het café. Voor mij ging een hele nieuwe wereld open. Ik ben tamelijk serieus, niet iemand die uitbundig van het leven geniet. Ik ben niet erg sociaal. Gewoon in de kroeg hangen, slap lullen en eindeloos doorzakken heb ik nooit zo gedaan.’
Gomperts, moeder van twee kinderen, is geen gemakkelijke prater. Twee, drie, vier keer begint ze ijverig en bereidwillig aan elk antwoord, dat vaak in brokstukken komt en eindigt in schouderophalen of een verontschuldigend lachje. ‘Ik had geen tijd te verspillen, twee studies doen is zwaar’, zegt ze. ‘De studie medicijnen is boeiend, maar je verkeert in een tamelijk conservatieve en hiërarchische wereld. Dat kan niet anders, iemand moet de verantwoordelijkheid nemen. Maar de kunst gaf me vrijheid. Ik wilde liever kunstenaar dan arts worden.’
Ze werd geen kunstenaar en niet alleen omdat ze een hekel kreeg aan de berg materiaal die ze met zich mee moest slepen. Ze werd niet opgemerkt, ze had misschien te weinig vertrouwen in zichzelf, ze maakte het verschil niet, ze was niet goed genoeg, somt ze nuchter op. ‘Als ik dingen anders deed dan anderen, kwam dat doordat ik me steeds afvroeg of wat ik deed relevant genoeg was om mezelf te overstijgen. Je kunt als kunstenaar dingen voor jezelf maken, maar relevant wordt je werk pas als je voor een ander iets kunt betekenen. Jouw capaciteiten moeten iets toevoegen.’
Ze liep stage in Suriname, het land van haar vader, ten tijde van het bewind van Bouterse en de grote schaarste. Mensen stonden in de rij voor melk en brood en in het ziekenhuis improviseerden artsen erop los, door gebrek aan medicijnen. Als co-assistent ging ze naar Guinee in Afrika, waar ze voor het eerst werd geconfronteerd met slachtoffers van illegale abortussen.
Toch was het puur toeval dat ze niet veel later een opleiding kreeg in een abortuskliniek. Dat ze zelf, lang geleden, een abortus onderging, speelde evenmin een rol. ‘Er zijn veel abortusartsen die geen abortus hebben gehad en toch voortreffelijk werk doen. In Nederland ondergaat een op de vijf vrouwen een abortus. Die verheffen niet allemaal hun stem, waarom zou dat voor mij anders zijn? Ik weet wat het is om een abortus te hebben, het is een persoonlijke ervaring en voor iedereen verschillend en erg privé. Daarom wil ik er verder niks over zeggen. De meeste vrouwen zijn vooral opgelucht.’
Typisch Rebecca, zeiden vrienden toen ze na het avontuur op de Rainbow Warrior enthousiast rondbazuinde dat ze een schip ging kopen. ‘Ik had geen idee’, zegt ze nu, de sterftecijfers door illegale abortus moeiteloos opsommend: 70 duizend per jaar, de voornaamste oorzaak van moedersterfte in de wereld.
Eerst doorliep ze de zeevaartschool, schreef de roman Zeedrift over haar ervaringen als matroos en klopte aan bij het ondernemersfonds voor vrouwen Mama Cash. Daar kreeg ze te horen dat wereldwijd vele vrouwenorganisaties ijverden voor legalisering van abortus. Maar haar plan, het idee voor een abortusboot, kreeg vleugels. Het werd een mediahype. Iedereen, tot en met de Tweede Kamer, viel over haar heen.
Dat eigen schip kwam er nooit.
‘Het was absoluut niet haalbaar. We hadden zeker een miljoen gulden nodig en hoe krijg je dat bij elkaar? Toen is het idee ontstaan een schip te huren en in Ierland te beginnen. We hadden een behandelkamer nodig. Ontwerper Joep van Lieshout wilde die wel bouwen en daardoor kregen we ineens geld van kunstfondsen. De eerste belangrijke toezegging kwam zelfs van de Mondriaan Stichting. Die zei: we willen wel geld geven, maar zorg eerst dat de rest over de brug komt. Met die boodschap kon ik naar anderen toe en kwam er genoeg geld voor onze reis naar Ierland.’
Ook je droom van een varende abortuskliniek werd geen bewaarheid.
‘Er zijn wel massa’s vrouwen aan boord geweest, maar er is nooit chirurgisch geaborteerd. Vrouwen kregen aan boord een overtijdbehandeling met de abortuspil. De boot heeft wel een ongelooflijk belangrijke symbolische functie gehad en heeft die nog steeds. Geen enkele andere manier is zo effectief gebleken voor het stimuleren van het maatschappelijk debat over abortus. Vrouwen vragen: wanneer komt jullie schip hier, we hebben hulp nodig. Veel mensen denken dat we met een aantal boten over de wereld varen. Van zo’n schip gaat een bijna mythische kracht uit. Het gaat over hoop, over macht in eigen hand zonder schaamte, zonder excuus, zonder taboe.
‘Het interessante van de afgelopen tien jaar is dat we tegenslagen altijd hebben kunnen omzetten in iets nieuws. Juist dingen die niet goed gingen, hebben geleid tot een stap vooruit. In Portugal, bijvoorbeeld, werden we niet toegelaten door de marine. We vertelden dat op onze website staat hoe vrouwen hun eigen abortus veilig kunnen regelen, met medicijnen die ze zelf kunnen kopen. Dat kon altijd al, maar vanaf dat moment werd het de basis van al onze activiteiten: zorg dat vrouwen zelf de medicijnen in handen krijgen om het veilig te doen.’
Ik heb gewanhoopt, maar wanhoop is belangrijk, zegt ze bij het derde voorbeeld van winst na drama. Het was 2008 en Women on Waves had zowaar een eigen boot. Twee bekenden zouden het schip overvaren naar Ecuador, maar voor het eerst in 150 jaar raasde daar een tropische storm – het schip eindigde als een wrak op het strand. Boot weg, twee jaar werk weg. Ze openden in Ecuador een hotline. Sindsdien hebben vrouwenorganisaties in bijna alle Zuid-Amerikaanse landen een hotline opgezet. ‘Ik las pas nog over een hotline in Argentinië. Daar kan ik even heel blij van worden, heel trots. Wij zijn de inspirator van al die vrouwen die overal ter wereld campagne voeren om elkaar te helpen.’
In Nederland lijkt de steun voor abortus tanende.
‘Abortus is van de agenda verdwenen. Het is alweer langer dan 25 jaar geleden dat abortus werd gelegaliseerd. Vrouwenorganisaties zijn opgedoekt, terwijl de anti-abortusclubs veel geld hebben en actief campagne voeren. De Vereniging ter Bescherming van het Ongeboren Kind vind je nu overal op scholen om voorlichting te geven over abortus of tienerzwangerschappen. Hun posters hangen op de stations: ‘Ongewenst zwanger?’ Abortus komt alleen nog maar op een tendentieuze en negatieve manier in het nieuws.
‘Religie speelt een rol, maar dat is niet wat me het meest verontrust. Onlangs hoorde ik Fleur Agema van de PVV zeggen dat abortus na negen weken moet worden verboden. Dan heb je het niet over religie, maar over het politieke klimaat. In Amerika daalt het percentage mensen dat het recht op abortus steunt. De kracht van de anti-abortusbeweging is enorm. Het Vaticaan heeft een werkgroep ingesteld om met gebruik van echo’s de foetus te humaniseren. De binnenkant van de buik van de vrouw is publiek bezit gemaakt.
‘Iedereen onderschat de angst voor vergrijzing, voor immigratie, de angst voor anderen. In Polen is gebruikgemaakt van de documentaire The Demographic Winter – The Decline of the Human Family, die gaat over de vergrijzing, over de weigering van witte vrouwen om kinderen te krijgen, over de zogeheten zelfmoord van het Westen. Dat soort opvattingen wordt de ether ingeblazen, onder meer door een organisatie als Human Life International, een club die overal ter wereld druk uitoefent.’
De Nederlandse regering helpt niet.
‘Nederland weigert de abortuspil in handen te geven van de huisarts, terwijl dat zo voor de hand ligt. De huisarts doet de begeleiding voor miskramen, gesprekken over abortus, de nacontrole, maar voor de pil moeten ze verwijzen naar speciale klinieken. Een normale medische handeling wordt daardoor gemarginaliseerd. Het is een vorm van afstraffen van vrouwen, een taboe opleggen, extra drempels opwerpen. Bovendien dreigen wij de vergunning kwijt te raken om de abortuspil te gebruiken.’
Hoelang is de strijd nog vol te houden?
‘Er zijn momenten dat ik abortusmoe ben. Ik zou wel wat academischer willen werken, willen promoveren. Maar ik vind het ook belangrijk jonge mensen te leren om buiten de gevestigde orde te denken en te gaan, hun te laten zien hoe je dingen die onmogelijk lijken toch mogelijk kunt maken.’