De allergrootste troef blijven de Afrikanen zelf
Afrika had natuur, maar geen geschiedenis, vonden de Westerlingen. Afrika heeft inmiddels wel geschiedenis, maar geen toekomst, vinden de Westerlingen....
Door David Van Reybrouck
Kalemie lijkt wel Afrika in een notendop. Natuurschoon, miserie, ontelbare mogelijkheden, mensen die liggen te dutten. Dit is Oost-Congo, maar het had evengoed Ethiopië, Mozambique of Sierra Leone kunnen zijn. Ik rijd van de luchthaven naar het slaperige stadje. Links de tenten en de hutten van de volksstam die in Afrika het meest van al verspreid is: de VN-blauwhelmen. Een reusachtig kampement met witte terreinwagens en khaki shelters plakt tegen de luchthaven zoals overal elders op het continent. Daarachter de staalblauwe vlakte van het magnifieke Tanganyika-meer. De jeep die me een lift naar de stad geeft, stuitert door het stof van de savanne. Ik ken niemand in Kalemie, ik kom hier voor nog geen twaalf uur, eigenlijk alleen om te pitten.
Onderweg: een uitgebrand vliegtuig, militairen in groene, zwarte en blauwe uniformen, versleten AK47’s die nonchalant aan schouders bungelen, mensen met zwaarbeladen fietsen, vrouwen met jerrycans op hun hoofd, enfin, de gebruikelijke plaatjes. Het lijkt wel alsof we Afrika alleen statisch kunnen bekijken. Tot aan de onafhankelijkheid leken Afrikanen gevat in een eeuwig heden. Vele Westerse waarnemers gingen er impliciet vanuit dat ze in 1950, op een paar hosties na, nagenoeg hetzelfde deden als wat ze in 1850 deden. Of in 1550. Afrika had natuur, maar geen geschiedenis.
Vandaag is de bril waarmee we kijken anders, maar nog altijd even statisch. Afrika heeft inmiddels wel geschiedenis, maar geen toekomst. Die geschiedenis is er een van burgeroorlogen, corruptie, hongersnood en dictaturen. Zaten Afrikaanse samenlevingen ooit gevat in een onveranderlijke natuur, nu zitten ze gevat in een onveranderlijke miserie. Tja, als je het recente ontwikkelingsrapport van de VN bekijkt, moet je mistroostig vaststellen dat de twintig laagst gerangschikte landen inderdaad allemaal in Afrika liggen. Niet om vrolijk van te worden.
Toch is het vrolijkheid troef als ik aanklop bij de procure van het bisdom in Kalemie. De pastoor met de nochtans weinig hoopvolle naam Arsène ontvangt me met open armen, als zat hij al weken op mijn komst te wachten. ‘Vraiment, vraiment!’ schatert hij als ik vertel dat ik op doorreis ben en een bed zoek voor de nacht. Hotels zijn er niet. Terwijl hij me voorgaat naar boven, vertelt hij dat hij de procure leidt nu alle blanke missionarissen teruggekeerd of gestorven zijn.
De kamer ziet uit op het meer, er is een grandioos balkon. De zon verliest wat van haar felheid: over anderhalf uur is het donker. Ik besluit wat door het stadje te slenteren. Een oude vrouw wast een baby in een plastic teiltje, zijn kroeshaar staat wit van het schuim. Het ventje kijkt me onbeweeglijk en verschrikt aan, terwijl zijn oma hem zo hard schrobt dat hij bijna tuimelt. Als ik zwaai, barst het mannetje in lachen uit en zwaait hij met beide handen en meedeinend piemeltje tot ik uit het zicht ben verdwenen.
En toch is dit geen tijdloos tafereel. Sinds enkele jaren ondergaat Afrika ingrijpende veranderingen die het aanzien van het continent grondig wijzigen. Vergeet de ongerepte natuur: Afrika is in een sneltreinvaart aan het verstedelijken. Caïro, Lagos, Kinshasa en Johannesburg zijn metropolen waarvan er in Europa geen bestaan: hun bevolkingsaantallen komen overeen met die van België of Nederland. Procentueel wonen de meeste Afrikanen nog steeds op het platteland, maar na Zuidoost-Azië is er geen regio die zo snel urbaniseert. Daarnaast zit de Chinese aanwezigheid in Afrika nog maar in een beginfase: na een eerste plunderfase, die in hartstocht niet moet onderdoen voor die van het Westerse kolonialisme, lijkt het erop dat China zich stilaan ook tot een duurzame handelspartner wil ontwikkelen. Mobiele telefonie transformeert de economische mogelijkheden van het continent zoals nergens elders gebeurde, zeker nu mobiel bankieren miljoenen Afrikanen voor het eerst toegang verleent tot bankdiensten. En de hoge olieprijs doet een pak Afrikaanse landen glunderen. Internationale hulp en schuldherschikking blijven van belang, maar het systeem van microkredieten en de sommen die migranten vanuit de diaspora naar huis sturen, ressorteren minstens zoveel effect. Volgens het IMF beleefde Afrika de afgelopen jaren de grootste groei sinds de onafhankelijkheid. Het bnp van heel Afrika groeide in 2006 met 5,6 procent, voor 2008 wordt een groei van 6,8 procent verwacht.
Maar de allergrootste troef blijven de Afrikanen zelf, zo leert een tussenstop in Kalemie.
Het meer ligt er zo verdomd verlokkelijk bij. Ik loop over een strandje waar jongens en mannen baden. Ik heb handdoek noch zwembroek mee, maar mijn ondergoed kan er wel mee door. ‘Blijven jullie hier nog even?’, vraag ik aan twee adolescenten die op een grassprietje staan te kauwen. Ze knikken. Ik leg mijn kleren, mijn geld en mijn bril bij hen neer en loop naar het water. Het is heerlijk warm. Nog voor ik tot aan mijn knieën in het water sta, ben ik omringd door drie dozijn knaapjes. Als ik een paar slagen crawl, joelen ze van de pret. Na twintig meter moeten ze lossen: zelf kunnen ze niet zwemmen. Een kwartier later stap ik uit het water, de zon zakt snel weg. Vooraleer ik bij mijn kleren en mijn levensnoodzakelijke bril geraak, word ik omstuwd door honderd kinderen en jongeren. Dat heeft iets dreigends, bijna bloot en blind zijnde. Ze roepen. Een blanke! In een zwembroek! Die echt kan zwemmen! Dat ze dit nog mogen meemaken! Een wirwar van vragen. Waar kom ik vandaan? Is crawlen gewoon met je armen draaien? Mogen ze even aan mij voelen? Kom ik morgen opnieuw zwemmen? Uiteindelijk treedt een zelfverklaarde woordvoerder naar voren. Congo barst van de ertsen, maar nog veel meer van de woordvoerders. Geen land ter wereld waar men, te midden van alle puin en pijn, zo eloquent is blijven redevoeren. Deze hier is 16, hij heeft een jaap op zijn wang en zijn stem buldert als een stalinorgel.
‘Monsieur le Blanc!’, begint hij. De kinderen zwijgen, mijn bleke benen worden met rust gelaten. Ik denk aan mijn bril en mijn portefeuille. Ik vergeet alles wat ik ooit las over bnp, gsm, IMF, VN en AK47. Ik denk aan de hoop van Afrika en hoe die te kenschetsen. Dan hoor ik: ‘Monsieur le Blanc! Vous nous enthousiasmez avec votre natation!’ U begeestert ons met uw zwemkunst: hoort u een hangjongere in Enschede of Oostende het al tegen een vreemdeling zeggen? Wie sprak er in godsnaam van miserie?