De airco-oorlog
Terwijl thuis, in de Verenigde Staten, de discussie over hun aanwezigheid in Irak weer oplaait, moeten de Amerikaanse soldaten zich veilig voelen op hun legerbasis....
De ontploffing, een zachte, golvende dreun, komt volslagen onverwacht, midden in een diepe slaap. In het holst van de nacht, als Forward Operating Base Warhorse grotendeels op één oor ligt, suist een dodelijk projectiel door de lucht, om seconden later neer te komen nabij de zuidelijke rand van de basis. 'Inslaande mortier!', roept een soldaat in rij 9 van de FOB, een van de 106 militaire bases van de Amerikanen in Irak, als het kamp nog natrilt van de explosie .
Paniek in rij 9? Welnee, valt wel mee. We zitten in de FOB - veilig gewaande stukjes Amerika temidden van de boze wereld die Irak heet. Een paar dagen geleden gingen ze hier nog uit hun dak op een groot salsafeest; morgen is er een r & b-party. Op een paar slaperige militairen na, die willen weten of deze son of a bitch raak was, blijft het verder opvallend rustig in rij 9. 'We zijn nu wel gewend aan de mortieren', mompelt een serge ant droogjes bij de latrines van Warhorse, een uitgestrekt militair kamp zo'n vijftig kilometer ten noorden van Bagdad. 'Gaat u maar weer naar bed, sir .'
Soldate Lenore Gouge en voorlichter Steve Warren zijn de volgende ochtend niet onder de indruk. 'Ik heb er niet eens acht op geslagen', zegt Warren. Gouge: 'Ik heb er doorheen geslapen.' Ze komt net terug van het luxe megaontbijt met pannenkoeken, wentelteefjes, eieren en een flink glas OJ, sinaasappelsap. Niet het gevaar van ontploffende mortieren houdt haar hedenochtend bezig, maar de luxe voorzieningen in Camp Anaconda, Amerika's grootste militaire kamp, tientallen kilometers ten noorden van het vlakbij Baquba gelegen Warhorse. 'Ze hebben daar een spa en een schoonheidssalon!', schreeuwt de soldate, die in vier maanden nog geen stap buiten het kamp heeft gezet uit vrees te worden opgeblazen. Nu wil ze wel.
Mega-ontbijt? Schoonheidssalon? Salsa-feest? Mini-creaties van het Amerikaanse leven, zo worden de FOB's en camps genoemd waarin de bijna 150 duizend Amerikaanse militairen in Irak zijn gelegerd. Buiten de aircokampen mag weliswaar een bloedige en gemene oorlog worden uitgevochten, binnen omringen soldaten en officieren zich met alles wat ze doet denken aan het leven dat ze in Texas, New Jersey of Colorado hebben achtergelaten. Zo organiseren de officieren van de 3rd Brigade Combat Team, onderdeel van de derde infanteriedivisie uit Georgia, elke vrijdagmiddag rond zes uur een Juice Bar in Warhorse. Gewoon, lekker bij elkaar zitten met een dikke sigaar en alcoholvrij bier.
En heerlijk relaxen. Chill out, dude . Op een terrasje proberen officieren elkaars sigaren uit, de stoere zonnebrillen op de neus. Uit de speakers van de iPod op tafel klinkt afwisselend country en r & b. Niet vreemd, zo midden in een oorlogszone? Officier Cruz geeft het meteen toe. 'Nog geen twee uur geleden werd bij ons een gewonde Iraakse jongen van 7 jaar binnengebracht. Vreselijk, zijn zij lag helemaal open. Nu eet ik hier kippenvleugeltjes en trek ik aan een dikke sigaar.'
Een paar uurtjes Juice Bar, bezweert zijn collega Marks, 'is net zo belangrijk als munitie op een patrouille . Je moet aan het eind van de week alles van je af kunnen zetten. We praten hier over totaal andere dingen dan over Irak.'
Sommigen komen tijdens hun jaar in Irak geen moment buiten hun FOB. Die staan te boek als fobbits. De enige Irakezen die deze Amerikaanse soldaten te zien krijgen, zijn de militairen van het nieuwe Iraakse leger die op menig FOB worden opgeleid. Duizenden andere GI's verlaten elke dag de poort om hun veilige FOB-bestaan voor een paar uur te verruilen voor de dagelijkse patrouilles en gevechtsacties. Wie aan het einde van de missie heelhuids terugkeert, is weer verzekerd van een avondje American way of life: een flinke warme hap, live basketbal-en honkbalwedstrijden, de nieuwste bioscoopfilm in het FOB-theater en onbeperkt internettoegang. Kortom: oorlog voeren op z'n Amerikaans.
Precies dertig jaar na het einde van de Vietnam-oorlog zijn de VS weer verwikkeld in een lastig conflict in een lastig land. Zo'n 40 procent van de Amerikaanse bevolking, blijkt uit een peiling van begin juni, vreest nu dat Irak een tweede Vietnam wordt. Te oordelen naar hoe de VS zich steeds meer ingraven in Irak, rijst de vraag of ze ooit hun bases zullen verlaten.
Maar vergeleken met Vietnam vecht de Amerikaanse soldaat, vooral dankzij de kleine 90 miljard dollar die het Pentagon elk jaar uittrekt, deze omstreden oorlog vanuit een ongekend luxe positie. Niets wordt aan het toeval overgelaten om het moreel elke dag weer hoog te houden. Sean Newell (35), een veteraan van de eerste Golfoorlog, verbaast zich er in Warhorse elke dag weer over hoe groot het verschil is met 1991, toen hij vijf maanden in de woestijn verbleef.
'We sliepen toen in tenten zonder vloeren en airco', vertelt Newell, die belast is met het transport van voedsel en onderdelen, in de officiersbar. Buiten op het terras steekt de brigadecommandant, met een blikje bier in de hand, ook een sigaar op. Newell: 'Het eten was toen niet gevarieerd, er was niet genoeg vers voedsel, en ijs ontbrak. Alles is nu veel beter dan ik had verwacht. Zonder deze verbeteringen was het moreel nu echt niet zo hoog.'
Ook sergeant Johnny Knowles (35) moest flink wennen toen hij in februari weer terugkeerde naar Irak. Twee jaar geleden, tijdens de oorlog, leefden hij en zijn mannen onafgebroken in hun pantserwagens. Drie weken lang. Fris roken ze niet, vooral ook omdat ze voortdurend de warme NBC-pakken moesten dragen tegen chemische of biologische wapens.
'We hadden alleen baby-tissues om ons schoon te houden', vertelt Knowles, commandant van de pantsereenheid Mad Dogs. 'Pas na de oorlog konden we onze eerste douche nemen. Nu slapen we in trailers met airco en kunnen we elke dag douchen. Voor sommigen, zoals de jongens die er in 2003 niet bij waren, is het wennen. Zodra je de poort verlaat, moet je je FOBgezicht afzetten, want je zit midden in een oorlog. Ben je terug , dan zit je weer in de VS.' Gouge: 'Soms voelt het wel alsof je in een extra beveiligde inrichting zit.'
Maar wie het beter treft, brengt een jaar door in de omgeving van de pracht en praal die Saddam Hussein ooit voor zichzelf had gecreëerd in een van zijn ruim zestig paleizen, zoals het Al Faw-paleis, een van Saddams nieuwste, dat nu onderdeel is van Camp Victory, vlak bij Bagdads internationale luchthaven.
Bij de poort van het paleis groeten Nationale Garde-militairen uit Hawaii de bezoekers, in het kunstmatig meer dobberen soldaten in een bootje met een hengel in de hand en binnen vergaapt elke bezoeker
zich aan het vele rode marmer en de imposante hal met dito kroonluchter. 'Wij kunnen tenminste zeggen dat we op Saddams wc hebben gezeten', grapt kapitein Neeme Bruce uit Estland als hij van het toilet komt.
Camp Victory, op slechts tien minuten vliegen met een helikopter van Bagdads centrum, is een van de drie gigantische militaire kampen rond de luchthaven waar onder anderen Saddam wordt vastgehouden en het hoofdkwartier van het Amerikaanse leger is gevestigd. De twaalfduizend militairen kunnen er naar Burger King en Subway en in de mega-PX zijn de laatste dvd's en cd's te koop van 50 Cents en Britney Spears.
Zoals op elke basis in Irak draait het leven hier om de chow, de eetzaal. Driemaal daags kijken de soldaten uit naar de maaltijden, opgediend door gastarbeiders uit India of Nepal. De keuze is ongekend. Niks bruin brood met kaas of een flauwe bouillon, die de Nederlandse militairen in Zuid-Irak wel eens geserveerd kregen. Op een gewone doordeweekse dag kan in Camp Victory en in Warhorse tijdens de lunch en het avondeten worden gekozen uit hamburgers, steaks, gefrituurde kip, nasi, cordon-bleu, soep, gegrilde vis, chili, rundvlees met broccoli, bami, pasta, salades, tosti's, ijs, gebak, koekjes en een onafzienbare rij aan drankjes.
'Dit is extreme luxe', bekent sergeant Jerald Jones, een veteraan van de Golfoorlog, in Warhorse. 'Buiten het kamp delen we in plastic verpakte militaire maaltijden uit aan de bevolking, binnen kunnen we alles eten wat we willen.' Soldaat Allan Church (26) bracht na de oorlog met zijn eenheid drie maanden door in een gebouw zonder toilet en water. 'Als je je behoefte moest doen, groef je een gat in de grond.' Jones: 'Nu hebben we zelfs een was-service voor onze kleren.'
De tankcommandant Michael Skarhus (35) is de laatste die zal klagen. 'Het enige wat eigenlijk ontbreekt, is je echtgenote', benadrukt hij. 'Als ze hier zou zijn, zou je je thuis wanen. Maar vergis je niet. Denk niet dat het in Warhorse veilig is. Er zijn nog steeds mortierbeschietingen, en je leeft voortdurend met de gedachte dat eentje wel eens een voltreffer kan zijn.'
De vooruitgang in het militaire bestaan, vooral het vele contact met de familie via internet, heeft ook zijn keerzijde. Na een patrouille kunnen de soldaten meteen mailen wat ze is overkomen. Maar omgekeerd horen ze ook hoe het hun familie vergaat. Skarhus: 'Ik hoor alle problemen van thuis, elke dag weer. Als een van mijn kinderen ziek is, dan wil ik dat weten. Als mijn vrouw een slechte dag heeft gehad, dan wil ik dat horen. De kunst is om je niet te laten afleiden, bijvoorbeeld als je op een missie bent.' Church: 'Als je je balans niet weet te vinden, kan dat het leven kosten van je collega's.'
Aan het einde van de middag, wandelen twee militairen het filiaal van Green Beans-café binnen in Warhorse. Tijd voor hun dagelijkse schaakwedstrijd. Raj, een 24-jarige Nepalees, serveert koffie met een vleugje witte chocola. Salsa-muziek vult het café. Op de geweren na, en de betonblokken die het café moeten beschermen tegen mortier-aanvallen, had dit net zo goed een tafereel kunnen zijn in trendy South Beach in Miami.
In de Juice Bar, bij de sigaarrokende officieren, noteert officier Marks alvast zijn volgende feestje. 'Volgende week hebben we de siësta als thema. Een drankketen uit de VS heeft al margarita-mix toegezegd. We zitten hier een jaar. We hebben toch recht op een beetje afleiding?'