DAMMEN: Roozenburg blijft benijdenswaardig
In oktober 1994 won Piet Roozenburg, de legendarische wereldkampioen uit de periode 1948-1956, een zes partijen tellende tweekamp van Bassirou Ba: 7-5....
Het was een logische, of op z'n minst volstrekt navoelbare reactie op de slijtageslag die de jubilaris gedurende die week had moeten leveren. Per slot van rekening had Roozenburg eigenlijk al in 1969, na het toernooi om het Nederlands kampioenschap van dat jaar, een punt achter zijn carrière gezet. 'Klarenbeek 1994' moest, wat hem betreft, min of meer gezien worden als de uitzondering die de regel bevestigde; hij had het vooral gedaan omdat hij zo'n goede band met de initiatiefnemers en de Afrikaanse dammers had, en waarschijnlijk ook wel een beetje omdat zijn oudste dochter er woonde.
Als damliefhebber èn bewonderaar van Roozenburg heb ik het altijd jammer gevonden dat hij na 1969 niet meer in wedstrijden om de Nederlandse of de wereldtitel uitkwam. Midden jaren zeventig is daar overigens wèl enig zicht op geweest. Ik herinner mij althans dat Roozenburg mij in die periode eens een plan voorlegde waarin hij, nadat ik hem eerst op openings-theoretisch gebied zou hebben 'bijgespijkerd', weer op het allerhoogste niveau zou gaan spelen.
Waarom weet ik niet, maar het is er - helaas - nooit van gekomen. Pas tegen het eind van de jaren tachtig schoot mij de episode uit 1974 of 1975 weer te binnen. Ondanks het feit dat Roozenburg op dat moment de pensioengerechtigde leeftijd al had bereikt, zag ik het, na een doorwaakte, van alcoholdampen doortrokken nacht, plotseling helemaal vóór me: samen zouden we opnieuw de Olympus bestijgen, hìj als speler, ìk als zijn trainer/secondant. (En dus niet andersom, zoals gemakzuchtige geesten zouden kunnen veronderstellen.) In Paramaribo, tijdens de slotdagen van het WK 1988, ontvouwde ik hem mijn visioen, maar voor Roozenburg was 'spelen' geen serieuze optie meer. En misschien is het inderdaad maar gelukkig dat ten minste één van de twee zijn verstand er nog bij houdt.
En toch. Wat zou er van Roozenburg-als-dammer geworden zijn wanneer hij zich, zelfs op 55- of 65-jarige leeftijd, volledig op de wedstrijdsport had gestort? Ik ben er haast van overtuigd dat hij zeer hoge ogen zou hebben gegooid. Immers: aan zaken als vechtlust en temperament ontbreekt het hem allerminst (van het laatste heeft hij misschien zelfs een tikkeltje te veel), met zijn combinatieve vermogen is eveneens niets mis, en zijn inzicht in en begrip van het spel is vrijwel ongeëvenaard. Inderdaad: zijn beperkte kennis van de moderne openingen zou - meer dan zijn leeftijd - een punt van zorg zijn. Maar tegelijkertijd vermoed ik dat we een dergelijk euvel binnen de kortste keren hadden kunnen verhelpen.
Ik moest aan dit alles terugdenken toen ik de partijen van de vierde, tot op heden laatste ronde van de clubcompetitie onder ogen kreeg. Aan het tweede bord van de wedstrijd tussen het Nijmeegse NOAD en het Friese Mildam (we hebben het over de Eerste Klasse B, de poule waarin bij voorbeeld ook het ijzersterke Westerhaar en het Amersfoorts Damgenootschap zijn ingedeeld) trof Roozenburg niemand minder dan Alexander Schwarzman. Schwarzman: de Russische kampioen die letterlijk voor niemand bang is (zelfs tegen mij speelt hij brutaalweg op winst, wat heet: wint hij gewoon), die vijfde op de wereldranglijst staat en die alweer enige jaren tot de meest serieuze gegadigden voor de wereldtitel moet worden gerekend (Schwarzmans furieuze start, eerder deze week, in het WK-toernooi te Abidjan spreekt wat dat betreft boekdelen).
Roozenburg zal - zo neem ik gemakshalve aan - eerst even geslikt hebben, vervolgens in gepaste stilte de voor de opstelling verantwoordelijke teamleider enige verwensingen naar het hoofd hebben geslingerd, om ten slotte zijn mouwen op te stropen en zijn rug te rechten. Ziehier het verbluffende resultaat.
Schwarzman - Roozenburg
(Clubcompetitie 1996/'97)
1.32-28 17-21 2.34-29 21-26 3.40-34 11-17 4.45-40 6-11 5.38-32 20-24 6.29x20 15x24 7.43-38 18-23 8.31-27 17-21 9.49-43 12-18 10.27-22(!) 18x27 11.37-31 26x37 12.42x22
Met behulp van bekende middelen neemt wit het heft in handen. Zwarts volgende zetten zijn - lijkt mij - vooral bedoeld om de openingsfase te overleven.
12...1-6 13.41-37 11-17 14.22x11 6x17 15.36-31 7-12 16.31-27 21-26 17.47-42 17-21 18.34-30 10-15 19.39-34 14-20 20.30-25 12-18 21.25x14 9x20 22.44-39 4-9 23.46-41 5-10 24.28-22
Op zich ziet deze Ghestem-doorstoot er niet slecht uit. In elk geval was op dit moment nog onmogelijk te voorzien dat de omstandigheid dat zwart geen schijven op 6 en/of 11 heeft staan (terwijl zich aan de witte linker vleugel wèl een improduktief stuk - 41 - bevindt), Schwarzman in het late middenspel fataal zal worden.
24...20-25(!)
Roozenburg reageert alert. Slecht(er) was 24...10-14(?) 25.33-28!, bij voorbeeld 25...20-25 26.38-33! 14-20 27.42-38 9-14 28.50-45 24-29? 29.33x24 20x29 30.39-33! 14-20 31.33x24 19x39 32.43x34! en zwart verkeert in dodelijke tempodwang.
25.50-45 24-30(!) 26.35x24 19x30 27.40-35 8-12 28.35x24 23-29 29.34x23 18x20 30.33-29 12-18 31.39-34 10-14 32.38-33 14-19 33.42-38 20-24! 34.29x20 25x14(!!)
Roozenburg voelt haarscherp aan dat het van belang is tempi te verliezen in plaats van te winnen.
35.45-40 14-20 36.40-35 20-25 37.43-39 9-14 38.48-43 14-20 39.33-28 18-23 40.41-36 20-24
Zie diagram 1
41.38-33
Ook na meteen 41.34-30 25x34 42.39x30 3-9 43.43-39 9-14 had wit in grote, vermoedelijk onoverkomelijke moeilijkheden verkeerd. Zo zou er kunnen volgen 44.30-25 2-8!, waarna zwart zowel 45.39-33 als 45.36-31 beantwoordt met 45...8-12! 46.22-17* en nu het chique 46...15-20(!!) 47.17x8 13x2 enz. met winst.
Relatief beter is daarom 44.36-31 2-7! 45.38-33 (op 45.39-33 doet zwart eerst 45...15-20! 46.30-25 en daarna pas 46...7-11 +), maar ook dan behoudt zwart met 45...24-29! 46.33x24 14-20 alle kansen. Ik geef één enkele variant ter illustratie: 47.30-25 20x29 48.39-34 29x40 49.35x44 23-29 50.44-40 19-24! 51.40-35 29-34 52.28-23 34-39 53.22-18 13x22 54.27x18 39-43 55.18-13 43-49! 56.31-27 en nu de spectaculaire rondslag 56...26-31!! 57.37x17 7-12 58.17x8 15-20! 59.25x14 24-30! 60.35x24 16-21 61.26x17 48x3/9/4 met wonderschone winst op tempo!
41...3-9 42.34-30?
De dubbele terugruil 42.37-31? 26x37 43.32x41 21x32 44.28x37 was ontoereikend geweest: na 44...9-14! gaat zwart altijd winnen, óók na 45.35-30 24x35 46.33-29 13-18! 47.22x24 14-20 48.29x18 20x40 enz. Daarentegen had wit met de offerwending 42.36-31! gevolgd door 43.34-29(!!) en 22-18x18 nog voor remise kunnen vechten.
42...25x34 43.39x30 9-14 44.36-31
Inderdaad nog het enige: 44.30-25 23-29! 45.43-38 29-34! 46.36-31 13-18 47.22x13 19x8 verliest kansloos, en 44.43-38 24-29! 45.33x24 14-20 46.30-25 20x29 47.35-30/36-31 2-8! is eveneens volkomen uit.
44...24-29!
Ook nu.
45.33x24 14-20 46.43-39 20x29 47.30-25
Of 47.39-34 29x30 48.35x44 15-20! 49.44-40 20-24! 50.40-35 en nu eerst 50...2-8! 51.30-25 8-12! met winnend (eindspel)voordeel.
Na de tekstzet wikkelt Roozenburg af naar een dammeneindspel waarin hij weliswaar slechts één schijf méér heeft maar dat desondanks huizenhoog gewonnen staat:
47...29-33! 48.22-18 33x44 49.18x9 44-50 50.9-4 50x6 51.4-9 15-20 52.25x14 19x10 53.9-4 10-15
Wit geeft het op.
Eén van mijn huisgenoten heeft het nogal eens over oud(er) worden en de nadelen die daar aan verbonden heten (en natuurlijk vaak ook daadwerkelijk verbonden zijn). Maar een dammer die op zijn tweeënzeventigste een potentiële wereldkampioenskandidaat zo geruisloos afserveert, is zeer te benijden.