Interview
Daan Roosegaarde wil actie in de klimaatcrisis: ‘Wat kan ik doen? Wat kunnen wé doen? Dat is mijn drijfveer’
Het leven: wat dachten we, wie waren we en hoe is het allemaal zo gekomen? Een gesprek aan de hand van foto’s, met kunstenaar en ontwerper Daan Roosegaarde.
Naam: Daan Roosegaarde
Leeftijd: 41
Is: Kunstenaar, ontwerper, innovator en ondernemer
Maakte o.a.: Smog Free Project, Van Gogh Path, Dune, Waterlicht
1. Kinderdijk
‘Ik was een onrustig kind: ik wilde iets, maar wist niet wat. School vond ik verschrikkelijk. Nog steeds snap ik niet waarom er wordt gekozen voor het erdoorheen rammen van kennis boven creativiteit, uitzoomen, verbanden leggen, vragen stellen, ontdekken. Kennis kan worden uitbesteed aan robots, die andere dingen zijn menselijke eigenschappen. Of ze me op school raar vonden? Vast wel. Als je het gevoel hebt ergens niet bij te horen, dan creëer je een eigen bubbel voor jezelf. Die vulde ik met lezen en buitenspelen. Binnen voelde ik me opgesloten, dus ik ging naar de Nieuwkoopse Plassen om vlotten te bouwen, dieren te kijken of kabels van eilandje naar eilandje te spannen. Ik kwam altijd thuis als een modderig vod. Ik ging vanaf jonge leeftijd ook graag naar de Kinderdijk. Voor mij zagen – en zien – die molens eruit als ruimteschepen, maar dan geland in 1740. Ik vind ze fascinerend. Het is Dutch design in zijn meest essentiële vorm; onze eerste robots, waarmee werd gevochten tegen de kracht van het water. Toen een praktische uitvinding, nu Werelderfgoed.
Op mijn 16de vroegen mijn ouders wat ik wilde worden. ‘Kunstenaar, ondernemer, iets met techniek en reizen, én ik wil de wereld beter maken.’ Ze hielden van me, maar waren ook bezorgd. Snapten me niet goed. Dus ze lieten me allerlei beroepskeuzetesten doen en de uitslag was: ‘Wat jij wilt, bestaat niet.’ Daar was ik één dag heel depressief van, en op de tweede dag dacht ik: nou, dan ga ik het zelf maar doen. Die mentaliteit is hetzelfde gebleven. Ik word nog steeds gedreven door mijn dromen en nieuwsgierigheid, als ik iets niet snap wil ik het leren begrijpen. Alleen weet ik nu: wat ik wil, bestaat wél.’
2. 22 beds
‘Ik was van twee kunstacademies afgetrapt toen ik eindelijk wél mijn draai vond op het AKI Academy of Art & Design in Enschede. Docent Frank van de sculptuuropleiding zei: ‘Daan, wat wil je leren?’ Dat had nog nooit iemand aan me gevraagd, het was altijd geweest: ‘Dit móét je leren.’ Ik kreeg een sleutel zodat ik altijd het gebouw in kon, en vanaf dat moment ging ik aan het werk. Dag en nacht. Want ik kreeg vrijheid, en dan ga ik áán. Op de AKI voelde ik me veilig. Ik begon voor het eerst vrienden te maken, waardoor mijn bubbel groter werd. Dit project, 22 Beds, was het eerste dat ik maakte. Ik kwam vaak in de woestijn en daar zag ik de altijd veranderende horizon. Zo mooi, daar wilde ik iets mee. Met mijn fiets reed ik langs kringloopwinkels om bedspiralen te halen, verboog ze en bewerkte met een slijptol. Ik heb naast mijn neus nog een litteken van toen ik daarmee uitschoot. Toen het werk af was, mocht ik het buiten tentoonstellen. Zodra het stond, haatte ik het. Het maakproces was dynamisch geweest, maar het resultaat was statisch; wind gevangen in een glazen potje en daardoor geen wind meer. Op dat moment wist ik dat ik interactieve dingen wilde maken.
Een beddenfabrikant heeft 22 Beds trouwens aangekocht. Ze vroegen: ‘Wat wil je ervoor hebben?’ Wist ik veel. Wat is geld? Geld is tijd, geld is vrijheid. Ik heb de huur van mijn studentenkamer maal twaalf gevraagd, oftewel een jaar vrijheid. De goedkoopste Daan Roosegaarde ooit, haha. Voorheen zat ik tegen betaling ’s nachts tuinmeubelen in elkaar te zetten. De wereld begon zich voor mij te ontvouwen in deze tijd; door connecties met andere mensen en omdat ik dingen leerde: lassen, onderhandelen. Een sleuteljaar.’
3. Daan in studio
‘Op mijn 28ste opende ik mijn eigen studio, omdat mensen nog steeds zeiden: ‘Wat jij wilt, kan niet.’ Tegen deze tijd was ik zelfverzekerder. Ik zag het als mijn taak om te bewijzen dat het wel kon. Ik verzamelde ingenieurs, programmeurs en projectmanagers om me heen en toen kwam de eerste opdracht: Dune voor het Rotterdam Festival. Daardoor had ik geld om de studio drie, vier maanden te laten draaien, daarna zou ik weer blut zijn. Er moest dus wat gebeuren, en die spanning voelden we ook. Mail-inboxen bleven leeg, niemand belde, onze server was een memorystick die van hand tot hand ging. Na drie maanden belde het Tate Modern: ‘You make interactive art, how interesting. We want more.’ Eerst dacht ik dat een vriend van me een geintje uithaalde, maar het bleek echt waar. Zo is het begonnen.
De studio, die trouwens veel wegheeft van het AKI-gebouw, is het belangrijkste dat ik ooit heb ontworpen. Open, lucht, veel glas. Dit is een droomfabriek. Als ik een idee heb, voel ik me ongemakkelijk: shit, dit gaat me maanden tijd, geld en energie kosten. Zo’n begin is altijd blurry, dat is eng. Maar daar is juist deze studio zo belangrijk voor. Een plek met mensen die slimmer zijn dan ik, die een idee voeden en van verschillende kanten bekijken, het polijsten totdat het zwaartekracht krijgt en concreet wordt. Ik heb ook een huis, maar de studio is mijn thuis.’
4. Urban Sun
‘Dit is een recente foto, tijdens de presentatie van ons project Urban Sun: in de lichtcirkel die je ziet, zit een speciaal uv-licht dat alle virussen schoonmaakt. Binnen dat licht kunnen mensen elkaar dus veilig ontmoeten. Ik ben een kind van mijn tijd, dus maak me grote zorgen om wat er mis is in de wereld. Specifiek de klimaatcrisis, maar bijvoorbeeld ook het coronavirus – waardoor Urban Sun verder is ontwikkeld. Je kunt boos worden, verdrietig, onverschillig zijn, maar hoe kunnen we de makers worden van onze toekomst, in plaats van de slachtoffers? Wat kan ik doen? Wat kunnen wé doen? Dat is mijn drijfveer.
Als je me vraagt waar ik nu sta, dan is het: ik wil meer doen. En ik wil dat er meer met me wordt gedaan. Tot nu toe voelt alles als voorspel, een warm-up. De grote uitdagingen gaan nog komen. Ik wil niet meer bijzonder zijn en interviews geven, ik wil dat de kinderen van nu later zeggen: ‘Natuurlijk hebben we lichtgevende fietspaden, want lantaarnpalen kosten stroom, ook als er niemand fietst.’ Maar ik mis in Nederland en Europa de nieuwsgierigheid. We hebben overal een mening over, maar ik vind alleen een mening erg makkelijk. Een voorstel heeft consequenties: je moet iets doen en kunt daarbij fouten maken. Dat lef mis ik. Het is ook een reden dat we meer projecten in het Midden-Oosten en Azië gaan doen.
Ik heb mijn weg gevonden en krijg complimenten, opdrachten, het geld is er. Maar ik blijf te speciaal. Dat is irritant. Ik vind dat ik meer moet doen, dat iederéén meer moet doen. Er moet een versnellinkje bij, jongens, want er kán zo veel.’