D66 ondermijnt gedachtegoed Thorbecke

Tegenstanders van een gekozen burgemeester wordt niet zelden conservatisme verweten. J.H. Meesman wijst erop dat zo'n wijziging een inbreuk betekent op het gedachtengoed dat ten grondslag ligt aan de bestuurlijke indeling van de liberaal Thorbecke....

J.H. MEESMAN

DE DEELNEMING aan de eigen creatie, Paars I, is D66 bij de verkiezingen voor de Tweede Kamer op een fors zetelverlies komen te staan. Om herhaling te voorkomen eist de partij nu dat in het nieuwe regeringsprogramma een paar specifieke D66-wensen worden vastgelegd. Eén daarvan is de gekozen burgemeester.

Het hoofdredactionele commentaar in de Volkskrant van 20 mei bestempelt, onder de kop 'Pepers pareltje', de bestaande situatie als 'regentesk en ondemocratisch', terwijl degenen die niet zo warm lopen voor die verandering 'conservatief, want tevreden met het bestaande bestel' worden genoemd. Maar misschien is behoudzucht niet het enige dat hen doet twijfelen.

Het is een goede regel dat je je, voordat je een muur gaat afbreken, even afvraagt waarom die muur ooit is opgetrokken. Een gekozen burgemeester is niet alleen maar, zoals hij wordt aangeprezen, een democratische vernieuwing (en waarom dan ook niet een gekozen commissaris van de koningin, premier en staatshoofd?).

Die nieuwe figuur zou ook een inbreuk zijn, niet alleen op de door Thorbecke ontworpen bestuurlijke indeling, maar ook op het gedachtengoed dat aan die indeling ten grondslag ligt.

In zijn proefschrift zoekt Thorbecke de verklaring voor de loop der geschiedenis niet in een beschikking van een hogere macht of in een onontkoombare wetmatigheid, maar in een wisselwerking tussen het geheel en de delen, tussen wat was en is.

Elk organisme is opgebouwd uit elementen, maar dat betekent niet dat dat organisme louter de som van die delen is. Neen, als geheel krijgt het ook iets eigens, iets dat die samenstellende delen niet hadden.

Zo is ook de mens deel van wat aan hem voorafging, maar tevens iets nieuws. Elk individu heeft iets eigens, dat hem onderscheidt van het verleden waaruit hij is voortgesproten en van andere mensen, die ieder op hun beurt ook weer iets eigens hebben. Dat samenkomen van wat was en van wat er telkens weer aan wordt toegevoegd, noemt hij het organische karakter van de geschiedenis.

Anders dan veel van zijn tijdgenoten begrijpt Thorbecke dat met de val van Napoleon en het herstel van de 'legitieme orde' door het Congres van Wenen, de Franse Revolutie niet echt tot het verleden behoort. Immers veel van wat die revolutie heeft losgemaakt, heeft een plaats gekregen in de hoofden en de harten van de mensen. De opstandige bewegingen van 1848 in veel landen van Europa zouden dit nog eens demonstreren.

Zo is de Franse revolutie de bodem geworden waarop een nieuw zaad ontkiemt, dat op zijn beurt de grond legt voor een nieuwe ontwikkeling. Uit het oude groeit het nieuwe, dat niet gelijk is aan het voorgaande, maar dat zich ontwikkelt volgens het beginsel dat dat nieuwe tijdvak zal beheersen. In 1848 is dat het beginsel van de volkssoevereiniteit.

'De beweegoorzaak van onze vormdriftigen tijd is, dat de geregeerden tevens de regeerders zijn', zal hij ergens schrijven. De nieuwe staatkunde nu zal aan dat beginsel recht moeten doen wedervaren, echter zo dat dat niet nog eens leidt tot de excessen van de Franse revolutie.

Voor Thorbecke geldt het woord van de Franse staatsman Guizot: 'Verscheidenheid zonder eenheid is verwarring. Eenheid zonder verscheidenheid is tirannie.' De burger moet het besef hebben dat hij meeregeert. Gebeurt dat niet, dan ondermijn je de kracht van de staat.

Aan de andere kant, 'wij wensen geen heerschappij der volksmeening van den dag; maar geloof in ééne vertegenwoordiging, die, zelfstandig orgaan van hetgeen de natie, als één persoon, gevoelt, denkt en wil, de regering met nationale kracht beziele. . .'. Geen ongebreidelde werking van de volkssoevereiniteit derhalve, maar een staatsbestel waarin de volkswil tot uitdrukking komt op een wijze die de potentiële destructieve kracht daarvan geen kans geeft.

De beteugeling van die kracht zoekt hij in een landsbestuur waarin wisselwerking het leidmotief is. De kiezer kiest zijn vertegenwoordiger, maar die beslist, zonder ruggespraak met degene die hem gekozen heeft, op grond van zijn eigen overtuiging, op wat hij voor waar en goed houdt. Daarom moet Thorbecke ook niets hebben van een referendum (de volksmening van de dag), die de onafhankelijke afweging en de zelfstandige beslissing van de volksvertegenwoordiging zou kunnen ondermijnen.

Diezelfde volksvertegenwoordiging kan echter niets alleen. Zij moet in het landsbestuur met de regering - dat is koning en ministers - samenwerken. Haar macht strekt zich echter alleen uit over de ministers, niet over de koning.

Diezelfde samenwerking beheerst ook de regering. Koning en ministers behoeven elkaars medewerking. De laatsten zijn op hun beurt weer aangewezen op de instemming van de Staten-Generaal.

Ter voorkoming van een ongeremde werking van de volkssoevereiniteit wordt het bestuur der lagere organen trapsgewijs geordend. De burger moet zo nauw mogelijk betrokken worden bij wat hem onmiddellijk aangaat. Bovendien moet niet alle macht gevestigd worden in alleen het hoogste staatsorgaan. Dat leidt tot volksdespotisme.

In gemeente en provincie komen de bestuurders voort uit de gekozenen (wethouder en gedeputeerde), maar - ook hier weer die wisselwerking van geheel en delen - die bestuurders zijn niet alleen. Zij moeten hun bevoegdheden delen met een door de kroon aangestelde voorzitter van het bestuurscollege, de burgemeester respectievelijk de commissaris van de koningin.

Zo is er op elk niveau die organische gebrokenheid, die wisselwerking tussen koning en ministers, regering en parlement, kiezer en Kamerlid en tussen de bestuurders van het lagere- en de vertegenwoordigers van het hogere orgaan.

Die typisch Nederlands benadering van hoor en wederhoor, van geven en nemen, waarin de macht nergens een exclusief karakter krijgt, en waarin ook de plicht tot samenwerking zit ingebakken, heeft ons goed gediend.

Er zijn een heleboel manieren waarop je het landsbestuur kan organiseren. Een blik over de grenzen biedt hiervan vele voorbeelden. En natuurlijk kan je je afvragen of na 150 jaar de tijd voor verandering niet gekomen is. Maar moet het bestaande nu op de helling vanwege zijn 'regenteske en ondemocratische karakter'?

J.H. Meesman is oud-ambassadeur.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden