CULTUUR MET GROEISTUIPEN

Terwijl Almere de subsidie aan museum De Paviljoens halveert, investeert de stad wel miljoenen euro’s in nieuwe kunsttempels. ‘Wat hier nu nog veel te ruim bemeten lijkt, kan over tien jaar te klein zijn.’ Door Joost Ramaer..

Joost Ramaer

Het gesprek met Henk Smeeman, de VVD-wethouder van Cultuur in Almere, is een half uur onderweg als de naam valt van het museum voor moderne kunst, dat door zijn toedoen negatief in de publiciteit kwam. Zijn van nature al norse kop schiet in de onweerstand. ‘Ik word Gallisch van die Paviljoens’, bromt hij.

Tot dat moment schetste Smeeman (61) in sobere lijnen de grote sprong voorwaarts die van de jonge poldergemeente in een klap een cultuurstad moet maken. Het gaat om een bouwprogramma dat de komende twee jaar zal worden voltooid in en rond het nieuwe stadshart waarvoor Rem Koolhaas het masterplan maakte. Megabioscoop Utopolis (2247 stoelen) is al enige tijd in functie. Eind deze maand gaat het nieuwe gebouw van architectuurcentrum Casla open, op een kade aan de westelijke waterkant van het stadshart. De bouwkosten komen voor de helft ‘uit de markt’.

Het pronkstuk komt aan de kop van het stadshart te staan. Daar leggen bouwvakkers de laatste hand – de feestelijke opening vindt plaats in februari – aan een lage, platte doos met nog drie dozen op het dak, deels op het land en deels op palen in het Weerwater, het grote binnenmeer in het hart van Almere. In het gebouw, ontworpen door het Japanse architectenbureau SANAA, komen de nieuwe schouwburg met drie zalen en de Kunstlinie, centrum voor kunstzinnige vorming. Begrote bouwkosten: 72 miljoen euro, gelijk verdeeld over beide faciliteiten. ‘De Kunstlinie wordt het duurste ckv-gebouw van Nederland’, zegt Smeeman met een grijnsje, half trots, half verontschuldigend. Wat verder naar het noorden zal een jaar later de nieuwe bibliotheek zijn deuren openen, een gebouw van 38 miljoen euro.

Het is een ronduit imposante operatie voor een stad met ruim 180 duizend inwoners. En de gemeente heeft het gehele programma ook nog eens realistisch begroot, zegt Smeeman. Inclusief de jaarlijkse exploitatiekosten van de schouwburg (2,5 miljoen euro), de Kunstlinie (2 miljoen euro) en van Casla (175 duizend euro). De bouw van schouwburg en Kunstlinie bleef zelfs 2,6 miljoen euro beneden budget, waarvan één miljoen weer naar de nieuwe bibliotheek gaat.

Maar alle publicitaire aandacht gaat, onvermijdelijk, naar Smeemans plan om de jaarlijkse gemeentesubsidie aan De Paviljoens vanaf 2009 met drie ton bijna te halveren en het museum te verhuizen uit zijn huidige onderkomen, een reeks ranke gebouwtjes op palen die ooit op de Documenta in Kassel stonden. De Paviljoens, de enige kunstinstelling in Almere die een internationale reputatie vestigde met zijn programmering. De Paviljoens, bekend om zijn spraakmakende tentoonstellingen van hedendaagse kunst die optimaal gebruik maken van de bijzondere architectuur van de gebouwtjes, en om zijn vindingrijke en vernieuwende educatieve programma’s die van die exposities zijn afgeleid.

De korting en de verhuizing, die door de Almeerse gemeenteraad al zijn goedgekeurd, bedreigen ook andere subsidies en daarmee het voortbestaan van het museum. Boze fans beschuldigen de Almeerse stadsbestuurders op de website van De Paviljoens van ‘kapitaalvernietiging’ en ‘een schokkend gebrek aan visie’. Smeeman zou een kunsthater zijn. Onzin, zegt hij. ‘Ik heb toevallig een bloedhekel aan ballet, maar daarom draai ik de dans in Almere nog niet de nek om. Zo werkt het toch niet.’ Volgens hem trekken de exposities niet meer dan een paar duizend bezoekers per jaar. Afgezet tegen de kosten van de exploitatie en de huisvesting – ‘Wij investeren tonnen om die bruikbaar te houden’ – vindt hij dat te mager. Wat hij ziet als de kern van het museum, wil hij bovendien juist behouden. ‘De educatieve activiteiten zijn inderdaad een groot succes, daarmee willen we graag doorgaan.’ Als bestuurder moet hij gewoon kiezen. ‘En dan geef ik prioriteit aan podiumkunst en architectuur.’

De keuzes die Henk Smeeman maakt, zijn te verklaren vanuit de historie van Almere – beter gezegd: het gebrek daaraan. Op 30 november bestond Almere officieel dertig jaar. Sinds 1976 klotst de jonge poldergemeente heftig heen en weer tussen pioniersgeest en behoudzucht, tussen begeesterde avonturen en banale begrotingsproblemen. ‘Een stad heeft minstens zeventig jaar nodig om iets van een ziel te ontwikkelen’, denkt Arie Willem Bijl, Smeemans PvdA-voorganger als wethouder van Cultuur. Een bloeiend kunstleven ontstaat niet op een tekentafel, met tientallen miljoenen euro’s en gerenommeerde architecten, maar alleen in een stad met een eigen identiteit, die de inwoners een gevoel van onderlinge verbondenheid geeft.

En Almere ís niet eens een stad. Het is een losse verzameling van wijken, slechts verbonden door spoorlijn, ringwegen en busbanen, ontworpen op een snelle groei – over een jaar of tien wonen er volgens planning 400 duizend mensen, meer dan twee keer zoveel als nu.

Niet alleen de wijken zijn eilandjes, de bewoners zijn dat feitelijk ook. De stad trekt steeds weer andere bevolkingsgroepen. De eerste Almeerders waren klassieke arbeidersgezinnen uit de oude binnenstad van Amsterdam. De huidige generatie is gemiddeld jonger, vaker afkomstig uit immigrantenfamilies, net ouder geworden, opgeleid op MBO-niveau, geen grootverdiener maar wel in het trotse bezit van een (eerste) eigen woning.

Slechts een eigenschap hebben ze tot dusver gemeen: zij kwamen hoofdzakelijk naar de stad om er te wonen. Werken en uitgaan doen zij overwegend elders – in Amsterdam, het Gooi en in Utrecht. ‘Wat wij hier nog nauwelijks hebben’, zegt Frits Huis, Almeerder van het eerste uur en mede-oprichter en politiek leider van Leefbaar Almere, ‘is het soort mensen bij wie kunst en cultuur goed gedijen: trendvolgers, hoog opgeleid, breed geïnteresseerd, altijd op zoek naar iets nieuws.’

Afgezien van De Paviljoens, opgericht in 1994 dankzij dezelfde PvdA die het museum nu in gevaar brengt, bestaan de meeste kunstinstellingen in Almere daarom nog maar kort en leiden zij een moeizaam bestaan. Zelfs in Almere-Haven, toch de oudste wijk, vormgegeven als een knus retro-grachtengordeltje – een gebaar naar die emigranten uit Amsterdam. Haven heeft sinds vijf jaar Cultureel Centrum Corrosia, genoemd naar de verweerde stalen platen waarmee het gebouw is bekleed. Er is een kleine expositieruimte en een theatertje, De Roestbak; de rest dient als kantoor van een woningbouwcorporatie. ‘Er wonen in deze wijk twintigduizend mensen’, zegt Ruud Backx, de directeur van Corrosia. ‘Van hen komt 1 procent ofwel zo’n tweehonderd man regelmatig naar onze activiteiten.’

Backx bepleitte een verhuizing naar Almere-Stad ten behoeve van ‘een krachtenbundeling’ in de kunsten, dichterbij De Paviljoens, dichterbij het oude en het nieuwe theater en het oude en nieuwe CKV-gebouw. Maar de inwoners van Haven protesteerden en de gemeente gaf hen hun zin. Terwijl het stadsbestuur De Paviljoens wil korten met drie ton per jaar, probeert het De Roestbak nu open te houden met negentig mille subsidie per jaar. Volgens Backx is meer dan het dubbele nodig. ‘Ooit zal het goedkomen met Corrosia’, zegt hij. ‘Maar dat maak ik niet meer mee.’

Dat de kunsten in Almere een zielloos bestaan leidden, zag Almere zelf eind jaren negentig ook wel onder ogen. Toenmalig wethouder Arie Willem Bijl probeerde het culturele leven te stimuleren door de benoeming van een ‘kunstintendant’ (voormalig actrice en directeur van de Amsterdamse Stadsschouwburg Cox Habbema) en zelfs van een heuse freelance ‘stadsfilosoof’ (Barry van ’t Padje, woonachtig in Hoorn en werkzaam bij de gemeente Amsterdam). Zij leidden debatten, schreven nota’s en probeerden beslissers en burgers in Almere tot elkaar te brengen. De resultaten blijven nogal vaag. ‘Gewoon’, zegt Habbema luchtig, alweer enige jaren intendant-af, ‘ik praatte met mensen, en die deden dan het werk.’ Van ’t Padje, nog steeds in functie, ‘benoemde de filosofische kwesties waarvoor deze stad zich gesteld ziet’. Betrokkenen uit het Almeerse bestuurs- en kunstlandschap zijn vol lof voor hun bijdragen: ‘Hartstikke goed gedaan.’

Daarmee stroomt het publiek nog niet naar de kunsttempels van Almere. Net als veel winkels in het nieuwe stadshart trekt ook megabioscoop Utopolis te weinig bezoekers. De nieuwe schouwburg telt bijna twee keer zoveel stoelen als de oude, die waarschijnlijk wordt omgebouwd tot winkelcentrum. Waarom zouden die wél vol komen? Goeie vraag, zegt Bijl. Almere heeft volgens hem echter geen keus. ‘Deze stad groeit met enorme schokken. Politiek geeft dat altijd problemen. Maar wat hier nu nog veel te ruim bemeten lijkt, kan over tien jaar te klein zijn.’

En er is hoop op verbetering. Minstens twee instellingen hebben de afgelopen jaren bewezen dat Almeerders wel degelijk zijn te verleiden tot kunstbezoek in eigen stad. Een daarvan is, ironisch genoeg, De Paviljoens. ‘Acht jaar geleden trokken wij achtduizend bezoekers per jaar’, zegt Martine Spanjers, de vervangster van directeur Macha Roesink die met zwangerschapsverlof is. ‘Nu zijn het er veertienduizend.’ De helft daarvan zijn schoolkinderen uit Almere en omstreken, voor wie het museum een reeks educatieve programma’s bedacht, afgeleid van de tentoonstellingen. Zo hing het de muren vol met schilderijen, liet de scholieren hun voorkeuren uitspreken en beargumenteren. Ook mochten zij duizenden bouillonblokjes verpakken in gedichten – een project van kunstenaar Job Koelewijn. Spanjers: ‘Dankzij de opgewonden verhalen die de kinderen thuis vertellen, komen ook steeds meer ouders bij ons een kijkje nemen.’

Toneelgezelschap Suburbia ontdekte een andere route: als de Almeerder niet naar de kunstenaar komt, komt de kunstenaar naar hem. Afgelopen zomer maakte Suburbia Fanny & Marius, een voorstelling van vier uur met twee pauzes waarin maaltijden werden geserveerd. Locatie: het overdekte terras met inklapbare tribune van het restaurant op het ‘stadslandgoed’ De Kemphaan in het Waterlandse Bos, een populair recreatie-oord in Almere. Het publiek was redelijk talrijk, overwegend Almeers en overwegend enthousiast. ‘Wij proberen intelligent volkstheater te maken’, zegt artistiek leider Albert Lubbers. ‘Stukken waar het publiek onvoorbereid naartoe kan en toch van kan genieten.’ Het is nog zoeken naar de juiste balans tussen de wensen van de makers en van de toeschouwers, maar Lubbers begint langzamerhand te geloven in zijn project.

Het lot van De Paviljoens bewijst wel hoe kwetsbaar zo’n ontwikkeling blijft. Typisch Almere, vindt Leefbaar-leider Frits Huis. ‘Is een nieuw boompje zó’n stukje opgekomen, en wat doen ze dan hier? Gauw omkappen!’ Huis maakte in 2002 een radicale ommezwaai. Zijn partij won toen de verkiezinge. Opheffen dat museum, eiste het programma destijds. Maar daar is Huis snel van terug gekomen. Zijn partij opponeerde de afgelopen weken fel tegen Smeemans subsidiekorting. Spraakmakende tentoonstellingen, baanbrekende kunsteducatieprogramma’s voor kinderen: ‘De Paviljoens doen het hartstikke goed’, weet Huis inmiddels. ‘Dat vínd ik niet alleen, dat is ook toetsbaar.’ In de raad beet hij zijn PvdA-collega’s toe: ‘Bij ons is sprake van voortschrijdend inzicht, bij jullie van terugschrijdend inzicht.’

Toch is er hoop voor De Paviljoens, meent Huis. De PvdA heeft voor de subsidiekorting gestemd, maar de raadsleden zijn onderling sterk verdeeld. In dat vuurtje gaan de Leefbaren de komende maanden lekker stoken, voorspelt Huis. ‘Draaien we die subsidiekorting ergens in 2007 mooi weer terug.’

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden