Cultuur is meer dan literatuur
Minder literatuurgeschiedenis in het vak Nederlands in de bovenbouw van het VWO lijkt een slechte zaak. Scholiere Mirjam Braaksma vindt de opwinding daarover overdreven....
ER wordt veel gediscussieerd over het voortgezet onderwijs van de tweede fase. Veel leraren, professoren en andere serieuze volwassenen zijn bang dat het vak Nederlands veel te lijden krijgt van de nieuwe vorm van onderwijs.
Uit het artikel van Aleid Truijens (Forum, 25 februari), blijkt dat veel volwassenen bang zijn dat het korten op de literatuurgeschiedenis in het VWO ernstige gevolgen zal hebben. Volgens haar zouden leerlingen zonder dit vak niet in staat zijn een beeld te vormen van hun cultuur. Ze zouden alleen nog maar babbelen over leuke boekjes en later spijt hebben dat ze met een koffertje armoedige bagage van school zijn gestuurd.
Dit lijkt me ietwat radicaal uitgedrukt. De literatuur is niet het enige vak wat ons iets leert over onze cultuur. Ik doel op geschiedenis en kunstgeschiedenis. Bovendien wordt ook bij de vreemde talen literatuurgeschiedenis gegeven. Dat vertelt weinig over onze eigen cultuur, maar het geeft ons wel informatie over invloeden daarop. Bij geschiedenis leer je veel over de maatschappelijke en politieke situatie waarin bepaalde stromingen van de kunst en literatuur ontstaan. Tevens leren we over sociale aspecten van een bepaalde periode. Denk aan de heersende normen en waarden en hoe die gevormd worden.
Kunstgeschiedenis wordt waarschijnlijk niet op alle middelbare scholen zo uitgebreid gegeven als bij ons. Wij hebben de kunst en al zijn stromingen tot de Jugendstil (dus eind vorige eeuw) behandeld. De twintigste eeuw behandelen we nu rondom het examenthema (kleur in de beeldende kunst). Eerlijk gezegd is dit het eerste jaar dat de kunstgeschiedenis voor mij echt interessant is. Hoe dat komt? Dit jaar moeten we zelf met de stof aan de slag. Je hoeft niet meer braaf en half slapend de meester aan te horen. Je moet zelf de stof bestuderen, je kunt eindelijk laten zien wat je zelf met de stof kan. Natuurlijk worden je vaardigheden beloond met een cijfer. Je moet een theoretisch onderzoek doen naar een zelf gekozen verschijnsel uit de beeldende kunst. Dit verschijnsel moet in meerdere stromingen worden bestudeerd. Daarnaast moet je een excursieverslag maken over een persoonlijke keuze uit de aangeboden musea. Beide worden schriftelijk en mondeling getoetst.
Dit is een voorbeeld van zelfstandig werken, waarbij er plaats is voor persoonlijke inbreng. De algemene kennis van leerlingen is misschien iets minder geworden. Daarvoor komt in de plaats dat alle leerlingen hun favoriete stromingen tot in de details kennen. Bovendien blijft deze kennis beter hangen omdat je het onderwerp interessant vindt.
Deze zelfstandige manier van werken, die bij alle vakken steeds meer gevraagd wordt, heeft reeds het vak Nederlands bereikt. Het is waar dat de leraar ons niet vertelt hoe de Nederlandse literatuur in elkaar zit. We weten niet welke schrijver in welke stroming thuishoort en wat de kenmerken van de verschillende stromingen zijn.
Wel hebben we vanuit andere vakken informatie over de verschillende periodes. We weten wanneer een bepaald boek geschreven is, wat we zelfstandig aan de maatschappelijke, politieke en sociale situatie van die tijd kunnen koppelen. Omdat niet alles voorgekauwd wordt, gaan we zelf verbanden zoeken met de buitenlandse literatuur en de kunst. We hebben de bagage om interessante vragen te stellen die verder gaan dan: 'Waarom doet de hoofdpersoon Rex zus of zo?'
Er is geen enkel boek dat wij verplicht op onze lijst moeten hebben. Dat betekent niet dat het niveau van onze lijst laag is. Laatst werd door onze mentor gevraagd wat we op dat moment aan het lezen waren. Er vielen titels als; De kleine Johannes, Ilias, Mei, De roman van Lancelot en verschillende verhalen uit de Bijbel.
Veel wijze volwassenen denken dat de vragen die in het hoofd van een 15-jarige opkomen, het niveau van de literatuurlessen danig omlaag zullen halen. Ik denk dat de producten van Van Dixhoorn, waar ik er één van ben, het tegengestelde bewijzen. Op 15-jarige leeftijd worden we nog uitgebreid begeleid bij het vragen stellen, zodat we op 18-jarige leeftijd het oude niveau van lesgeven, met onze vragen, kunnen overschrijden. Laat die wijze volwassenen eerst eens echt luisteren naar onze vragen, voordat ze een oordeel geven over ons niveau.
Mirjam Braaksma is leerlinge aan het VWO van de Bergense Scholengemeenschap