Chirac heeft nog méér te vertellen
WIE VANDAAG het woord Europa hoort vallen, krijgt meteen associaties met biefstuk en - als de Europeaan in kwestie een Nederlander is - drugs....
Die IGC is door nevelen omgeven. Ze zal bij geruchte één tot anderhalf jaar duren en moeten uitmonden in een bijgesteld, tweede verdrag van Maastricht (waarschijnlijk plechtig te ondertekenen in Amsterdam). Er zal worden gepraat over van alles en nog wat, maar wat stelt dat verenigde Europa nog voor? De Fransen ondernemen een kruistocht tegen Nederland en een van de oudste hoekstenen van de gemeenschap, het agrarisch beleid, is door toedoen van gekke Britse koeien aan de rand van de afgrond beland.
Tot zover de beeldvorming bij onze modale Nederlandse Europeaan. Die vervolgens waarschijnlijk meteen weer van zichzelf schrikt, want zoveel euroscepsis is not done. Dat hóórt niet. Europa moet, net als melk (als die niet Brits is). Nederland is al vanaf de oprichting van de EEG in 1958 vóór een supranationaal, federaal Europa en dat dient zo te blijven.
Maar misschien is de o zo vertrouwde tegenstelling tussen pro- en anti-Europeanen wel door de feiten achterhaald. Misschien kan het geen kwaad om unverfroren het Nederlands belang als uitgangspunt te nemen en komen we dan toch weer midden in Europa uit. Misschien is het aan de vooravond van een nieuw millennium (groot woord) een goed idee om de ideologische loopgraven eindelijk te verlaten en het concept van Europese samenwerking en integratie opnieuw te overdenken. Onbevooroordeeld en realistisch.
Wie daartoe een poging zou willen wagen, mag rekenen op hulp uit onverwachte hoek. Van het twee pagina's tellende artikel dat Jacques Chirac bijdroeg aan Libération van afgelopen maandag zijn welgeteld twaalf regels gewijd aan de drugsproblematiek. Die voor Nederland onaangename, zelfs vernederende passage, vormt niet de kern van Chiracs interessante betoog. Het is trouwens verfrissend dat een regeringsleider zijn denkbeelden over Europa publiceert in een kleine, niet regeringsgezinde, maar wel gezaghebbende krant.
Welke agenda voor Turijn schetst Chirac? Om te beginnen pleit hij - buitengewoon Frans - voor 'een groot Europees politiek project'. De tijd daarvoor is rijp, omdat 'iedereen nu ziet en erkent dat de Europese Unie een geheel eigen constructie is, die niet berust op een federaal model, maar evenmin beperkt blijft tot een simpele vrijhandelszone'. De Europese samenwerking, betoogt Chirac verder, moet worden verdiept om uitbreiding met nieuwe leden mogelijk te maken, maar de soevereiniteit van de lidstaten dient te worden gerespecteerd.
Hij omschrijft ook nog eens het waarom van het verenigd Europa: 'Mijn ambitie is dat de Unie in de wereld van de 21ste eeuw, net als de VS, een actieve, invloedrijke rol kan spelen.' Zonder omwegen erkent Chirac dat de Europese gedachte op dit ogenblik niet erg in trek is. 'De volkeren hebben het gevoel dat Europa voorbij gaat aan hun dagelijkse zorgen en besognes (...), dat er slechts dwang van uitgaat en niets hoopgevends.'
Als remedie hiertegen pleit de Franse neo-gaullist nadrukkelijk voor het invullen van het sociale gezicht van Europa, het ontwikkelen van een werkgelegenheidsbeleid.
Op dit laatste punt komt het betoog in Libération overeen met 'ons' Benelux-memorandum, al blijven in beide gevallen de details nog vaag. Voor het overige valt een vergelijking niet onverdeeld in het voordeel van de Benelux uit. Want net als hun grote tegenvoeter Major willen ook Den Haag, Brussel en Luxemburg absoluut niet inzien of erkennen dat de EU, wil het ooit iets met die Unie worden, is voorbestemd om het midden te houden tussen een federatie en een vrijhandelszone. Onverdroten blijft de Benelux hameren op het aambeeld van méér federalisme: de bevoegdheden van het Europese Parlement en de Europese Commissie moeten worden uitgebreid.
Maar dat is een utopie, een luchtspiegeling, een sprookje waarin al lang niemand meer gelooft. In groteske tegenstelling tot die federale geloofsbelijdenis houdt de Benelux eraan vast dat iedere lidstaat een eigen Euro-commissaris levert. Die Commissie zal slagvaardig zijn, met straks twintig of meer leden... Maar ja, de Benelux-landen zijn klein en willen toch volwaardig meedoen.
Dat is legitiem, maar het geeft aan hoe zwaar ook in Den Haag en omstreken nationale uitgangspunten wegen. Jacques Chirac heeft gelijk: het Europa van de toekomst wordt geen tweede VS of vergrote Bondsrepubliek. Het zal een Europe des patries zijn, in hoofdzaak gebaseerd op intergouvernementele samenwerking, waarbij sommige landen op bepaalde terreinen méér samen doen (EMU, Schengen, binnenkort misschien ook militaire crisisbeheersing).
Ook dat Europa, waarbinnen een zekere dominantie door de groteren niet te vermijden is, blijft de moeite waard, als aan een paar voorwaarden voldaan kan worden. Het sociale gezicht moet meer worden dan een verplicht retorisch nummer. Vijandbeelden (anti-Duits, anti-Brits, anti-Frans, anti-Nederlands) zijn uit den boze.
Er valt veel te zeggen voor het idee de diversiteit en het democratisch gehalte in Europa te waarborgen door het respecteren van de soevereine wil van de leden. Géén land mag, al wordt besluitvorming bij meerderheid regel, onder zware druk worden gezet in zaken die het zelf essentieel acht.
Ook dat schrijft Chirac, maar op dit punt is hij inconsequent en doet hij zijn eigen Europese visie geweld aan. Want die twaalf regeltjes, waarin impliciet wordt voorgesteld Nederland op het gebied van de drugs onder curatele te stellen, staan daar haaks op.
Anet Bleich