Centen en stuivers voor de VU
Met Flipje van Tiel, Piet Pelle en Arretje Nof zou het VU-busje weleens een van de grootste marketingsuccessen van de twintigste eeuw kunnen zijn....
Menigeen die ouder is dan 40 en 'VU' hoort, ziet meteen het groene busje met de beeltenis van Abraham Kuyper voor zich. Met dat busje wordt ook direct het symbolische verband gelegd met een universiteit die, in 1880 gesticht door dezelfde Kuyper, slechts kon uitgroeien tot een alom gerespecteerde instelling voor wetenschappelijk onderwijs dankzij de spaarzin en de offervaardigheid der 'kleine luyden'.
De VU, zo wil de publieke opinie nog steeds, is grootgebracht met de centen en stuivers van het gereformeerde volk, dat 'zijn' universiteit beschouwde als kaderopleiding bij uitstek, waardoor de emancipatie van het eigen volksdeel naderbij zou worden gebracht. Dat zo'n hardnekkig imago op den duur ook nadelig kan uitpakken voor een moderne universiteit die tamelijk normaal wil zijn en inmiddels volledig van overheidswege wordt gefinancierd, ondervindt de VU nog bijna dagelijks.
En dan te bedenken dat het VU-busje pas in 1932 zijn entree maakte. De beeldvorming rond de VU en het busje blijkt danig vertekend. De opbrengsten uit het busje, bijeengebracht door gereformeerde vrouwen, vormden namelijk steeds een extraatje. De VU bleef primair op de been met behulp van contributies, betaald door de leden (toen nog uitsluitend mannen) van de Vereniging voor Wetenschappelijk Onderwijs op Gereformeerde Grondslag, die de instelling destijds ook had opgericht.
Over dit merkwaardig fenomeen van vrouwen die door middel van spaarzaam huishouden geld vrijmaken voor wat destijds gold als een bolwerk van louter mannenbroeders, verscheen het boekje Helpende handen - VU-plan 1937 en Vrouwen VU-Hulp in de jaren 1932-1997 (Meinema; ¿ 25,-), geschreven door de historicus Jan de Bruijn.
Het boekje vertelt de geschiedenis van Vrouwen VU-Hulp, de organisatie achter het beroemde busje. Dit ook wel tot VVH afgekorte verband bestond uit een fijnmazig, landelijk gespreid netwerk van zogeheten 'spaarsters', die zich over zo'n busje ontfermden en bereid waren er wekelijks gemiddeld een dubbeltje in te storten. Meermalen per jaar kwam een vertegenwoordigster van het plaatselijke comité langs om het busje te legen.
Dat systeem heeft het, mede dankzij de overweldigende resultaten, tot ver na de oorlog uitgehouden. Dit succes is zeker ook te danken aan het feit dat er duidelijke 'spaardoelen' werden gesteld. Het geld belandde niet in de grote pot waaruit de gehele universiteit moest putten. Een voorbeeld van zo'n spaardoel was de uitbreiding van de VU met een medische faculteit en een academisch ziekenhuis, gekozen omdat juist de medische zorg de vroegere huisvrouw na aan het hart lag.
Hoe inspirerend een motto als 'Wij vrouwen helpen nu, straks helpen d' artsen U' was, mag blijken uit het feit dat al in 1956, slechts zeven jaar na de lancering van deze slagzin, aan de Amstelveenseweg in Amsterdam-Buitenveldert de eerste paal voor het VU-ziekenhuis kon worden geslagen.
Al die vrouwen met hun busjes hebben tussen 1932 en 1998, en omgerekend naar de huidige waarde van het geld, in totaal 58 miljoen gulden bijeen gespaard. Sinds minister Veringa van Onderwijs in 1970 de rijksbijdrage aan de VU opschroefde tot de volle honderd procent, zijn deze giften niet meer nodig voor het instandhouden van universiteit en ziekenhuis. Ze gaan nu naar speciale doelen zoals de herinrichting van een kinderpoli of de realisatie van een Alzheimer-centrum.
Het busje maakte in 1991 plaats voor de prozaïscher jaarlijkse acceptgirokaart. Die maatregel richtte een slachting aan onder het spaarsterslegioen. Hoe beeldbepalend het busje echter ook mag zijn geweest, het zou onjuist zijn het feit dat VVH inmiddels op sterven na dood is, alleen op het conto van deze ongelukkige ingreep te schrijven. Daaraan zijn onder meer ook de veranderingen binnen de gereformeerde gezindte, de ingrijpend gewijzigde visie op de specifieke rol en positie van de vrouw, de ontwikkeling van de VU tot een zichzelf 'gewoon bijzonder' noemende universiteit, en niet in de laatste plaats ook ontzuiling en secularisatie debet geweest. Maar een sterk geslonken en vergrijsd legertje spaarsters brengt ieder jaar nog steeds gemiddeld drie ton op.